9. Overige

30 september 2025

Met Prinsjesdag zijn verschillende fiscale maatregelen aangekondigd die gevolgen hebben voor stichtingen, verenigingen en particulieren. Zo komen er nieuwe transparantieverplichtingen en verandert de erf- en schenkbelasting op meerdere punten. Deze en diverse aangekondigde maatregelen zetten we voor u op een rij.

 

9.1     Nieuwe transparantieverplichtingen voor stichtingen en verenigingen

 

Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties in werking. Deze wet verplicht (alle, ook niet-commerciële) stichtingen om jaarlijks hun staat van baten en lasten te deponeren bij de KVK.

 

Daarnaast moeten stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen op verzoek van bepaalde instituties (zoals de burgemeester of het Openbaar Ministerie) informatie verstrekken over de herkomst, het doel en de omvang van donaties, zowel uit binnen- als buitenland. Doel van deze wet is het vergroten van transparantie en het voorkomen van misbruik van maatschappelijke organisaties voor ondermijnende activiteiten.

 

9.2     ANBI’s verplicht tot digitale publicatie via centraal portaal


In de Fiscale verzamelwet 2026 is opgenomen dat vanaf 2026 alle Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) hun verplichte publicatiegegevens niet alleen op een eigen of branchewebsite publiceren, maar ook via een centraal digitaal portaal dat wordt beheerd door de Belastingdienst.

 

ANBI’s moeten hun gegevens voortaan via een standaardformulier elektronisch aanleveren. Deze gegevens worden vervolgens openbaar toegankelijk gemaakt via het nieuwe Portaal-ANBI. Daarnaast komt er een tweede portaal, ANBI Toezicht, uitsluitend voor de Belastingdienst, bedoeld voor digitale controle en registratie.

 

Doel van deze wijziging is om transparantie te vergroten en het toezicht te verbeteren, zonder dat dit leidt tot extra administratieve lasten voor de ANBI’s zelf. In de uitvoeringstoets, opgenomen in de Memorie van Toelichting bij dit wetsvoorstel, is echter aangegeven dat de portal-ANBI publicatieplicht pas per 1 januari 2029 en de portal-ANBI toezicht pas per 1 januari 2030 uitvoerbaar is voor de Belastingdienst.


9.3     Afschaffing fiscale voordelen bij ongelijke verdeling (huwelijks)gemeenschap


De rechter heeft geoordeeld dat een ongelijke verdeling van gemeenschappelijk huwelijksvermogen, zoals een 90:10-verhouding, toegestaan is en dat de onderlinge verschuiving niet belast wordt. Dit leidde tot constructies waarbij in zicht van overlijden of bij echtscheiding het vermogen strategisch werd verdeeld, bijvoorbeeld om erfbelasting te beperken of alimentatieverplichtingen te vermijden.

 

De nieuwe regeling belast voortaan het deel van het vermogen dat een echtgenoot meer ontvangt dan de helft van de gemeenschap met erf- of schenkbelasting. De heffing vindt plaats bij scheiding of overlijden, ongeacht wanneer de ongelijke breukdelen zijn overeengekomen.

 

Let op:

De regeling treedt in werking op 1 januari 2026. Aanpassingen in het gemeenschappelijk huwelijksvermogen naar ongelijke breukdelen die plaatsvinden na 16 september 2025 worden belast bij scheiding of overlijden. Laat uw onderneming tijdig beoordelen of bestaande huwelijkse voorwaarden met ongelijke breukdelen vóór 16 september 2025 zijn vastgelegd. Alleen deze vallen onder de overgangsregeling. Aanpassingen na deze datum, ook als ze minder scheef zijn (bijvoorbeeld van 90:10 naar 60:40), worden vanaf 1 januari 2026 belast.

 

Let op:

Dit is van overeenkomstige toepassing bij geregistreerd partnerschap en samenwoners.


9.4     Gelijke fiscale behandeling voor biologische en juridische kinderen vanaf 2026

 

Het is mogelijk dat een kind een schenking of nalatenschap krijgt van de biologische vader, maar niet door hem is erkend. In die situatie kan het kind geen beroep doen op de kindvrijstelling en het kindtarief. Dit werd als onrechtvaardig gezien als er wel een vorm van nauwe persoonlijke band tussen vader en kind bestaat. De rechter liet het aan de wetgever over om dit gebrek te herstellen. Daarom wordt in de Successiewet een biologisch kind met een eigen kind gelijkgesteld. Wel moet ter voorkoming van misbruik de bloedverwantschap met een vorm van een DNA-test worden aangetoond.

 

Als gevolg hiervan is het mogelijk dat het kind afzonderlijk van de wettelijke vader en de biologische vader een schenking of nalatenschap tegen een laag tarief ontvangt. Ook geeft dit de mogelijkheid tweemaal van schenkvrijstellingen te profiteren.


9.5     Erfbelasting: verlenging aangiftetermijn en aanpassing belastingrente

 

Veelal blijkt het niet haalbaar om binnen de termijn van acht maanden aangifte erfbelasting te doen doordat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn. Het doen van een voorlopige aangifte erfbelasting lukt om die reden ook niet altijd op tijd, waardoor aanslagen erfbelasting worden opgelegd met berekening van belastingrente. Dit wordt als onredelijk ervaren.

 

Om hieraan tegemoet te komen, wordt met ingang van 2026 de aangiftetermijn met één jaar verlengd van acht naar twintig maanden na de dag van overlijden. Een aanslag erfbelasting die volgt uit een tijdig ingediende aangifte kan vervolgens zonder belastingrente worden betaald. De nieuwe aangiftetermijn geldt alleen voor overlijdens die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden.

 

Is die twintig maanden alsnog onvoldoende om de aangifte erfbelasting te doen? Dan kunt u op verzoek eenmalig vier maanden uitstel krijgen. De langere termijn voor het doen van aangifte geeft de Belastingdienst niet een langere behandeltermijn; de aanslag erfbelasting moet nog steeds binnen drie jaar na het overlijden zijn opgelegd.


9.6     180-dagen fictie erfbelasting

 

Binnen de Successiewet geldt dat wanneer u een schenking ontvangt van iemand die binnen 180 dagen overlijdt, dit als onderdeel van de erfenis wordt gezien. Dit is bedoeld om schenkingen in zicht van overlijden – ter besparing van erfbelasting – tegen te gaan. Momenteel dient u bij een schenking een aangifte schenkbelasting in, maar bij een eventueel overlijden binnen 180 dagen wordt de schenkbelasting verrekend met de erfbelasting. Dit wordt als onnodig complex ervaren.

 

Vanaf 1 januari 2026 is daarom bij een schenking ontvangen van iemand die binnen 180 dagen daarna overlijdt, geen aparte aangifte schenkbelasting meer nodig. De schenking wordt nog wel steeds als onderdeel van de erfenis gezien en moet worden opgenomen in de aangifte erfbelasting. Omdat deze maatregel per 1 januari 2026 wordt ingevoerd, geldt dit alleen voor schenkingen die ná 5 juli 2025 zijn gedaan.

 

Was het overlijden niet voorzienbaar en de aangifte schenkbelasting al ingediend en/of betaald? Dan zal de Belastingdienst zelfstandig de aanslag verminderen en de betaling retourneren.

 

9.7     DAC8: automatische uitwisseling van crypto-informatie

 

Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling cryptoactiva (DAC8) in werking. Deze wet verplicht cryptoaanbieders om klantgegevens en transactiegegevens te rapporteren aan de Belastingdienst en zorgt voor automatische uitwisseling van deze gegevens tussen EU-lidstaten.

 

Deze wet zou geen directe gevolgen hebben voor bezitters van crypto, aangezien zij al verplicht zijn hun bezittingen in box 3 op te geven. Het niet naleven van de rapportageplicht kan leiden tot boetes tot € 1.030.000.

 

9.8     Inzagerecht voor belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen


Vanaf 2026 krijgen belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen het wettelijke recht om op verzoek inzage te krijgen in hun fiscale dossier bij de Belastingdienst en de Douane. Concreet betekent dit dat zij kunnen inloggen op een portaal op elk gewenst moment en zo de beschikking krijgen over hun eigen fiscale dossier.

 

Tot nu toe was inzage vaak beperkt tot de bezwaarfase of bij boeteprocedures. Deze wetswijziging beoogt een grotere transparantie en controleerbaarheid van de fiscale gegevens voor belastingplichtigen.


9.9     Verhoging invorderingsrente

 

De hoogte van de invorderingsrente is geregeld in een beleidsbesluit. Momenteel bedraagt de invorderingsrente 4%. In de Miljoenennota is benoemd dat de invorderingsrente verhoogd wordt naar 4,25%.

 

 

Disclaimer

Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.

 

14 november 2025
De belastingrente voor de inkomstenbelasting (IB) bedraagt in 2026 hoogstwaarschijnlijk 5%. Voor de vennootschapsbelasting (Vpb) zal dit waarschijnlijk 7,5% zijn. Beide percentages zijn 1,5% lager dan in 2025. Hoe wordt de nieuwe belastingrente vastgesteld? De belastingrente wordt één keer per jaar opnieuw vastgesteld. De nieuwe rente gaat dan per 1 januari gelden. In een besluit is vastgelegd hoe dit moet gebeuren. Daarbij geldt als basis de voor 1 november van het voorafgaande jaar laatste gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Voor de belastingrente voor het jaar 2026 gaat het hierbij om de op 11 juni 2025 gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Die bedraagt 2,15%. Vóór 1 november 2025 vond geen andere publicatie meer plaats. Let op: In het besluit is ook opgenomen dat de belastingrente altijd wordt vastgesteld op een afronding van halve procenten. Leidt de berekening tot een andere belastingrente, dan vindt dus afronding plaats. Verder wordt het belastingrentepercentage ten opzichte van het bestaande belastingrentepercentage maximaal 2% hoger of lager. Belastingrente IB 2026 Voor de IB wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 3%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 4,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de IB in 2026 5% (2,15% + 3% = 5,15%, afgerond op halve procenten is dat dus 5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de IB nog 6,5%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de meeste andere belastingen, onder meer de loonbelasting, omzetbelasting, dividendbelasting, erfbelasting et cetera. Belastingrente Vpb 2026 Voor de Vpb wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 5,5%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 5,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de Vpb in 2026 7,5% (2,15% + 5,5% = 7,65%, afgerond op halve procenten is dat 7,5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de Vpb nog 9%. Let op: Dit percentage geldt ook voor onder meer de bronbelasting en de minimumbelasting. Nog geen officiële bekendmaking Het belastingrentepercentage voor 2026 is nog niet door de Belastingdienst bekendgemaakt. Gebaseerd op het besluit komen de percentages uit op 5 en 7,5%, maar daarvan is dus nog geen officiële bevestiging.  Bezwaar belastingrente Over de hoogte van de belastingrente loopt een procedure bij de Hoge Raad. Bezwaren tegen de belastingrente zijn aangewezen als zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die bezwaar maken tegen de belastingrente pas een uitspraak van de Belastingdienst krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Let op: Wilt u aansluiten bij deze massaalbezwaarprocedure, dan moet u op tijd een bezwaar indienen tegen de belastingrente. Neem voor meer informatie hierover contact op met onze adviseurs.
11 november 2025
Voor wie? Erkende leerbedrijven die een praktijkplaats verzorgen voor een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen in deeltijd (odt)) kunnen voor de subsidie in aanmerking te komen. Voorwaarden Voor de subsidie gelden een aantal voorwaarden: De student moet een werkzoekende zijn of betaalde arbeid verrichten. De student moet tijdens de aanvraagperiode staan ingeschreven in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. De opleiding die de student volgt, moet gericht zijn op het behalen van een volledig diploma, een certificaat of een praktijkverklaring. De student moet de opleiding op of na 1 augustus 2023 gestart zijn. De opleiding moet zijn opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo).  Let op: De subsidie is niet voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Voor deze studenten kan de werkgever mogelijk wel in aanmerking komen voor de Subsidieregeling praktijkleren voor het mbo. Tip! Kijk voor alle voorwaarden hier . Hoogte subsidie Per praktijkplaats kan maximaal € 2.700 subsidie gekregen worden. Het uiteindelijke subsidie kan lager zijn. Als er namelijk meer toegekende aanvragen zijn dan het beschikbar budget, wordt dat budget verdeeld over de aanvragen. In 2025 bedraagt het budget € 2.800.000. Let op: De subsidie wordt maximaal verstrekt over een periode van 52 aaneengesloten weken, waarvan er maximaal 40 voor subsidie in aanmerking komen. Aanvragen Aanvragen van de subsidie kan via RVO.nl . Het erkende leerbedrijf moet de subsidie wel aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats.
7 november 2025
1. Anticipeer op 12% extra belasting fossiele personenauto van de zaak Werkgevers gaan extra belasting betalen als ze vanaf 1 januari 2027 een fossiele personenauto van de zaak (CO2-uitstoot groter dan nul) voor het eerst aan hun werknemer ook voor privégebruik ter beschikking stellen. Het addertje onder het gras bij deze regeling is dat woon-werkverkeer ook privé is! De belasting bedraagt in beginsel 12% van de cataloguswaarde. Voor personenauto’s die vóór 2027 ter beschikking worden gesteld, gaat de heffing pas in per 17 september 2030. Houd daarom ook al rekening met de regeling als u overweegt om voor 2027 nog fossiele personenauto’s voor het eerst ter beschikking te stellen. Bij een aanschaf of een leasecontract met een langere looptijd wilt u wellicht al kiezen voor een emissievrije personenauto. Let op: De bijtelling van de auto van de zaak blijft ook gewoon bestaan! De lagere bijtelling voor een auto van de zaak die geen CO2 uitstoot, vervalt echter per 2026. Schaft u nog in 2025 een elektrische auto aan, dan heeft u nog wel maximaal 5 jaar profijt van de lage bijtelling. 2. Plan de samenstelling van uw vermogen box 3 Heeft u privévermogen, dan is het van belang rekening te houden met de belastingheffing die u moet betalen over de verschillende typen vermogens in box 3. De hoogte van de box 3-belasting hangt namelijk niet alleen af van de hoogte van uw vermogen, maar ook van de samenstelling. Bovendien tellen roerende zaken in eigen gebruik (denk aan inboedel, juwelen of een boot) niet mee in box 3. U kunt dan ook belasting besparen door slim te plannen rondom de peildatum van 1 januari 2026. Koop roerende zaken voor eigen gebruik daarom vóór 1 januari 2026 in plaats van net daarna. En heeft u een onroerende zaak in box 3 verkocht, kijk dan of deze nog vóór 1 januari 2026 bij de notaris overgedragen kan worden. Dan bedraagt het wettelijk vastgestelde rendement hierover op 1 januari 2026 geen 7,78%, maar het veel lagere wettelijk vastgestelde rendement dat voor banktegoeden geldt. Let op: De advisering rondom box 3 is altijd maatwerk en omvat meer dan hiervoor beschreven! Raadpleeg daarom uw adviseur voor uw eigen situatie. 3. Controleer of u de tegenbewijsregeling box 3 kunt toepassen Is uw totale werkelijke rendement in box 3 lager dan het totaal berekende wettelijk vastgestelde rendement, dan kunt u misschien een beroep doen op de tegenbewijsregeling box 3. De Hoge Raad sprak zich hierover vanaf medio 2024 uit. In beginsel is het mogelijk om voor de jaren 2017 tot en met 2027 een beroep te doen op de tegenbewijsregeling box 3. Voor de jaren 2017-2020 kan dat echter alleen als uw definitieve aanslag IB op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond én u tijdig bezwaar maakte of verzocht om ambtshalve vermindering. Om een beroep te doen op de tegenbewijsregeling, moet u verplicht gebruikmaken van het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR) . De Belastingdienst verstuurt vanaf juli gefaseerd brieven. Neem na ontvangst van deze brief zo snel mogelijk contact op met onze adviseurs. De reactietermijn is in bepaalde gevallen namelijk maar twaalf weken! Let op: De berekening van het werkelijk rendement is waarschijnlijk anders dan u in gedachten heeft voor een werkelijk rendement. Zo tellen bijvoorbeeld ook de nog niet gerealiseerde waardeveranderingen mee. Neem voor de beoordeling of u een beroep kunt doen op de tegenbewijsregeling box 3 daarom contact op met onze adviseurs. Tip! Is uw werkelijk rendement hoger, dan hoeft u niets te doen. U betaalt dan gewoon box 3-heffing op basis van het wettelijk vastgestelde rendement. 4. Dividend uitkeren of nog niet? Het tarief in box 2 bedraagt in 2025 24,5% tot een inkomens van € 67.804 (of € 135.608 voor fiscale partners gezamenlijk). Over het meerdere bedraagt het tarief in 2025 31%. Het is daarom aantrekkelijker om dividend uit te keren tot € 67.804 (bij fiscale partners € 135.608) dan een hoger bedrag. Ga na welke bedragen aan dividend u de komende jaren wilt uitkeren en houd hierbij rekening met deze tariefverschillen. 5. Anticipeer op btw-herzieningsdiensten vanaf 2026 Voor investeringen in roerende en onroerende goederen geldt nu al een btw-herzieningsregeling. Vanaf 2026 gaat ook een btw-herzieningsregeling gelden voor diensten van minimaal € 30.000 (excl. btw)aan onroerende zaken. Deze investeringsdiensten worden vanaf 2026 gevolgd in het jaar van ingebruikname, plus de vier daaropvolgende jaren. Wijzigt in die periode het gebruik voor btw-belaste en/of btw-vrijgestelde prestaties, dan wordt de btw-aftrek op de investeringsdienst herzien. De btw-herzieningsregeling geldt alleen voor diensten die de onroerende zaak meerjarig dienen, zoals het vernieuwen en onderhouden van onroerende zaken, maar ook aan met een verbouwing samenhangende sloopwerkzaamheden. Ook materialen, installaties, machines en werktuigen die opgaan in een dienst en na installatie of montage hun zelfstandigheid verliezen, worden gezien als onderdeel van de investeringsdienst. De btw-herzieningsregeling gaat gelden voor investeringsdiensten die vanaf 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Neemt u deze investeringsdiensten dus nog vóór deze datum in gebruik, dan worden ze niet geraakt door de regeling. Tip! De grens van € 30.000 geldt per dienst. 6. Handhaving op schijnzelfstandigheid Na jarenlang zonder handhaving (behalve bij kwaadwilligen), is de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 weer gaan handhaven op schijnzelfstandigheid. Houd er rekening mee dat er vanaf 2026 ook weer boetes opgelegd kunnen worden, ook wanneer er geen sprake is van opzet of kwade trouw. Er is sprake van schijnzelfstandigheid als een zelfstandige (zzp’er) volgens de wettelijke regels eigenlijk in dienst is bij een opdrachtgever. Werkt u met zelfstandigen? Controleer dan goed of deze eigenlijk niet bij u in dienst zouden moeten zijn. Welke afspraken heeft u gemaakt, hoe heeft u dit vastgelegd en sluiten de afspraken ook daadwerkelijk aan bij de praktijk? Let op: Contractuele afspraken komen niet altijd overeen met hoe in de praktijk wordt gewerkt. De uitvoering van de werkzaamheden in de praktijk is doorslaggevend. 7. Koop tweede woning pas in 2026 Bent u van plan een woning aan te schaffen die u niet zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken, bijvoorbeeld een woning voor de verhuur aan uw kind? Wacht – indien mogelijk – hiermee dan tot na 2025. Vanaf 2026 wordt de overdrachtsbelasting voor woningen die u niet zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken namelijk verlaagd van 10,4 naar 8%. Dat kan behoorlijk in de portemonnee schelen. Zo bedraagt het voordeel voor een woning met een waarde van € 500.000 bijvoorbeeld al € 12.000. 8. Benut uw vrije ruimte Binnen de werkkostenregeling betaalt u als werkgever geen belasting als u met uw vergoedingen en verstrekkingen aan uw personeel binnen de vrije ruimte blijft. Deze bedraagt in 2025 2% tot een totale fiscale loonsom van € 400.000 en 1,18% daarboven. Ga na of u nog vrije ruimte over heeft en maak hier gebruik van als u uw personeel extra wilt belonen. Een overschot aan vrije ruimte kunt u namelijk niet meenemen naar 2026. Bent u dga met een bv, dan kunt u zichzelf op deze manier ook een belastingvrije bonus cadeau doen voor zover deze bonus aan de gebruikelijkheidstoets voldoet. Tip! Tot een totaalbedrag van € 2.400 per werknemer per jaar gaat de Belastingdienst er in beginsel van uit dat voldaan is aan de gebruikelijkheidstoets. 9. Koop nog dit jaar een lijfrente Betaalde bedragen voor de aankoop van een lijfrente zijn, onder voorwaarden, aftrekbaar. Voor degene met een pensioentekort in 2024 bedraagt de fiscale jaarruimte voor de aftrek van lijfrentepremies in 2025 30% van het inkomen (onder meer winst en loon). De maximale jaarruimte bedraagt in 2025 € 35.798. Misschien heeft u ook nog reserveringsruimte uit voorgaande jaren? Dan kunt u daarvan in 2025 maximaal € 42.108 gebruiken. Zorg wel dat u de lijfrentepremies in 2025 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2025. Bij betaling in 2025 zijn uw banktegoeden op 1 januari 2026 lager en betaalt u over 2026 wellicht ook minder belasting in box 3. Let op: De betaalde bedragen voor lijfrenten zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. De fiscale jaarruimte 2025 weerspiegelt dit pensioentekort in 2024. 10. Laat uw herinvesteringstermijn niet verlopen Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves (HIR) niet verlopen. Een HIR die u in 2022 gevormd heeft, moet u in principe vóór 31 december 2025 benutten. Doet u dat niet, dan valt de HIR vrij en bent u daarover belasting verschuldigd. Tip! In bijzondere omstandigheden is soms een langere termijn van herinvesteren mogelijk. Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs. Let op: Een aantal van de bovengenoemde tips is nog niet definitief en moeten nog door de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden goedgekeurd. Daarom overleggen wij graag met u persoonlijk of het verstandig is wel of geen stappen te zetten.