8. Zzp’er

31 januari 2025

8.1    Huidige wetgeving en jurisprudentie arbeidsrelatie


Voor een werkgever, ofwel opdrachtgever, is het van belang om na te gaan of er wel sprake is van echte zelfstandigheid of dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Een zzp’er die achteraf toch werknemer blijkt te zijn, kan voor de opdrachtgever namelijk flink in de papieren lopen.

 

Werknemer ingevolge de wet
Om van een werknemer te kunnen spreken, moet ingevolge de wet (artikel 7:610 BW):

- er sprake zijn van de bevoegdheid van de werkgever om aanwijzingen en instructies te geven (gezagsverhouding);

- de arbeid persoonlijk worden verricht;

- de werkgever als tegenprestatie loon betalen. 

 

Rechtspraak: Deliveroo

In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad verduidelijkt dat de rechter voor de gezagsverhouding ook mag kijken of het werk dat wordt verricht ‘organisatorisch is ingebed’ in de organisatie en daarmee behoort tot de normale bedrijfsarbeid van de onderneming van de werkgever. Dat betreft echter maar een van de in aanmerking te nemen omstandigheden. Er moet holistisch worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval. Van belang kunnen onder meer zijn:

- de aard en duur van de werkzaamheden;

- de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;

- de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;

- het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;

- de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen;

- de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;

- de hoogte van deze beloningen;

- de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt.

 

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt (of kan gedragen). Denk hierbij aan bijvoorbeeld het verwerven van een reputatie, acquisitie, fiscale behandeling, het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

 

8.2    Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden


In het najaar van 2023 is er een internetconsultatie geweest van het wetsvoorstel ‘Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’. Deze wet beoogt de schijnzelfstandigheid op te lossen. Schijnzelfstandigheid ontstaat met name vanwege onduidelijkheid over de invulling van het gezagscriterium. Het wetsvoorstel streeft naar een verduidelijking van dit gezagscriterium in artikel 7:610 BW.

 

Conceptwetsvoorstel: abc-toets
Volgens het conceptwetsvoorstel was sprake van gezag wanneer (abc-toets):

a.   de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever;

b.   de arbeid of de werknemer organisatorisch is ingebed in de organisatie van de werkgever;

c.    de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht.

 

Aanpassing: wzop-toets
Eind juni 2024 is het wetsvoorstel in aangepaste vorm voor advies naar de Raad van State gezonden. De abc-toets is vervangen door de wzop-toets:

- w: indicatoren werknemer (hoofdelement)

- z: indicatoren zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (contra-element)

- op: ondernemerschap buiten de arbeidsrelatie (bij twijfel: doorslaggevend)

 

Werd in het conceptwetsvoorstel van oktober 2023 nog onderscheid gemaakt tussen indicator a (werkinhoudelijke aansturing) en indicator b (organisatorische inbedding), het aangepaste voorstel spreekt alleen nog van indicator w (werknemer).

 

Werknemer
Om te kunnen spreken van een werknemer kan gekeken worden naar de volgende indicatoren:

- bevoegdheid werkgevende om aanwijzingen te geven;

- mogelijkheid tot controle en ingrijpen van werkgevende;

- werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie;

- werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie;

- werkzaamheden worden zij aan zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.

 

Opvallend is dat de indicator ‘de werkzaamheden behoren tot de kernactiviteit van de organisatie’ in het nieuwe toetsingskader niet meer zelfstandig terugkomt.

 

Zelfstandige
Indicatoren die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie:

- financiële risico’s en resultaten liggen bij de werkende;

- werkende is zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen;

- werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden die in de organisatie niet structureel aanwezig is of zijn;

- werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten;

- er is sprake van een korte duur van de opdracht of van een beperkt aantal uren per week.

 

Ondernemerschap
Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de persoon (algeheel ondernemerschap) van de werkende voor soortgelijke werkzaamheden:

- de werkende heeft meerdere opdrachtgevers per jaar;

- werkende besteedt tijd en/of geld aan het verwerven van een reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers;

- werkende heeft bedrijfsinvesteringen van enige omvang;

- werkende gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer: is ingeschreven bij KvK, is btw-ondernemer en/of heeft recht op fiscale voordelen van het ondernemerschap.


Let op:
De op uit de wzop-toets  (ondernemerschap) is alleen van belang als niet duidelijk is of iemand als werknemer of als zelfstandige moet worden aangemerkt.

 

Rechtsvermoeden

In het wetsvoorstel is ook opgenomen dat op basis van een bepaald uurloon vastgesteld kan worden dat er wel of geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Wanneer een werkende minder dan € 33 – bedrag wordt periodiek geïndexeerd – verdient, is het vermoeden dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het rechtsvermoeden kan worden ingeroepen door de werkende (of diens vertegenwoordiger). Het gaat hierbij om een weerlegbaar rechtsvermoeden. Dit betekent dat er niet automatisch een arbeidsovereenkomst ontstaat, maar de werkende kan zich in geval van een tarief onder de norm wel op het rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst beroepen en gemakkelijker een arbeidsovereenkomst opeisen (bij de eigen werkgever en desnoods via de civiele rechter). Het is dan aan de werkgever om dat rechtsvermoeden te ontkrachten.

 

Advies Raad van State
De Raad van State heeft op 11 november 2024 advies uitgebracht. De Raad van State oordeelt dat het wetsvoorstel de arbeidsmarkt niet fundamenteel hervormt, maar met name het al geldende recht omzet in wetgeving. De Raad van State oordeelt dat het wetsvoorstel tekortschiet om de knelpunten op te lossen.

 

8.3    Handhaving schijnzelfstandigheid vanaf 2025

 

Het vermoeden bestaat dat in te veel gevallen de inzet van zzp’ers niet in lijn is met wet- en regelgeving en dat sprake is van schijnzelfstandigheid. De beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst (werknemer) of een overeenkomst van opdracht (zzp’er) ligt in beginsel bij de opdrachtgever en de werkende. In de praktijk is dit een lastige beoordeling.

 

Handhavingsmoratorium in 2024

In 2024 gold nog een handhavingsmoratorium. Dit betekende dat de Belastingdienst in 2024 bij constatering van een dienstbetrekking alleen correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en eventueel boetes oplegde bij kwaadwillendheid. In alle andere gevallen gaf de Belastingdienst alleen een aanwijzing, die de werkgever moest opvolgen.

 

Handhaving vanaf 2025

Met ingang van 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium arbeidsrelaties volledig opgeheven. Dit betekent dat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 bij een onjuiste kwalificatie van een arbeidsrelatie weer volledig gaat handhaven..

 

De Belastingdienst zal echter in 2025 in principe starten met een bedrijfsbezoek waarbij met de opdrachtgever een gesprek gevoerd wordt over de inhuur van zelfstandigen en extern personeel. Waar nodig wordt de opdrachtgever gewezen op aandacht voor de kwalificatie van de arbeidsrelaties en mogelijke risico’s op schijnzelfstandigheid. Op die manier wordt de opdrachtgever gewaarschuwd. De Belastingdienst kan overigens (alsnog) ook voor een boekenonderzoek kiezen, bijvoorbeeld als de inschatting is dat er grote risico’s zijn of als de opdrachtgever werkt of blijft werken met schijnzelfstandigen.

 

De Belastingdienst kan bij zo’n boekenonderzoek in alle gevallen weer correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen. De Belastingdienst kan daarbij alleen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025 corrigeren, tenzij sprake is van kwaadwillendheid.

 

Over het kalenderjaar 2025 zullen aan werkgevers en werkenden nog geen verzuim- en vergrijpboetes opgelegd worden als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid. Er is derhalve sprake van een zachte landing. Er geldt een overgangsperiode van een jaar, waarbij de Belastingdienst met name bekijkt of organisaties serieus werk hebben gemaakt van het tegengaan van schijnzelfstandigheid.

 

De Belastingdienst heeft een toelichting uitgebracht waarbij wordt aangegeven hoe de beoordeling van de arbeidsrelatie zal plaatsvinden. Het Handhavingsplan arbeidsrelaties 2025 beschrijft de wijze waarop de Belastingdienst in 2025 gaat handhaven.

 

Let op:
De Belastingdienst keurt vanaf 6 september 2024 geen nieuwe modelovereenkomsten meer goed. Alle lopende goedgekeurde modelovereenkomsten zijn wel automatisch tot eind 2029 verlengd. De Belastingdienst kan een modelovereenkomst echter intrekken als deze niet meer voldoet aan wet- en regelgeving en jurisprudentie of als blijkt dat niet volgens de voorwaarden van de modelovereenkomst gewerkt wordt of kan worden.

 

Vooroverleg

De Belastingdienst heeft het formulier Verzoek vooroverleg beoordeling arbeidsrelatie gepubliceerd. U kunt dit formulier gebruiken als u wilt dat de Belastingdienst een arbeidsrelatie beoordeelt. Gebruik daarbij ook de Checklist vooroverleg beoordeling arbeidsrelatie. In deze checklist vindt u welke informatie u minimaal moet vermelden in uw verzoek.

 

Risico opdrachtgever/werkgever
Als achteraf bij een herkwalificatie van de arbeidsrelatie sprake blijkt te zijn van een arbeidsovereenkomst, dan loopt de opdrachtgever onder meer het risico van het betalen van (achterstallige) loonbelasting, verlof, vakantietoeslag, premies werknemersverzekeringen en het werkgeversdeel in de pensioenpremie. Daarnaast kan vanaf 2026 en bij kwaadwillendheid al eerder een boete worden opgelegd.

 

8.4    Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen


Het kabinet wil zelfstandigen straks verplicht verzekeren tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid. Via een verplichte verzekering krijgen zelfstandigen dan een uitkering als ze door een langdurige ziekte niet meer in staat zijn het minimumloon te verdienen. Ze kunnen, onder voorwaarden, ook kiezen voor een private verzekering in plaats van de verplichte verzekering. De invoering van de verplichte verzekering kan nog wel even duren.

 

Onvoldoende verzekerd

Zelfstandigen zijn volgens het kabinet thans onvoldoende verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. De oorzaak is gelegen in de hoge kosten, maar ook kunnen zelfstandigen zich soms vanwege hun leeftijd of een medische aandoening niet verzekeren. De Wet Basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (BAZ) moet straks ook zorgen voor een gelijker speelveld tussen zelfstandigen onderling en tussen werknemers en zelfstandigen.

 

Kosten

De wet gaat straks gelden voor alle zelfstandigen die winst uit onderneming in de inkomstenbelasting genieten. Deze zelfstandigen moeten voor de verzekering straks een premie betalen waarvan de hoogte ongeveer 6,5% van hun winst zal bedragen. Op basis van het minimumloon in 2024 zal de maximumpremie ongeveer € 195 per maand bedragen. De premie is fiscaal aftrekbaar.

 

Let op:
De verplichte verzekering gaat straks niet gelden voor dga’s. Ook mensen met inkomsten uit overig werk die geen winst uit onderneming vormen, vallen straks niet onder de verplichte verzekering.

 

Hoogte uitkering

Een zelfstandige krijgt, bij doorgang van de BAZ, een uitkering als hij/zij door ziekte niet meer het wettelijk minimumloon kan verdienen. In de nieuwe verzekering is de wachttijd bepaald op één jaar. Pas daarna krijgt men een uitkering die 70% van de winst vóór arbeidsongeschiktheid bedraagt, met een maximum van het minimumloon. De uitkering wordt maximaal verstrekt tot de AOW-leeftijd is bereikt.

 

Alternatief: zelf verzekeren

Zelfstandigen die de uitkering te laag vinden of zich liever zelf verzekeren, mogen ook kiezen voor een private verzekering. Dit geldt uiteraard ook voor zelfstandigen die nu al een private verzekering hebben. De te betalen premie én de hoogte van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid dienen dan wel in ieder geval gelijk te zijn aan de bedragen volgens de nieuwe verplichte verzekering. Ook moet de uitkering lopen tot de AOW-leeftijd.

 

Let op:
In de wet is voorzien in overgangsrecht voor reeds lopende verzekeringen.

 

Planning

Het plan was opgenomen in een wetsvoorstel dat ter internetconsultatie lag. Iedereen kon hierop van 11 juni tot en met 23 juli 2024 reageren. Dat is massaal gebeurd. Er zijn 2.260 reacties binnengekomen. De minister van SZW bekijkt welke aanpassingen in het wetsvoorstel nodig zijn en verwacht het voorstel niet voor de zomer 2025 bij de Tweede Kamer te kunnen indienen. Invoering van de verplichte verzekering kan nog wel jaren duren.


8.5    Zzp’er vrijwillig bij pensioenfonds

 

Zzp’ers kunnen zich mogelijk vrijwillig aansluiten bij een pensioenfonds. Dit is een van de afspraken die in de nieuwe Wet toekomst pensioenen staat.

Pensioenakkoord

In de Wet toekomst pensioenen (Wtp) staan de afspraken uit het Pensioenakkoord. Met de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2023 is voor zzp’ers ook de mogelijkheid geïntroduceerd om zich vrijwillig aan te sluiten bij een pensioenfonds.

 

Voorwaarden pensioenfonds

Het moet wel gaan om een pensioenfonds in de branche waarin de zzp’er werkt. Verder moet het pensioenfonds ook de mogelijkheid bieden tot vrijwillige aansluiting. Informeer daarom bij het pensioenfonds of deze mogelijkheid bij hen bestaat.

 

Let op:

Voor 1 juli 2023 konden werknemers zich bij uitdiensttreding al, onder voorwaarden, vrijwillig aansluiten bij het pensioenfonds van hun ex-werkgever. Deze mogelijkheid bestaat nog steeds.

 

Aftrek in inkomstenbelasting

De zzp’ers die van deze mogelijkheid gebruikmaken, kunnen de aan het pensioenfonds betaalde premies aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting.

 

Let op:

Het is goed om te weten dat het om een experiment gaat. Wordt het experiment niet voortgezet of omgezet in een definitieve regeling, dan kan de zzp’er het geld bij het pensioenfonds laten staan of opnemen en onderbrengen bij een bank of verzekeraar.

 

Verplichte pensioenregeling

Overigens geldt in bepaalde beroepsgroepen en bedrijfstakken voor ondernemers een verplichting om deel te nemen aan de pensioenregeling. Dit bestaat al langer en dus niet pas vanaf de inwerkingtreding van de Wtp.

 

Die verplichting geldt voor ondernemers met een schildersbedrijf, stukadoorsbedrijf, glaszetbedrijf, afwerkingsbedrijf, afbouwbedrijf, natuursteenbedrijf of een terrazzo- of vloerenbedrijf. Verder geldt die verplichting voor ondernemers die het beroep uitoefenen van apotheker, fysiotherapeut, huisarts, verloskundige, medisch specialist, dierenarts, notaris of kandidaat-notaris, loods of roeier in het Rotterdamse Havengebied.

 

8.6    Betalingen aan natuurlijke personen opgeven aan Belastingdienst


Inhoudingsplichtigen moeten vóór 1 februari 2025 de in 2024 aan natuurlijke personen betaalde bedragen aan de Belastingdienst doorgeven. Dat geldt niet als die natuurlijke personen bij de inhoudingsplichtige in dienstbetrekking waren of aan hem een factuur met btw uitreikten.

 

Opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden (Opgaaf UBD)
Deze verplichting staat bekend onder de naam ‘Opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden’ ofwel opgaaf UBD. Het betekent dat alle inhoudingsplichtigen (dat zijn (rechts)personen met een loonheffingennummer) en bepaalde collectieve beheersorganisaties uit eigen beweging aan natuurlijke personen betaalde bedragen moeten doorgeven aan de Belastingdienst. Ze krijgen hier dus geen uitnodiging voor.

 

Let op:

De verplichting geldt ook als u geen werknemers meer in dienst heeft, maar nog wel beschikt over een loonheffingennummer.

 

Uitzonderingen
De opgaaf UBD voor betalingen aan natuurlijke personen geldt alleen als die betaling betrekking heeft op door hen verrichte werkzaamheden en diensten. Er zijn uitzonderingen:

§ Betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die werknemer is bij u, hoeft u niet door te geven.

§ Dat geldt ook voor betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die onder de zogenaamde vrijwilligersregeling valt (dat wil onder meer zeggen dat de betaling maximaal € 210 per maand en € 2.100 per jaar is in 2024).

§ Reikt de natuurlijke persoon voor de werkzaamheden een factuur met btw uit, dan hoeft u ook geen opgaaf UBD te doen.

 

Wel opgaaf UBD bij btw-vrijstelling, btw verlegd en KOR
Een ondernemer, een natuurlijke persoon, die btw-vrijgestelde werkzaamheden verricht voor u, is niet uitgezonderd van de opgaaf UBD. Hoewel deze ondernemer misschien een factuur uitreikt, is op deze factuur geen btw vermeld. Hetzelfde geldt voor een natuurlijke persoon die de KOR toepast of de btw naar u verlegt. Ook voor betalingen aan deze natuurlijke personen moet u een opgaaf UBD doen.

 

Wat geeft u door?
U doet de opgaaf UBD digitaal. U vermeldt hierbij:

§ naam, adres, bsn en geboortedatum van de natuurlijke persoon;

§ de in 2024 betaalde bedragen, inclusief eventuele kostenvergoedingen aan de natuurlijke persoon;

§ de datum waarop u de betaling deed.


Tip:

Deed u meerdere betalingen in 2024 aan één natuurlijke persoon, dan mag u die betalingen ook bij elkaar optellen. Als datum geeft u dan op de datum van de laatste uitbetaling in 2024.

 

Let op:

Niet alleen betalingen in geld, maar ook betalingen in natura moet u doorgeven.

 

Deed u meerdere betalingen in 2024 aan één natuurlijke persoon, dan mag u die betalingen ook bij elkaar optellen. Als datum geeft u dan op de datum van de laatste uitbetaling in 2024.

 

Uiterlijk 31 januari 2025
De opgaaf UBD 2024 moet u uiterlijk 31 januari 2025 doen. Bent u geen inhoudingsplichtige voor de loonheffingen of een collectieve beheersorganisatie, dan hoeft u dit alleen te doen als de Belastingdienst daar specifiek om vraagt.

 

Let op:

Betaalt u een natuurlijke persoon begin 2025 voor in 2024 verrichte werkzaamheden en diensten, dan neemt u deze betaling mee in de opgaaf UBD 2025, die u uiterlijk 31 januari 2026 moet indienen.


4 juli 2025
Aankondiging maatregelen 8 e Actieprogramma Onlangs zijn de hoofdlijnen van het 8 e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (8 e AP) bekend gemaakt. Het 8 e AP is een belangrijke basis voor de mestregels voor de periode 2026 t/m 2029 en daardoor ook voor u van belang. Doel en procedure 8 e AP Iedere EU-lidstaat moet, met een Actieprogramma Nitraatrichtlijn, aangeven welke maatregelen genomen worden om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Het 8 e AP gaat over de periode 2026 t/m 2029 en moet voor 1 januari 2026 definitief zijn. Niet alle maatregelen zullen direct ingaan. De aangekondigde maatregelen zijn pas van toepassing als deze in Nederlandse wet- en regelgeving zijn opgenomen. Insteek minister van LVVN De minister wil de huidige maatregelen uit het 7 e AP en de derogatiebeschikking voortzetten. Dit betekent voor u dat de meeste huidige ‘mestregels’ van toepassing blijven. De minister geeft daarnaast aan dat aanvullende (generieke) maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Is de waterkwaliteit in uw gebied in orde? Dan kunt u te maken krijgen met versoepelingen. Echter, dit zal vooralsnog beperkt zijn. Voorgestelde (generieke) maatregelen Zoals aangegeven blijven de meeste (generieke) maatregelen voor u van toepassing. De minister heeft onlangs enkele specifieke maatregelen benoemd. Bufferstroken De verplichte bufferstroken blijven van toepassing. Ligt uw bedrijf in een gebied met klei of veen? En is de waterkwaliteit goed? Dan wordt de verplichte bufferstrook mogelijk 1 meter (i.p.v. standaard 3 meter). Rustgewassen Op de zandgronden ‘noord’ en ‘midden’ blijft, vanuit de mestregels, de 1:4-teelt van rustgewassen gelden. Heeft u een bedrijf in het zuidelijk zandgebied of op löss? Dan moet u waarschijnlijk rustgewassen telen volgens een 1:3-teelt. Misschien dat u ook kunt kiezen voor een 2:6-teelt. Waarschijnlijk mag u dan, binnen een periode van 6 jaar, zelf kiezen in welke twee jaar u het rustgewas teelt. De regel is dan iets soepeler, maar nog steeds een flinke aanscherping van de 1:4-eis. Stikstofgebruiksnorm Bepaalde stikstofgebruiksnormen worden verlaagd. De aanpassingen worden afhankelijk van de grondsoort, het gewas en de waterkwaliteit. Heeft u een bedrijf in het zuidelijk zandgebied of op löss? En past u graslandvernietiging toe? Dat wordt de stikstofnorm van het opvolgende gewas waarschijnlijk afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid stikstof in de bodem. Fosfaatgebruiksnorm U kunt met een aanscherping van de fosfaatnorm te maken krijgen als uw bedrijf in een gebied ligt waar de fosfaatnorm van het oppervlaktewater nog niet gehaald wordt. Ook kan het zijn dat u infiltratiegreppels aan moet leggen om afspoeling van fosfaat te voorkomen. Dit laatste geldt dan waarschijnlijk bij de teelt van bepaalde gewassen op bouwland. Vanggewas na mais op alle klei- een veengrond Het plan is om de verplichting voor de teelt van een vanggewas na mais verder uit te breiden naar alle klei- en veengronden. Op klei/veen geldt deze verplichting op dit moment alleen als u derogatie heeft en het perceel in een NV-gebied ligt. Behoud grasland Grasland heeft t.o.v. bouwland een positief effect op de waterkwaliteit. Het voornemen is dan ook om maatregelen te nemen om het areaal grasland te behouden. Op dit moment is nog niet bekend hoe dit wordt uitgewerkt. Ongetwijfeld bent u benieuwd welke maatregelen voor u gaan gelden. Houdt de berichtgeving goed in de gaten. Start doelsturing in 8 e Actieprogramma De minister en de sector willen op termijn naar een systeem op basis van doelsturing. Het is de bedoeling dat in het 8 e AP de eerste stappen worden gezet voor doelsturing op het gebied van de waterkwaliteit. Systeem doelsturing Met doelsturing is het de bedoeling dat u op uw bedrijf aan (bedrijfsspecifieke) doelen voldoet op het gebied van bijvoorbeeld mineralenverliezen, waterkwaliteit en/of ammoniakemissie. U bepaalt, binnen kaders, zelf welke maatregelen u neemt om deze doelen te bereiken. Bij een goed werkend systeem en goede resultaten kunnen (generieke) maatregelen verminderen. Doelsturing binnen het 8 e AP Binnen het 8 e AP is het de bedoeling dat een aantal bedrijven vrijwillig kunnen deelnemen aan doelsturing op bedrijfsniveau, dat gericht is op het verbeteren van de waterkwaliteit van het grondwater. Het gaat hierbij om doelsturing bij de teelt van gewassen. Alternatief systeem kan leiden tot minder generieke maatregelen Met dit alternatieve systeem moet u uw keuzes, bijvoorbeeld het bemestingsniveau, onder andere baseren op N-mineraalmetingen en het stikstofbodemoverschot. Als u hiermee bepaalde resultaten haalt, kunnen in 2029 enkele generieke maatregelen voor u wellicht vervallen. Dit systeem van doelsturing moet nog verder worden uitgewerkt. Heeft u interesse in doelsturing? Houd de verdere ontwikkelingen in de gaten. Eerste uitwerking ‘van het stikstofslot af’ De stikstofproblematiek in Nederland is al jaren enorm groot. Onlangs heeft de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel haar eerste plannen, om Nederland van het stikstofstofslot te halen, bekend gemaakt. Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel Het kabinet heeft begin dit jaar deze commissie aangesteld. De commissie bestaat uit diverse ministers en staatssecretarissen van het huidige kabinet. Aanpak via vier sporen De commissie heeft in haar eerste plannen gekozen voor een ‘viersporenaanpak’. De aanpak, en de maatregelen die hieruit volgen, moeten nog verder worden uitgewerkt. De vier sporen zijn: · Spoor 1: aanpassing van het vergunningenstelsel. · Spoor 2: maatregelenpakket natuurbehoud en -herstel. · Spoor 3: impact van uitspraken (intern salderen). · Spoor 4: inzet op Europees niveau. Maatregelen landbouwsector Vooral binnen ‘spoor 2’ worden maatregelen voor de landbouwsector genoemd, zoals: · Vrijwillige extensiveringsregeling melkveehouderij. · Nieuwe vrijwillige beëindigingsregeling. · Verdere ontwikkeling doelsturing. · Regionale aanpak, zoals het instellen van een zone (250 meter) rondom de natuurgebieden de Veluwe en de Peel, waarvoor extra opgaven gaan gelden. · Extra budget voor Agrarisch natuurbeheer voor gebieden ‘met de hoogste prioriteit’. Nadere besluitvorming in augustus 2025 De commissie werkt de komende maanden de vergunningssystematiek en de maatregelen verder uit. In augustus worden vervolgbesluiten genomen. Ook komt er dan meer duidelijkheid over de financiering van de maatregelen. Daarnaast worden dan de benodigde wijzigingen in wet- en regelgeving in gang gezet. Wilt u eens sparren over ‘stikstof’ en de eventuele gevolgen/mogelijkheden voor uw bedrijf? Neem dan contact met ons op. Vanaf 2026 controle gewasrotatie-eis GLMC 7 Vanaf 2026 zullen veel bedrijven te maken hebben met de gewasrotatie-eis uit het GLB. Dit geldt ook voor huidige derogatiebedrijven die vanaf 2026 grasland omzetten in bouwland en daardoor onder de 75% gras komen. Gewasrotatie-eis GLMC 7 Als u GLB-subsidies wilt ontvangen moet u aan de conditionaliteiten voldoen, zoals de gewasrotatie-eis vanuit GLMC 7. Hiervoor moet u aan de volgende voorwaarden voldoen: · Op minimaal 1/3 van uw bouwland moet u, op bedrijfsniveau, jaarlijks een ander gewas (andere gewascode) telen dan in het voorgaande jaar. Dit mag u ook invullen met een volgteelt na de hoofdteelt, mits u de volgteelt laat staan tot de hoofdteelt in het opvolgende jaar. · Op ieder perceel bouwland moet u ieder vierde jaar een ander gewas (andere gewascode) als hoofdteelt telen. Heeft u meer dan ‘75% gras’? Dan bent u vrijgesteld van bovenstaande twee voorwaarden. Rustgewas op zand- en lössgrond blijft verplicht Heeft u percelen op zand- of lössgrond? Dan moet u ook voldoen aan de rustgewasverplichting vanuit de ‘mestwetgeving’. Vanaf 2026 controle op andere hoofdteelt Voor de voorwaarde ‘op ieder perceel bouwland ieder vierde jaar een ander gewas (gewascode) als hoofdteelt’ kijkt RVO naar de afgelopen drie jaar. Of u in die drie jaar een vrijstelling heeft gehad of het perceel uit gebruik heeft gegeven maakt geen verschil. Gewascode is ander gewas Als in 2023 t/m 2025 op een perceel altijd hetzelfde gewas is geteeld, dan moet u in 2026 een ander gewas (gewascode) telen. De gewascode is leidend. Hierdoor kunt u bijvoorbeeld i.p.v. snijmais (gewascode 259) MKS (gewascode 1935) telen. Let op dat de uitgevoerde teelt en de registratie aansluiten op de daadwerkelijke situatie. Aantal gewassen vrijgesteld De volgende gewassen zijn vrijgesteld van de rotatieplicht: gras, kruidachtige voedergewassen, bepaalde meerjarige teelten en braak. Deze gewassen mag u wel vier jaar achter elkaar telen. Aandachtspunt derogatiebedrijven In 2026 is derogatie niet meer van toepassing. Heeft u nu derogatie en wilt u vanaf 2026 grasland omzetten naar bouwland en komt u hierdoor onder de 75% grasland? Dan is de vrijstelling voor GLMC 7 niet meer van toepassing. Door de gewasrotatie-eis is continuteelt van bijvoorbeeld snijmais niet meer mogelijk. Heeft u nu derogatie? Let op uw vrijstelling als u in 2026 grasland wil omzetten. Ondersteuning schapensector De schapensector heeft het financieel zwaar. Aangezien de schapenhouderij een belangrijke publieke waarde heeft wil de minister de schapenhouders ondersteunen. Actieplan Schaap Voor de korte termijnondersteuning worden over de jaren 2024 en 2025 geen I&R-heffingen geïnd voor ‘UBN schaap’ en bijbehorende geboorte- en aanvoermeldingen. Voor de langere termijn is de inzet om de vergoeding voor publieke diensten in het kader van natuur- en landschapsbeheer te verhogen. Daarnaast wil de minister de sector ondersteunen bij de marktontwikkeling voor duurzame producten, zodat de schapenhouders (op termijn) een betere prijs ontvangen. Over 2024 en 2025 hoeft u geen I&R-heffingen te betalen voor ‘UBN schaap’. Het bedrag per bedrijf is vaak niet hoog, maar het geeft wel aan dat de minister de sector wil ondersteunen. Doorgeven wijzigingen GO De indieningsperiode voor de Gecombineerde opgave 2025 (GO) is voorbij. Welke wijzigingen kunt of moet u doorgeven en wat zijn eventuele gevolgen? Doorgeven wijzigingen U kunt t/m 15 oktober wijzigingen doorgeven door de GO aan te passen en opnieuw in te dienen. Andere gewascode als hoofdteelt Heeft u per abuis voor de hoofdteelt het verkeerde gewas opgegeven? Dan moet u de juiste gewascode doorgeven. Dit kan gevolgen hebben voor de stikstofgebruiksnorm. Het aanpassen van de gewascode heeft geen gevolgen voor de basispremie. Een ander gewascode kan wel gevolgen hebben voor de ecopremie, als voor het perceel een eco-activiteit is opgegeven die niet kan in combinatie met het aangepaste gewas. Vanggewas: wijziging gewas en/of andere zaaidatum of -periode Ook een wijziging in vanggewas (gewas en/of zaaidatum/-periode) moet u tijdig doorgeven. Een wijziging leidt niet tot een boete of korting voor ‘mest’ en het GLB, mits u aan alle voorwaarden blijft voldoen. Vergeten perceel opgeven Had u een perceel op 15 mei in gebruik en bent u dit vergeten op te geven? Dan moet u dit perceel alsnog opgeven. Voor ‘mest’ telt het perceel mee. Op het perceel kunt u geen GLB-subsidies meer aanvragen. Let op: het perceel telt wel mee voor het benodigd aantal punten en waarde binnen de ecoregeling. Intrekken eco-activiteit Voert u een eco-activiteit niet uit? Of voldoet u niet (meer) aan de voorwaarden? Dan moet u de eco-activiteit zo snel mogelijk en uiterlijk 15 oktober intrekken. Voldoet u op een deel van een perceel niet aan de voorwaarden? Dan kunt u het perceel splitsen en de eco-activiteit niet meer opgeven bij dat deel dat niet voldoet. Intrekken GLB-subsidie Voldoet een perceel of uw bedrijf niet (meer) aan bepaalde subsidievoorwaarden? Bijvoorbeeld omdat het perceel (tijdelijk) uit de landbouw wordt onttrokken? Dan moet u de aangevraagde GLB-subsidie intrekken. U haalt dan het vinkje voor de basispremie weg. Uiterlijk 15 oktober wijzigingen doorgeven RVO beoordeelt uw aangevraagde GLB-subsidies op basis van uw laatst ingediende GO. De aanvraag die u uiterlijk 15 mei hebt ingediend bepaalt wel de maximale hoogte van uw subsidies. Geef wijzigingen zo snel mogelijk en uiterlijk 15 oktober door. Heeft u vragen over eventuele gevolgen? Neem dan contact op met uw adviseur. Bedrijfsoverdracht en GLB Heeft u te maken met een bedrijfsoverdracht na 15 mei? Stel dan uw bedrijfstoeslag veilig. GLB-subsidies naar overnemer Om de subsidies door de overnemer te laten ontvangen moeten enkele zaken worden geregeld, zoals: · De overnemer is actief landbouwer op moment van overdracht. · De overdrager moet op 15 mei actief landbouwer zijn en blijven. · De GLB-aanvraag wordt overgedragen. Overzetten GO door RVO Bij een juridische wijziging, overdracht na overlijden of een overdracht naar eigen Burgerservicenummer kan RVO de GO-gegevens van de oorspronkelijke indiener overzetten. Hiervoor geldt wel een specifieke procedure van RVO. Heeft u te maken met een bedrijfsoverdracht? Neem dan contact met ons op. Naast het veiligstellen van GLB-subsidies spelen ook veel andere zaken. Kort nieuws Onderzaai bij mais telt niet als rustgewas Op zand- en lössgrond moet u eens in de vier jaar een rustgewas telen. U kunt hiervoor als hoofdteelt een aangewezen rustgewas telen. Als rustgewas telt ook: ‘een kort, vroeg geoogst gewas, gevolgd door een voor 1 september en na de oogst van de vorige teelt ingezaaid onbemest vanggewas’. Zaait u een vanggewas in als onderzaai bij de teelt van mais? Dan telt dit niet mee als rustgewas, ongeacht of u de mais vroeg oogst. De reden is dat het onbemeste vanggewas na de oogst van de hoofdteelt ingezaaid moet worden. Bij onderzaai voldoet u hier niet aan. Eco-activiteit rustgewas vanaf 2026 Teelt u een toegestaan rustgewas? Dan kunt u t/m 2025 voor het betreffende perceel in aanmerking komen voor de eco-activiteit ‘rustgewas’. Vanaf 2026 kunt u alleen voor deze eco-activiteit in aanmerking komen als u in minimaal één van de drie voorgaande jaren ook een rustgewas heeft geteeld. Dit betekent dat als u in 2026 een rustgewas teelt, dat u de eco-activiteit rustgewas alleen kunt toepassen als u in de jaren 2023, 2024 en/of 2025, op het perceel al een rustgewas hebt geteeld. Deze 1:3-eis gaat gelden voor alle grondsoorten. Handreiking BEX 2025 Past u BEX toe bij uw melkvee? Dan geldt dit jaar de ‘Handreiking BEX 2025’. Eén van de aanpassingen is dat de BEX vanaf dit jaar rekent met een hogere ammoniakemissie voor uw melkvee. Het gevolg is dat de stikstofexcretie (stikstofproductie) lager wordt. U hoeft dus minder stikstof te verantwoorden binnen uw mestbalans. Agenda T/m 30 juni • Zichtbare bedekking gras en klaver bij eco-activiteit ‘grasklaver’. T/m 31 augustus • Minimaal 80% bedekking met een toegestaan gewas bij eco-activiteit ‘groene braak’. T/m 30 september • Zichtbare bedekking gras, kruiden en vlinderbloemigen bij eco-activiteiten ‘kruidenrijk grasland’. • Zichtbare bedekking kruiden en vlinderbloemigen bij eco-activiteiten ‘kruidenrijke bufferstrook’. Voor deze eco-activiteiten geldt, t.a.v. de bedekking, een uitzondering als u op het perceel het ANLb-beheerpakket ‘plasdras voor weidevogels’ uitvoert. Uiterlijk 15 oktober • Wijzigingen GO doorgeven. Bepaalde wijzigingen doorgeven zodra dit bekend is, zoals bijvoorbeeld het intrekken van een eco-activiteit bij niet voldoen aan de voorwaarden. Over ons Wij verzorgen boekhouding, belastingaangifte en financieel advies voor ondernemers in het MKB en de agrarische sector, maar ook voor particulieren. Heeft u behoefte aan een persoonlijke adviseur die dicht bij u staat, uw behoeften begrijpt en met u meedenkt? Kijk hieronder voor de contactgegevens van een WEA vestiging bij u in de buurt. Onze kantoor: Naaldwijk Tel.0174 – 63 02 41 info@weanaaldwijk.nl WEA Accountants & Adviseurs kan niet garanderen dat deze informatie te allen tijde actueel en compleet is. WEA aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade welke ontstaat naar aanleiding van het raadplegen van deze nieuwsbrief. Raadpleeg altijd eerst uw adviseur voordat u tot actie overgaat.
1 juli 2025
The body content of your post goes here. To edit this text, click on it and delete this default text and start typing your own or paste your own from a different source.
1 juli 2025
1. Vanaf 2026 afbouw inhouding huisvesting op minimumloon Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer nog maximaal 25% van het minimumloon inhouden op het wettelijke minimumloon van die werknemer. Het voorstel is om dit percentage vanaf 2026 tot en met 2029 jaarlijks met 5% te verlagen. De maximum inhouding bedraagt dan in 2026 20%, in 2027 15%, in 2028 10% en in 2029 5%. Vanaf 2030 mogen dan geen kosten van huisvesting meer ingehouden worden op het wettelijk minimumloon. Het voorstel moet nog in een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden worden. Nu het kabinet inmiddels demissionair is, is echter onduidelijk of dit voorstel daadwerkelijk wordt ingevoerd. 2. Controle lage Awf-premie door Belastingdienst De Belastingdienst heeft met dagtekening 5 juni 2025 brieven verzonden over het herzien van de lage Awf-premie naar de hoge Awf-premie. Heeft u zo’n brief ontvangen, controleer dan of u de lage Awf-premie moet herzien. Dit is het geval als de dienstbetrekking van een werknemer binnen twee maanden na de start al eindigt. Maar ook als voor een werknemer meer dan 30% meer uren verloond zijn dan zijn contracturen, tenzij de contracturen van de werknemer 35 of meer (tot en met 2024) of meer dan 30 (vanaf 2025) uren per week zijn. Heeft u al herzien, dan hoeft u niet te reageren op de brief. Moet u herzien, dan doet u dat door de aangiftetijdvakken te corrigeren. Vindt u dat u niet hoeft te herzien, dan moet u dat per mail of brief uitleggen aan de Belastingdienst. Neem voor meer informatie en advies contact op met onze adviseurs. 3. Brief Belastingdienst voortzettingseis bij schenking onderneming De Belastingdienst stuurde in de week van 11 juni 2025 een brief aan iedereen die in 2021 een onderneming geschonken kreeg en daarbij gebruikmaakte van vrijstelling in de schenkbelasting (BOR). Deze vrijstelling is voorwaardelijk en vervalt als de voortzetter de onderneming niet minimaal vijf jaar voortzet. Dit is bijvoorbeeld het geval bij verkoop of beëindiging van de onderneming of de aandelen, wijziging van de activiteiten of een faillissement binnen de voortzettingstermijn. Over de geschonken onderneming wordt dan alsnog schenkbelasting verschuldigd. Voor schenkingen vanaf 1 januari 2025 bedraagt de voortzettingstermijn overigens drie jaar. De Belastingdienst wijst er in de brief op dat u binnen acht maanden na het niet meer voldoen aan het voortzettingsvereiste een aangifte hiervan moet doen. Dit geldt overigens niet alleen voor schenkingen. Ook bij schending van het voortzettingsvereiste na een geërfde onderneming moet een aangifte gedaan worden. 4. Aanvraag subsidie praktijkleren tot 17 september Vanaf maandag 2 juni 2025 tot dinsdag 17 september 2025 17.00 uur is het voor het studiejaar 2024/2025 mogelijk om subsidie praktijkleren aan te vragen. Om in aanmerking te komen voor de subsidie moet een bedrijf of instelling een praktijk- of werkleerplaats aanbieden voor het vmbo, mbo of hbo, promovendi en toio’s, praktijkonderwijs en VSO. Per onderwijscategorie gelden andere voorwaarden. De subsidie bedraagt maximaal € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. Zijn er meer goedgekeurde aanvragen dan het beschikbare budget, dan kan de subsidie lager zijn dan € 2.700. In het studiejaar 2024-2025 geldt er voor praktijkplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie geen aanvullende subsidie meer. 5. Aanvraag SLIM voor samenwerkingsverband tot 30 juni 2025 Voor samenwerkingsverbanden is het mogelijk om van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 juni 2025 17.00 uur een aanvraag te doen voor de SLIM-subsidie. Het subsidiepercentage voor een samenwerkingsverband bedraagt 60% van de subsidiabele kosten. Per aanvraag kan maximaal € 500.000 subsidie worden aangevraagd (maximaal € 200.000 per samenwerkingspartner). Voor landbouwbedrijven bedraagt dit maximum € 20.000, voor visserijbedrijven € 30.000 en voor goederenvervoer over de weg € 100.000. De subsidiabele kosten moeten minimaal € 210.000 bedragen. Vanaf 2025 is er een aantal wijzigingen. Zo kunnen samenwerkingsverbanden onder meer een voorschot krijgen van 25% van het verleende subsidiebedrag, wordt voor het opstellen van een controleverklaring door een accountant een vaste vergoeding van € 3.000 verstrekt en kan een subsidieaanvrager maximaal drie maanden uitstel aanvragen als de subsidiabele activiteiten niet op tijd zijn afgerond door omstandigheden die hem niet zijn aan te rekenen. 6. Subsidie Ondersteuning Werkgevers Inzet Statushouders (SOWIS) Werkgevers met statushouders die nog niet langer dan zes maanden in dienst zijn, kunnen van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 17.00 uur weer de Subsidie Ondersteuning Werkgevers Inzet Statushouders (SOWIS) aanvragen. De statushouders moeten een arbeidsovereenkomst van minimaal twintig uur per week voor de duur van ten minste twaalf maanden hebben. Het Ministerie van SZW heeft een handreiking ontwikkeld voor een te hanteren activiteitenplan. Werkgevers kunnen voor maximaal vier statushouders subsidie krijgen. De SOWIS bedraagt voor de eerste statushouder € 8.000, voor de tweede € 6.000 en voor de derde en vierde ieder € 5.000.
Meer posts