6. Internationaal

31 januari 2025


6.1    Wijzigingen 30%-regeling


De 30%-regeling is een fiscale regeling waarbij, onder strikte voorwaarden, maximaal 30% van het salaris belastingvrij mag worden uitbetaald aan personeel dat uit het buitenland is aangetrokken. Dit personeel kampt nogal eens met extra kosten, de zogenoemde extraterritoriale kosten. Deze regeling zou versoberd worden, maar een groot deel van die versobering is met ingang van 2025 weer teruggedraaid. Wel wordt het percentage 27% en worden de salarisnormen verhoogd vanaf 2027.

 

Maximaal de balkenendenorm

Vanaf 2024 geldt er een maximum voor de 30%-regeling in de vorm van de zogenaamde balkenendenorm. Dit maximum blijft, ook in 2025, en wordt dus niet teruggedraaid. Dit betekent dat de 30%-regeling in 2025 ‘slechts’ over een salaris tot maximaal € 246.000 mag worden toegepast. U mag daarom in 2025 maximaal € 73.800 (30% van € 246.000) netto vergoeden onder de 30%-regeling.

 

Tip!
U hoeft pas vanaf 2026 rekening te houden met de balkenendenorm als u voor de werknemer al vóór 2023 de 30%-regeling toepaste.

 

Afbouw 30%-regeling gaat niet door

Naast het instellen van een maximum zou de 30%-regeling vanaf 2024 ook afgebouwd worden. Deze afbouw zou voor het eerst pas voelbaar zijn 20 maanden na 1 januari 2024, maar gaat niet door.

 

In 2025 en 2026 nog 30%, vanaf 2027 27%

In plaats daarvan blijft in 2025 en 2026 voor alle 30%-regelingen een percentage van 30% gelden. Vanaf 2027 geldt echter een percentage van 27%.

 

Tip!
Paste u vóór 2024 al de 30%-regeling toe voor een werknemer, dan mag u gedurende de gehele periode van 60 maanden het percentage van 30% hanteren, ook vanaf 2027.

 

Salarisnorm omhoog vanaf 2027
Voor toepassing van de 30%-regeling geldt een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden is. Een werknemer wordt geacht te voldoen aan de specifieke deskundigheid als de beloning van de werknemer hoger is dan een vastgestelde salarisnorm.

 

Voor 2025 bedraagt de salarisnorm € 46.660 (in 2024 was dit nog € 46.107). Voor werknemers die instromen en jonger zijn dan 30 jaar en hun masterdiploma hebben behaald, bedraagt de salarisnorm in 2025 € 35.468 (in 2024 was dit nog € 35.048). Beide bedragen worden met ingang van 2027 verhoogd naar € 50.436, respectievelijk € 38.338. Dit zijn de bedragen op basis van de bedragen die golden in 2024 en deze worden per 2027 nog geïndexeerd.

 

 

Tip!
Dit verhoogde salaris geldt niet voor degenen die de 30%-regeling al vóór 2024 toepasten.

 

Voor werknemers die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs werken bij een onderzoekinstelling en voor werknemers die arts in opleiding tot specialist (AIOS) zijn, geldt overigens geen salarisnorm.

 

Let op:
De verschillende soorten overgangsrecht zoals hiervoor beschreven, blijven van toepassing als de werknemer overstapt naar een andere werkgever, mits de 30%-regeling ook van toepassing blijft. Dit is het geval als de nieuwe werkgever en de werknemer gezamenlijk binnen vier maanden na indiensttreding een verzoek doen én de periode tussen het einde van de tewerkstelling bij de oude werkgever en de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst bij de nieuwe werkgever niet langer is dan drie maanden.

 

Keuze 30%-regeling of werkelijke kosten
U kunt jaarlijks kiezen tussen toepassen van de 30%-regeling of vergoeding van de werkelijke extraterritoriale kosten. Die keuze maakt u in het eerste loontijdvak van het kalenderjaar en geldt dan voor het hele kalenderjaar.

 

Tip!
Als u ervoor kiest om de werkelijke kosten te vergoeden en dus geen gebruik wilt maken van de 30%-regeling, geldt de grens van de balkenendenorm niet.

 

Beschikking nodig

Wilt u de 30%-regeling toepassen, dan moet u voor de betreffende werknemer een beschikking aanvragen bij de Belastingdienst. Uit deze beschikking blijkt onder andere hoe lang u de 30%-regeling maximaal mag toepassen. Wilt u de regeling al vanaf de eerste werkdag toepassen, zorg dan dat het verzoek om de regeling toe te mogen passen binnen vier maanden na de eerste werkdag bij de Belastingdienst binnen is. De Belastingdienst heeft een speciaal formulier voor indiening van dit verzoek.

 

Let op:
Naast de beschikking is het ook verplicht om toepassing van de 30%-regeling schriftelijk met uw werknemer vast te leggen in de arbeidsovereenkomst of in een addendum op de arbeidsovereenkomst.

 

Buitenlandse partiële belastingplicht

Werknemers die van de 30%-regeling gebruikmaken, hoefden tot en met 2024 geen belasting in box 2 en box 3 te betalen over buitenlands kapitaalinkomen. Dit wordt ook wel de partiële buitenlandse belastingplicht genoemd. Deze faciliteit is per 2025 vervallen. Dit geldt niet voor situaties waarin de 30%-regeling al vóór 2024 werd toegepast. In deze situaties blijft de faciliteit tot en met 2026 van kracht.

 

Let op!
Voor werknemers waarvoor de buitenlandse partiële belastingplicht per 2025 vervalt, kunt u vanaf 2025 geen gebruik meer maken van de mogelijkheid om de loonbelasting/premie volksverzekeringen die u moet inhouden af te stemmen op de inkomstenbelasting en eventuele premie volksverzekeringen die uw werknemer moet betalen.

 

6.2    30%-regeling uitgezonden werknemers wordt 27%-regeling


Naast de 30%-regeling voor vanuit het buitenland aangeworven werknemers, kunt u onder voorwaarden ook een 30%-regeling toepassen voor bepaalde, tijdelijk naar het buitenland uitgezonden werknemers. Ook hierin zijn wijzigingen aangekondigd.

 

Extraterritoriale kosten of 30%-regeling

Aan werknemers die u tijdelijk naar het buitenland uitzendt, mag u een vergoeding geven voor de extra verblijfkosten in het buitenland. De vergoeding van deze kosten (ook wel extraterritoriale kosten of afgekort ET-kosten) is, onder voorwaarden, gericht vrijgesteld. U hoeft hiervoor dan niet uw vrije ruimte in de WKR aan te spreken.

 

Voor bepaalde, tijdelijk naar het buitenland uitgezonden werknemers kunt u er ook voor kiezen om de 30%-regeling toe te passen. U mag dan zonder bewijsstukken maximaal 30% van het loon, inclusief de vergoeding, gericht vrijgesteld vergoeden aan de werknemer.

 

Let op:
Werknemers die hiervoor in aanmerking komen, zijn onder meer naar landen in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en een aantal Oost-Europese landen (waaronder onder meer Polen, Roemenië, Bulgarije en Tsjechië) uitgezonden werknemers en werknemers die naar een ander land zijn uitgezonden om wetenschap te beoefenen of onderwijs te geven.

 

Voorwaarden 30%-regeling

Voorwaarde voor deze 30%-regeling is dat de werknemer gedurende een periode van 12 maanden minimaal 45 dagen in het buitenland is. Voor de berekening van deze 45 dagen tellen uitzendingen van minder dan 15 dagen niet mee.

 

Let op!
Als de werknemer aan de 45 dagentermijn voldoet, tellen uitzendingen vanaf minimaal 10 dagen mee voor de berekening van het aantal dagen waarop de 30%-regeling mag worden toegepast.

 

Let op!
In tegenstelling tot de 30%-regeling voor inkomende werknemers, is voor de 30%-regeling voor uitgezonden werknemers geen beschikking van de Belastingdienst nodig.

 

27% vanaf 2027

Vanaf 2027 wijzigt de 30%-regeling voor uitgezonden werknemers. Vanaf die datum kunt u niet meer 30% van het loon (inclusief de vergoeding) gericht vrijgesteld vergoeden aan uitgezonden werknemers, maar 27%.

 

Er komt geen overgangsregeling. Dus ook aan werknemers die al vóór 2027 zijn uitgezonden, kunt u vanaf 2027 nog maar 27% in plaats van 30% gericht vrijgesteld vergoeden.

 

6.3    Sociale verzekeringsplicht voor grensoverschrijdende telewerkers

 

In een ander EU-land wonende werknemers die werken voor een in Nederland gevestigde werkgever, kunnen bij de SVB een uitzonderingspositie aanvragen voor de sociale verzekeringen wanneer zij telewerken. Onder voorwaarden zijn ze dan in Nederland sociaal verzekerd in plaats van in het woonland.

 

Sociaal verzekerd in werkland

Voor de sociale verzekeringen geldt als hoofdregel dat een werknemer sociaal verzekerd is in het land waar hij werkt. Daarbij geldt dat in beginsel minder dan 25% van de arbeidstijd in het woonland gewerkt mag worden. Wordt deze tijd overschreden, dan is de werknemer sociaal verzekerd in zijn woonland.

 

Kaderovereenkomst

Voor grensarbeiders die voor meer dan 25% van hun arbeidstijd telewerken, zijn door EU-landen afspraken gemaakt en vastgelegd in een Kaderovereenkomst. Bij uitzondering kan een telewerker dan toch in het werkland verzekerd blijven.

 

Er gelden voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze uitzondering. Een van de voorwaarden is dat de telewerker minder dan 50% van de arbeidstijd in het woonland werkt, ofwel er moet ten minste 50% van de arbeidstijd in Nederland worden gewerkt.

 

Aanvragen

Grensarbeiders die telewerken en die gebruik willen maken van de uitzonderingspositie, kunnen hiervoor bij de SVB een digitaal aanvraagformulier aanvragen. Dit kan ook via de werkgever. Er geldt een maximale terugwerkende kracht van drie maanden. Tijdens die drie maanden moet de telewerker alleen in Nederland premies voor de sociale zekerheid betalen.

 

Let op!
Voor aanvragen tot en met 30 juni 2024 gold nog een terugwerkende kracht van maximaal één jaar in plaats van drie maanden.

 

6.4    Afspraken over grensoverschrijdend thuiswerken

 

Nederland-België

Over de belastingheffing als gevolg van grensoverschrijdend thuiswerken, zijn vanaf 8 december 2023 afspraken gemaakt met België. De afspraken gaan over het vaststellen van een vaste inrichting.

 

Van een vaste inrichting kan sprake zijn als een onderneming in het buitenland over een ruimte beschikt die duurzaam voldoende faciliteiten heeft – denk aan personeel en materieel – om als zelfstandige onderneming te functioneren.

 

Het thuiswerken van een Belgische werknemer zou ertoe kunnen leiden dat voor de Nederlandse werkgever in België een vaste inrichting ontstaat. Op dezelfde wijze kan voor een Belgische werkgever een vaste inrichting in Nederland ontstaan door het thuiswerken van een Nederlandse werknemer. Dit is niet altijd gewenst. Zo ontstaat bij een vaste inrichting vennootschapsbelastingplicht in het woonland van de werknemer voor de winst die vanuit die vaste inrichting wordt behaald. Ook wordt een werkgever bij een vaste inrichting inhoudingsplichtig voor loonheffing van de thuiswerkende werknemer in het woonland.

 

In een op 8 december 2023 gepubliceerde overeenkomst tussen Nederland en België zijn daarom verschillende factoren vastgelegd waarmee beoordeeld kan worden of wel of niet sprake is van een vaste inrichting.

 

 

 

 

Naast de verschillende factoren is ook nog de volgende praktische handreiking vastgelegd:

§ Werkt de werknemer gedurende een jaar 50% of minder van de arbeidstijd vanuit huis, dan is in ieder geval geen sprake van een vaste inrichting.

§ Werkt de werknemer gedurende een jaar meer dan 50% van de arbeidstijd vanuit huis, dan kan sprake zijn van een vaste inrichting. Of in zo’n geval sprake is van een vaste inrichting, is afhankelijk van de factoren die in de overeenkomst zijn vastgelegd.

 

Hiermee sluiten de afspraken voor de sociale zekerheid en de belastingheffing op elkaar aan voor werknemers die wonen in België en werken in Nederland en vice versa.

 

Nederland-Duitsland
De Nederlandse regering heeft geprobeerd om met Duitsland vergelijkbare afspraken te maken. Duitsland is echter op korte termijn alleen bereid om een beperkte dagendrempel af te spreken. Over een verdergaande regeling is helaas geen akkoord bereikt. Dit betekent dat een afstemming tussen de sociale zekerheid en de belastingheffing zoals die met België is afgesproken met Duitsland voorlopig waarschijnlijk niet tot stand zal komen. Nederland blijft zich wel inzetten om dit internationaal op de agenda te houden en te proberen de afspraken te verduidelijken in EU- en OESO-verband.

 

Toekomstige thuiswerkdrempel

Mogelijk wordt er bij toekomstige wijzigingen van belastingverdragen een zogenaamde thuiswerkdrempel ingevoerd. Die thuiswerkdrempel moet gaan voorkomen dat twee landen ieder voor een gedeelte over het arbeidsinkomen kunnen heffen. In de Wet inkomstenbelasting zijn – vooruitlopend op deze mogelijke wijzigingen in belastingverdragen – al bepalingen opgenomen die heffing in Nederland dan mogelijk maakt als Nederland als werkstaat is aangewezen.

 

6.5    Oekraïense werknemers in de loonadministratie

 

Veel werkgevers hebben Oekraïners in dienst. We zetten daarom de belangrijkste aspecten voor deze doelgroep op een rij.

 

Algemeen

Bij het werven van buitenlands personeel moeten werkgevers zich aan bepaalde wetten en regels houden. Door de Richtlijn Tijdelijke Bescherming kunnen gevluchte Oekraïners in ieder geval tot 4 maart 2026 in de Europese Unie verblijven zonder dat zij asiel hoeven aan te vragen.

 

Op de site van de IND wordt aangegeven voor wie de Richtlijn Tijdelijke Bescherming precies van toepassing is.

 

Als een Oekraïner is ingeschreven bij de gemeente, dan verstrekt de IND een bewijs van verblijf. Dit bewijs is een sticker in het paspoort, een los papier of een los pasje 
(O-document). Staat op dit bewijs geen einddatum, dan is het in ieder geval geldig tot 4 maart 2026. Staat op de sticker of het pasje een geldigheidsdatum tot 4 maart 2023 of 4 maart 2024 of 4 maart 2025, dan heeft de Oekraïner van de IND een verlengingsbrief gekregen (of gaat die nog krijgen) waarmee de sticker of het pasje geldig blijft tot 4 maart 2026.

 

Om te mogen werken, is een geldig bewijs van verblijf nodig, waarmee de Oekraïner kan laten zien dat hij/zij in Nederland mag zijn.

 

Tewerkstellingsvergunning

U hoeft als werkgever voor Oekraïners geen tewerkstellingsvergunning aan te vragen. Er gelden wel voorwaarden:

 

§ De werknemer heeft een arbeidsovereenkomst.

§ De werknemer heeft de Oekraïense nationaliteit en kan de sticker of het pasje 
(O-document) samen met de verlengingsbrief laten zien.

§ Werkgevers moeten de werknemer melden bij het UWV, uiterlijk twee werkdagen voor de eerste werkdag van de nieuwe werknemer. Daarbij geeft u informatie over de werkzaamheden, de werkuren en de werkplek.

 

Let op!
Niet of niet-tijdige melding is een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen.

 

Mensen die niet de Oekraïense nationaliteit hebben, maar in Oekraïne verbleven met een permanente verblijfsvergunning of met internationale bescherming (bijvoorbeeld als erkend vluchteling), hebben een tijdelijke verlenging gekregen in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU. Dit Hof heeft op 19 december 2024 een uitspraak en geoordeeld dat Nederland de tijdelijke bescherming mag stoppen. Omdat de IND tijd nodig heeft om te bepalen wat de uitspraak voor de praktijk betekent, blijft de tijdelijke verlenging nog gelden. Vóór 4 maart 2025 verstuurt de IND een bericht over de gevolgen van de uitspraak.

 

Mensen die recht hebben op de tijdelijke bescherming, omdat een gezinslid onder de richtlijn valt, krijgen vóór 4 maart 2025 een nieuw pasje (Vreemdelingen Identiteitsbewijs Type O) dat geldig is tot 4 maart 2026.

 

Let op!
Verblijft de werknemer al ten minste zes maanden in Nederland? En heeft u het volledige verblijfsadres van uw werknemer in Nederland? Dan mag u er voor de loonheffingen van uitgaan dat dat adres de fiscale woonplaats is en dat Nederland het fiscale woonland is. U past de loonbelastingtabel toe voor een inwoner van Nederland. Voor de aangifte inkomstenbelasting van de Oekraïner kan dit mogelijk anders uitpakken, omdat de fiscale woonplaats vastgesteld moet worden en die kan afwijken van het verblijfsadres.

 

Wijzigingen doorgeven aan UWV

Als er bepaalde wijzigingen plaatsvinden in het dienstverband van een werknemer uit de Oekraïne die valt onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, dan moet u die met het formulier Doorgeven wijziging van een tijdelijk beschermde werknemer uit Oekraïne aan het UWV doorgeven. Het gaat om de volgende wijzigingen:

§ De werknemer uit de Oekraïne blijft langer of korter in dienst.

§ De werknemer uit de Oekraïne krijgt een andere functie.

 

6.6    Werkvergunning voor asielzoekers

 

Een asielzoeker waarvoor u een tewerkstellingsvergunning (TWV) heeft, mag bij u werken. Hierbij geldt geen beperking in het aantal weken per jaar dat de asielzoeker mag werken. Voorwaarde is wel dat de asielaanvraag minstens zes maanden in behandeling is.

 

Let op:
Voor statushouders (asielzoekers met een verblijfvergunning) hoeft u geen TWV aan te vragen.

 

De werkvergunning van een asielzoeker geldt voor de duur van het Vreemdelingen Identiteitsbewijs (W-document). Het aanvragen van de vergunning gebeurt bij het UWV.

 

Bij vragen over werkvergunningen of werknemers uit het buitenland kan het Landelijk Steunpunt Arbeidsmigratie (LSA) ondersteuning bieden. Het LSA kan de werkgever ondersteunen vanaf het begin van de zoektocht naar nieuwe werknemers.


door duda-wsm 9 oktober 2025
In 2016 besloten Gerard en Danny hun krachten te bundelen. Met z’n vieren, zijzelf en twee medewerkers, legden ze de basis voor wat inmiddels is uitgegroeid tot een team van 24 vakmensen. Waar in de beginjaren vooral verbouw en renovatie centraal stonden, ligt de focus tegenwoordig ook sterk op duurzaamheid: complete woningrenovaties met isolatie, gevelvernieuwing, dakopbouwen en meer. Groeien met lef en samenwerking De weg van start-up naar volwassen bouwbedrijf verliep niet zonder uitdagingen. Het vinden en behouden van de juiste mensen bleek een belangrijk aandachtspunt. Gerard en Danny zetten daarom in op een goede werksfeer én op ontwikkeling. Medewerkers krijgen volop kansen om te leren, onder meer via in- en externe opleidingen, toolbox-metingen waarin leveranciers en opleidinginstanties nieuwe materialen en technieken toelichten. Zo groeit het hele team mee met de snelle veranderingen in de bouwsector. Ook de stijgende materiaalprijzen vroegen om flexibiliteit. Waar anderen wellicht zouden afremmen, koos Nivo Bouw ervoor om nóg slimmer samen te werken met partners en klanten. Dankzij die mentaliteit van aanpakken en vooruitdenken konden mooie projecten blijven doorgaan. Voor Gerard en Danny ligt de echte trots niet alleen in de resultaten, maar vooral in de samenwerking met hun team: succes bouw je samen, elke dag opnieuw. Vooruitkijken met WEA Naaldwijk Sinds 2023 werkt VoNi Holding, waar onder andere Nivo Bouw en Interart onder vallen, samen met WEA Naaldwijk. Waar Gerard en Danny voorheen vooral stuurden op hun gevoel en vanuit de projectadministratie, helpt WEA Naaldwijk hen nu om dit te vertalen naar het grotere geheel binnen de holding en de werkmaatschappijen. Met heldere (periodieke) rapportages, financiële dashboards en inzicht in de juiste cijfers krijgen ze een compleet overzicht van hun prestaties. Dat maakt het mogelijk om beslissingen beter onderbouwd te nemen. Van het aannemen van nieuw personeel tot investeren in materieel of het aangaan van een overname: samen zorgen ze dat de keuzes passen bij de koers van de mannen. De overname van Interart Een mooi voorbeeld van die samenwerking is de toevoeging van Interart aan VoNi Holding. Voor Danny en Gerard was dit een nieuwe stap: spannend, uitdagend en soms ook complex. WEA Naaldwijk ondersteunde hen in dit proces door mee te kijken naar de stukken, risico’s in kaart te brengen en advies te geven. Zo wisten zij zeker dat alles goed geregeld was voordat de handtekeningen werden gezet. Die controle momenten gaven niet alleen zekerheid, maar ook vertrouwen: de ondernemers konden zich richten op de kansen van de overname, terwijl wij hielpen om de randvoorwaarden stevig neer te zetten. Ambitie: doorgroeien zonder de menselijke maat te verliezen Vooruitkijken doen Gerard en Danny volop. Hun ambitie is om door te groeien naar een mooie club medewerkers, maar wel met behoud van het persoonlijke karakter van hun bedrijf. Want hoe groter je wordt, hoe belangrijker het is om de betrokkenheid vast te houden. Hoewel veel projecten plaatsvinden buiten het Westland, bijvoorbeeld in Den Haag en Rotterdam, zijn zij ook zeker in het Westland te vinden Daarbij blijft Nivo Bouw trouw aan haar Westlandse roots: ze steunen sportverenigingen in de regio, helpen scholen bij evenementen en dragen actief bij aan lokale initiatieven. Voor Gerard en Danny is dat vanzelfsprekend: ondernemen doe je niet alleen, maar altijd samen met je omgeving. Samen bouwen aan de toekomst Het verhaal van Gerard en Danny laat zien hoe ondernemerschap, lef en teamwork leiden tot groei. Van de eerste verbouwingen in 2016 tot de overname van Interart en de vele projecten van nu: Nivo Bouw blijft ontwikkelen, maar wel met oog voor kwaliteit én mensen. WEA Naaldwijk is er trots op dat wij hen daarin mogen ondersteunen. Door inzicht te geven, sparringpartner te zijn, mee te kijken bij belangrijke beslissingen en een stevige basis te bieden, helpen we Nivo Bouw verder bouwen aan hun ambities.
30 september 2025
Met Prinsjesdag zijn verschillende fiscale maatregelen aangekondigd die gevolgen hebben voor stichtingen, verenigingen en particulieren. Zo komen er nieuwe transparantieverplichtingen en verandert de erf- en schenkbelasting op meerdere punten. Deze en diverse aangekondigde maatregelen zetten we voor u op een rij. 9 .1 Nieuwe transparantieverplichtingen voor stichtingen en verenigingen Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties in werking. Deze wet verplicht (alle, ook niet-commerciële) stichtingen om jaarlijks hun staat van baten en lasten te deponeren bij de KVK. Daarnaast moeten stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen op verzoek van bepaalde instituties (zoals de burgemeester of het Openbaar Ministerie) informatie verstrekken over de herkomst, het doel en de omvang van donaties, zowel uit binnen- als buitenland. Doel van deze wet is het vergroten van transparantie en het voorkomen van misbruik van maatschappelijke organisaties voor ondermijnende activiteiten. 9 .2 ANBI’s verplicht tot digitale publicatie via centraal portaal In de Fiscale verzamelwet 2026 is opgenomen dat vanaf 2026 alle Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) hun verplichte publicatiegegevens niet alleen op een eigen of branchewebsite publiceren, maar ook via een centraal digitaal portaal dat wordt beheerd door de Belastingdienst. ANBI’s moeten hun gegevens voortaan via een standaardformulier elektronisch aanleveren. Deze gegevens worden vervolgens openbaar toegankelijk gemaakt via het nieuwe Portaal-ANBI. Daarnaast komt er een tweede portaal, ANBI Toezicht, uitsluitend voor de Belastingdienst, bedoeld voor digitale controle en registratie. Doel van deze wijziging is om transparantie te vergroten en het toezicht te verbeteren, zonder dat dit leidt tot extra administratieve lasten voor de ANBI’s zelf. In de uitvoeringstoets, opgenomen in de Memorie van Toelichting bij dit wetsvoorstel, is echter aangegeven dat de portal-ANBI publicatieplicht pas per 1 januari 2029 en de portal-ANBI toezicht pas per 1 januari 2030 uitvoerbaar is voor de Belastingdienst. 9 .3 Afschaffing fiscale voordelen bij ongelijke verdeling (huwelijks)gemeenschap De rechter heeft geoordeeld dat een ongelijke verdeling van gemeenschappelijk huwelijksvermogen, zoals een 90:10-verhouding, toegestaan is en dat de onderlinge verschuiving niet belast wordt. Dit leidde tot constructies waarbij in zicht van overlijden of bij echtscheiding het vermogen strategisch werd verdeeld, bijvoorbeeld om erfbelasting te beperken of alimentatieverplichtingen te vermijden. De nieuwe regeling belast voortaan het deel van het vermogen dat een echtgenoot meer ontvangt dan de helft van de gemeenschap met erf- of schenkbelasting. De heffing vindt plaats bij scheiding of overlijden, ongeacht wanneer de ongelijke breukdelen zijn overeengekomen. Let op: De regeling treedt in werking op 1 januari 2026. Aanpassingen in het gemeenschappelijk huwelijksvermogen naar ongelijke breukdelen die plaatsvinden na 16 september 2025 worden belast bij scheiding of overlijden. Laat uw onderneming tijdig beoordelen of bestaande huwelijkse voorwaarden met ongelijke breukdelen vóór 16 september 2025 zijn vastgelegd. Alleen deze vallen onder de overgangsregeling. Aanpassingen na deze datum, ook als ze minder scheef zijn (bijvoorbeeld van 90:10 naar 60:40), worden vanaf 1 januari 2026 belast. Let op: Dit is van overeenkomstige toepassing bij geregistreerd partnerschap en samenwoners. 9 .4 Gelijke fiscale behandeling voor biologische en juridische kinderen vanaf 2026 Het is mogelijk dat een kind een schenking of nalatenschap krijgt van de biologische vader, maar niet door hem is erkend. In die situatie kan het kind geen beroep doen op de kindvrijstelling en het kindtarief. Dit werd als onrechtvaardig gezien als er wel een vorm van nauwe persoonlijke band tussen vader en kind bestaat. De rechter liet het aan de wetgever over om dit gebrek te herstellen. Daarom wordt in de Successiewet een biologisch kind met een eigen kind gelijkgesteld. Wel moet ter voorkoming van misbruik de bloedverwantschap met een vorm van een DNA-test worden aangetoond. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat het kind afzonderlijk van de wettelijke vader en de biologische vader een schenking of nalatenschap tegen een laag tarief ontvangt. Ook geeft dit de mogelijkheid tweemaal van schenkvrijstellingen te profiteren. 9 .5 Erfbelasting: verlenging aangiftetermijn en aanpassing belastingrente Veelal blijkt het niet haalbaar om binnen de termijn van acht maanden aangifte erfbelasting te doen doordat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn. Het doen van een voorlopige aangifte erfbelasting lukt om die reden ook niet altijd op tijd, waardoor aanslagen erfbelasting worden opgelegd met berekening van belastingrente. Dit wordt als onredelijk ervaren. Om hieraan tegemoet te komen, wordt met ingang van 2026 de aangiftetermijn met één jaar verlengd van acht naar twintig maanden na de dag van overlijden. Een aanslag erfbelasting die volgt uit een tijdig ingediende aangifte kan vervolgens zonder belastingrente worden betaald. De nieuwe aangiftetermijn geldt alleen voor overlijdens die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden. Is die twintig maanden alsnog onvoldoende om de aangifte erfbelasting te doen? Dan kunt u op verzoek eenmalig vier maanden uitstel krijgen. De langere termijn voor het doen van aangifte geeft de Belastingdienst niet een langere behandeltermijn; de aanslag erfbelasting moet nog steeds binnen drie jaar na het overlijden zijn opgelegd. 9 .6 180-dagen fictie erfbelasting Binnen de Successiewet geldt dat wanneer u een schenking ontvangt van iemand die binnen 180 dagen overlijdt, dit als onderdeel van de erfenis wordt gezien. Dit is bedoeld om schenkingen in zicht van overlijden – ter besparing van erfbelasting – tegen te gaan. Momenteel dient u bij een schenking een aangifte schenkbelasting in, maar bij een eventueel overlijden binnen 180 dagen wordt de schenkbelasting verrekend met de erfbelasting. Dit wordt als onnodig complex ervaren. Vanaf 1 januari 2026 is daarom bij een schenking ontvangen van iemand die binnen 180 dagen daarna overlijdt, geen aparte aangifte schenkbelasting meer nodig. De schenking wordt nog wel steeds als onderdeel van de erfenis gezien en moet worden opgenomen in de aangifte erfbelasting. Omdat deze maatregel per 1 januari 2026 wordt ingevoerd, geldt dit alleen voor schenkingen die ná 5 juli 2025 zijn gedaan. Was het overlijden niet voorzienbaar en de aangifte schenkbelasting al ingediend en/of betaald? Dan zal de Belastingdienst zelfstandig de aanslag verminderen en de betaling retourneren. 9 .7 DAC8: automatische uitwisseling van crypto-informatie Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling cryptoactiva (DAC8) in werking. Deze wet verplicht cryptoaanbieders om klantgegevens en transactiegegevens te rapporteren aan de Belastingdienst en zorgt voor automatische uitwisseling van deze gegevens tussen EU-lidstaten. Deze wet zou geen directe gevolgen hebben voor bezitters van crypto, aangezien zij al verplicht zijn hun bezittingen in box 3 op te geven. Het niet naleven van de rapportageplicht kan leiden tot boetes tot € 1.030.000. 9 .8 Inzagerecht voor belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen Vanaf 2026 krijgen belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen het wettelijke recht om op verzoek inzage te krijgen in hun fiscale dossier bij de Belastingdienst en de Douane. Concreet betekent dit dat zij kunnen inloggen op een portaal op elk gewenst moment en zo de beschikking krijgen over hun eigen fiscale dossier. Tot nu toe was inzage vaak beperkt tot de bezwaarfase of bij boeteprocedures. Deze wetswijziging beoogt een grotere transparantie en controleerbaarheid van de fiscale gegevens voor belastingplichtigen. 9 .9 Verhoging invorderingsrente De hoogte van de invorderingsrente is geregeld in een beleidsbesluit. Momenteel bedraagt de invorderingsrente 4%. In de Miljoenennota is benoemd dat de invorderingsrente verhoogd wordt naar 4,25%. Disclaimer Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
30 september 2025
Deze Prinsjesdag zet het kabinet sterk in op verduurzaming, zowel via huishoudens als bedrijven. Ondernemers krijgen te maken met nieuwe regels rond CO 2 -heffing, afvalstoffenbelasting en het Europese CBAM. Tegelijk verdwijnen er ook lasten, zoals de heffing op plastic wegwerpverpakkingen en wordt verduurzaming gestimuleerd. 8 .1 Aanpassing vliegbelasting Vanaf 2027 wordt de vliegbelasting berekend op basis van de gevlogen afstand. Nu geldt één tarief van € 29,40 per vlucht, maar de bedoeling is om er drie tarieven van te maken. De tarieven zijn gebaseerd op de afstand tussen Amsterdam en de hoofdstad van het land van de bestemming van de passagier: § € 29,40 – bestemmingen tot ca. 2.000 km § € 47,24 – bestemmingen tussen ca. 2.000-5.500 km § € 70,86 – overige bestemmingen (meer dan 5.500 km) De tarieven worden in 2027 nog gecorrigeerd voor de inflatie. Het doel van deze maatregel is om vluchten met meer uitstoot zwaarder te belasten en daarmee te ontmoedigen. Let op: Het Caraïbische deel van het Koninkrijk valt onder het lage tarief, ondanks de afstand. Daarnaast wordt voor ultra perifere gebieden (zoals de Canarische Eilanden) een aparte regeling getroffen. 8 .2 Energiebelasting: hogere korting vanaf 2026 De belastingvermindering energiebelasting wordt vanaf 2026 structureel verhoogd. De maatregel compenseert huishoudens voor stijgende energiekosten, vooral door hogere netwerktarieven. De belastingvermindering is het bedrag dat in mindering wordt gebracht op de energierekening. Deze vermindering geldt voor elektriciteitsaansluitingen met een verblijfsfunctie, zoals woningen, kantoren en winkels. Deze vermindering is onafhankelijk van het verbruik: iedereen met een kwalificerende aansluiting ontvangt dezelfde korting. De belastingvermindering daalt van € 635,19 (2025) naar € 628,95 inclusief btw (2026). Dit is hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde € 617,71 per huishouden. 8 .3 Afschaffing verbruiksplafond leidingwater U betaalt nu enkel belasting op leidingwater over het verbruik boven de 300 m³ per jaar. Vanaf 2026 gaat het heffingsplafond omhoog naar 50.000 m³ per jaar en in 2027 verdwijnt het helemaal. Voor grootverbruikers betekent dit een hogere belastingrekening. De overheid wil hiermee zuiniger watergebruik stimuleren en verspilling tegengaan. 8 .4 Nieuwe regels voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) Vanaf 1 januari 2026 geldt de Europese Verordening voor het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). CBAM is bedoeld om koolstoflekkage te voorkomen door een koolstofprijs te heffen op bepaalde geïmporteerde goederen uit landen buiten de EU, zoals staal/ijzer, cement, kunstmest en aluminium. Ook precursoren, zoals stalen schroeven, bouten en moeren vallen hieronder. Importeurs van CBAM-goederen moeten beschikken over een toelating als CBAM-aangever en jaarlijks een CBAM-aangifte indienen over de hoeveelheid geïmporteerde goederen en de bijbehorende CO 2 -uitstoot. Op basis van deze aangifte moeten zij vanaf 2026 een koolstofcorrectie betalen. 8 .5 Aanpassingen CO 2 -heffing industrie De verduurzaming van de Nederlandse industrie verloopt moeizaam door diverse belemmeringen. Denk aan overbelasting van het net, stikstofproblematiek, trage vergunningverlening, hoge energieprijzen en afhankelijkheid van internationale markten. Belangrijke investeringen blijven daardoor uit, terwijl bedrijven wel CO 2 -heffing betalen. Voor grote industriële bedrijven, zoals de ETS1- en lachgasinstallaties, daalt de CO 2 -heffing van € 87,90 naar € 78,67 per ton CO 2 . Door extra vrijstellingen betaalt de zware industrie de komende jaren nauwelijks CO 2 -heffing. Voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) stijgt de CO 2 -heffing juist fors: van € 152 nu naar € 295 per ton in 2030. Dit maakt afvalverbranding flink duurder en stimuleert afvalscheiding en recycling. 8 .6 Samentelbepaling maximale investeringsbedrag energie-investeringsaftrek Bedrijven en ondernemers die investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen mogen 40% van die investering extra aftrekken van de winst. De grens ligt bij € 151 miljoen per jaar (2025), daarna vervalt de extra aftrek. Investeert u (mede) via een samenwerkingsverband, zoals een vof? Dan kunt u boven de grens van € 151 miljoen uitkomen en onbedoeld de aftrek verhogen. Het kabinet wil dit voorkomen. Daarom tellen investeringen in een samenwerkingsverband mee met de eigen investeringen. De grens blijft € 151 miljoen. 8 .7 Actualisatie SBI-codes voor de Energiebelasting De Wet belastingen op milieugrondslag regelt verschillende milieubelastingen in Nederland, waaronder de energiebelasting, afvalstoffenbelasting en belasting op leidingwater. Daarin staan drie regelingen waarvoor geen energiebelasting wordt betaald voor de levering of het verbruik van elektriciteit of aardgas. Om gebruik te kunnen maken van deze regelingen, geldt dat uw onderneming gekoppeld moet zijn aan een type industrieel proces én aan het soort bedrijf op basis van de SBI-code van de onderneming. Per 6 september 2025 zijn de SBI-coderingen vernieuwd. Van belang is dat het bedrijf dat de regeling wil toepassen, onder de juiste SBI-codering valt. Voor elektriciteit en aardgas in metallurgische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 24 of 25. Voor aardgas in mineralogische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 23. Binnen deze SBI-codes verandert inhoudelijk niets: bedrijven die gebruikmaken van de vrijstelling kunnen dit blijven doen. Wel kan de overgang gevolgen hebben voor ondernemingen die bij de KVK al onder de nieuwe SBI-codes zijn ingedeeld, terwijl de wet nog verwijst naar de oude SBI-codering. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat die bedrijven alsnog de regeling kunnen toepassen. 8 .8 Verhoging en hervorming afvalstoffenheffing De afvalstoffenbelasting voor afvalverwerkingsbedrijven wordt hervormd om meer recycling, afvalstortingen en een circulaire economieafvalstort te beperken. § De vrijstelling voor afvalstoffenbelasting op het verbranden van zuiveringsslib (het restproduct van het zuiveren van afvalwater) komt per 2027 te vervallen. § Het storten van afval met ontheffing wordt duurder vanaf 2029. § De afvalstoffenbelasting stijgt van € 39,70 per ton afval (2025) naar € 90,21 per ton afval (2028) tot structureel € 113,81 per ton afval (2035). § De CO 2 -heffing daalt voor grote industriële bedrijven, maar stijgt juist voor afvalverbrandingsinstallaties. Afval verbranden wordt daardoor duurder. 8 .9 Afschaffen heffing op plastic wegwerpverpakkingen Momenteel geldt een heffing op plastic bekers en wegwerpbakjes. In het voorjaar van 2025 besloot het kabinet dat deze heffing per 1 januari 2026 wordt afgeschaft. De Inspectie Leefomgeving en Transport ziet inmiddels niet meer toe op de handhaving van deze regel. Wel blijft voor ondernemers de plicht bestaan om duurzame alternatieven voor plastic wegwerpverpakkingen aan te bieden of klanten aan te sporen zelf herbruikbare verpakkingen te gebruiken.