Nieuwe bestelauto voor ondernemers vanaf 2025 stuk duurder

11 oktober 2024

   

Nieuwe bestelauto voor ondernemers vanaf 2025 stuk duurder


Ondernemers gaan vanaf 2025 fors meer betalen voor de aanschaf van een nieuwe bestelauto. De vrijstelling van bpm voor ondernemers komt vanaf dan namelijk te vervallen. Gemiddeld scheelt dit zo’n € 12.000 per bestelauto. Een en ander is wel afhankelijk van de CO2-uitstoot van de bestelauto. Een bestelauto zonder CO2-uitstoot kan in 2025 nog steeds zonder bpm worden aangeschaft.


Vrijstelling bpm

De vrijstelling in de bpm geldt nu nog voor ondernemers die de bestelauto meer dan 10% van het totaal aantal kilometers per jaar zakelijk gebruiken. Dit moet desgevraagd aannemelijk gemaakt worden. Een rittenregistratie is daarvoor niet verplicht.

Tip!

Wilt u nog een nieuwe bestelauto zonder bpm kopen, wees er dan snel bij. Bij veel dealers kunt u niet meer terecht of alleen kiezen uit de aanwezige modellen.

Doorschuifregeling

Verkoopt u uw bestelauto die u zonder bpm aanschafte binnen 5 jaar na aanschaf aan een andere ondernemer die voldoet aan de voorwaarden voor de vrijstelling bpm? Dan kunt u gebruikmaken van de doorschuifregeling. U hoeft dan niet alsnog bpm af te dragen. U kunt deze doorschuifregeling ook vanaf 2025 nog gebruiken voor bestelauto’s die u vóór 2025 aanschafte met toepassing van de vrijstelling bpm voor ondernemers.

Verhoging bpm personenauto

In het Belastingplan 2025 is voorgesteld de bpm voor personenauto’s te verhogen. De bpm voor personenauto’s bestaat uit een vast basisbedrag plus een opslag gekoppeld aan de CO2-uitstoot. Het vaste bedrag wordt per 2025 verhoogd met € 200 en komt daarmee op € 640.

Tip!

Voor een nieuwe personenauto zonder CO2-uitstoot geldt in 2025 alleen het vaste basisbedrag van € 640 zonder CO2-uitstootopslag.

Bpm bestelauto

Voor bestelauto’s geldt in 2025 geen vast basisbedrag, maar alleen een tarief van € 66,91 vermenigvuldigd met het aantal gram/km CO2-uitstoot. Voor een bestelauto zonder CO2-uitstoot betekent dit dus dat de bpm nul bedraagt.

Afschaffen bpm-voordeel plug-in hybride auto’s

Plug-in hybride elektrische auto’s, kennen nu nog een apart bpm-tarief. Vanwege een nieuwe Europese meetmethode inzake de CO2-uitstoot zou dit aparte bpm-tarief veelal leiden tot een veel hogere bpm. Om die reden is in de belastingplannen voor 2025 voorgesteld om de aparte bpm-tabel per 2025 te laten vervallen. Vanaf 2025 worden de plug-in hybride auto’s belast tegen het bpm-tarief dat geldt voor alle personenauto’s.

Let op!

Alle voorstellen uit de belastingplannen voor 2025 moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.


6 mei 2025
1. Voorkom belastingrente IB 2024 en Vpb 2024 Als de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een (voorlopige) aanslag IB 2024 oplegt, berekent de Belastingdienst over de periode die begint op 1 juli 2025 6,5% belastingrente. Dit kunt u voorkomen. De Belastingdienst berekent namelijk geen belastingrente als u vóór 1 mei 2025 een correcte aangifte IB 2024 indient of als u vóór 1 mei 2025 een correcte voorlopige aanslag IB 2024 aanvraagt. Het is belangrijk dat de aangifte/het verzoek om de voorlopige aanslag niet te laag is. De Belastingdienst berekent anders alsnog vanaf 1 juli 2025 6,5% belastingrente over het verschil. Let op: krijgt u een (voorlopige) aanslag IB met belastingrente? Dan is het mogelijk verstandig om tijdig bezwaar hiertegen te maken. Overleg daarover met onze adviseurs. Bij het vanaf 1 juli 2025 opleggen van een (voorlopige) aanslag Vpb 2024 berekent de Belastingdienst 9% belastingrente. Dit voorkomt u door vóór 1 juni 2025 een correctie aangifte Vpb 2024 in te dienen. Lukt dat niet, dan voorkomt u de belastingrente als u vóór 1 mei 2025 een correcte voorlopige aanslag Vpb aanvraagt. Zorg dat het bedrag niet te laag is, anders berekent de Belastingdienst alsnog vanaf 1 juli 2025 9% belastingrente over het verschil. Heeft u een gebroken boekjaar, dan gelden andere termijnen. Over de hoge belastingrente voor de Vpb loopt inmiddels een massaalbezwaarprocedure. Let op: krijgt u een (voorlopige) aanslag Vpb met belastingrente, kom dan tijdig in bezwaar, zodat u kunt aansluiten bij deze procedure. De Belastingdienst doet dan nog geen uitspraak, maar wacht op het oordeel van de Hoge Raad. 2. Einde compensatie transitievergoeding bij ontslag langdurig zieke? Als een werknemer meer dan twee jaar ziek is, kan een werkgever bij het UWV ontslag aanvragen. Deze werknemer heeft dan recht op een transitievergoeding. De werkgever kan hiervoor nu nog compensatie aanvragen bij het UWV via de regeling compensatie transitievergoeding . Het kabinet heeft een wetsvoorstel voorgelegd waardoor straks alleen nog kleine werkgevers compensatie kunnen aanvragen. Een kleine werkgever is in het wetsvoorstel een werkgever met een loonsom tot en met 25 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer per kalenderjaar. Daarbij wordt gekeken naar het totaal van het premieplichtige loon van de werkgever twee jaar eerder. Dit gebeurt nu ook al voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie Arbeidsongeschiktheidsfonds. In 2025 is een werkgever klein voor deze premie als het totale premieplichtige loon over 2023 niet hoger was dan € 990.000. 3. Definitieve rendementspercentages box 3 2024 bekend In box 3 bestaan drie verschillende forfaitaire rendementspercentages: voor bank- en spaartegoeden, voor schulden en voor overige bezittingen. Het percentage voor overige bezittingen voor het jaar 2024 is al langer bekend en bedraagt 6,04%. Onlangs zijn de definitieve forfaitaire rendementspercentages voor bank- en spaartegoeden (1,44%) en voor schulden (2,61%) voor het jaar 2024 bekendgemaakt. De voorlopige forfaitaire rendementspercentages waren voor bank- en spaartegoeden en voor schulden eerder nog vastgesteld op 0,92% respectievelijk 2,46%. Mogelijk zijn de hogere definitieve percentages aanleiding om te verzoeken om een (wijziging van de) voorlopige aanslag IB 2024. Neem voor meer informatie hierover contact met ons op. 4. Nieuwe afspraken over zero-emissiezones De meest vervuilende fossiel aangedreven voertuigen mogen vanaf 1 januari 2025 niet meer in zero-emissiezones rijden. Voor schonere emissieklassen gelden overgangsregelingen die gefaseerd aflopen richting het jaar 2030. Ook zijn bepaalde voertuigen zoals kraanwagens, hoogwerkers en straatvegers tot 1 januari 2030 wettelijk vrijgesteld van de zero-emissiezones. Voor bepaalde auto’s is het verder nog mogelijk om een ontheffing aan te vragen bij het RDW . Op verzoek van de Tweede Kamer zijn met gemeenten nadere afspraken gemaakt over zero-emissiezones. Zo is afgesproken dat elke gemeente tot minimaal 1 juli 2025 geen boetes uitdeelt. Verder is een wetswijziging afgesproken waarmee de overgangsregeling voor bestelauto’s met emissieklasse 6 niet tot 1 januari 2028, maar tot 1 januari 2029 loopt. Ten slotte is gewerkt aan een nieuw convenant met gemeenten en brancheorganisaties met afspraken over ontheffingen voor ondernemers die de overstap naar een elektrisch voertuig (nog) niet kunnen maken in verband met netcongestie en/of bedrijfseconomische redenen. 5. Online melden tewerkstelling werknemers van buiten EU Voor bepaalde werknemers van buiten de EU hoeft een werkgever geen werkvergunning aan te vragen, maar moet wel een melding tewerkstelling worden gedaan. Sinds 12 maart 2025 kan dit voor deze werknemers alleen nog online. Het betreft werknemers met de verblijfsvergunning ‘overplaatsing’ binnen een onderneming’ (ind.nl) met de vermelding ‘ICT’ die in een periode van 180 dagen maximaal 90 dagen bij de werkgever werken. Verder geldt dit voor werknemers uit de Oekraïne die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vallen. Tot slot betreft het werknemers die student bouwkunst zijn van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en studeren aan een academie voor bouwkunst en werkervaring moeten opdoen voor hun opleiding. De melding tewerkstelling arbeidskrachten voor de Regeling internationaal handelsverkeer is nog niet online mogelijk. Dit moet daarom nog via een papieren formulier . 6. De Omnibus-wet, wat betekent dit mogelijk voor u? De Europese Commissie publiceerde op 26 februari 2025 het ‘Omnibus-pakket’. Het voorstel is om alleen ondernemingen met meer dan 1.000 medewerkers onder de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive) te laten vallen. Verder geldt voor ondernemingen die oorspronkelijk voor het eerst over het jaar 2025 zouden moeten rapporteren, een uitstel van het eerste verslagjaar naar 2027. Ook de te rapporteren informatie wordt nog aangepast. Het Europees Parlement heeft op 3 april 2025 ingestemd met het uitstel naar 2027. Over de overige wijzigingen moet nog worden gestemd. Heeft u een zakenrelatie die CSRD-plichtig is, dan moet u voldoen aan de uitvraag van uw zakenrelatie. U moet dan kunnen rapporteren op basis van de VSME-standaard (Voluntary small and medium enterprise). Deze is aanzienlijk minder uitgebreid en minder complex dan de ESRS-standaarden (European Sustainability Reporting Standards). Er komt mogelijk nog tooling voor beschikbaar, onder meer in Excel.
6 mei 2025
Wie een pand koopt, is daarover in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Bij woningen geldt wel onder voorwaarden een vrijstelling of een verlaagd tarief van 2%. Voor Gerechtshof Den Haag speelde de vraag of de vrijstelling ook van toepassing is als de woning pas twee jaar na notariële levering bewoond wordt. Overdrachtsbelasting algemeen 10,4% De bij aankoop van een pand verschuldigde overdrachtsbelasting bedraagt voor niet-woningen, zoals een kantoorpand, momenteel 10,4%. De koper moet deze belasting betalen. Voor woningen: 2% of vrijstelling Voor woningen bedraagt het tarief 2%. Voor meerderjarige kopers jonger dan 35 jaar die een woning kopen van maximaal € 525.000 (2025) kan een vrijstelling gelden. Hierbij geldt, zowel voor het tarief van 2% als voor de vrijstelling, onder meer als voorwaarde dat de woning na de verkrijging ‘anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt gaat worden’. Vrij vertaald betekent dit dat de woning duurzaam als hoofdverblijf bewoond moet gaan worden. Dit moet ook in een schriftelijke verklaring zijn vastgelegd. Bewoning uitgesteld In de casus die speelde bij Gerechtshof Den Haag had een vrouw een woning gekocht en bij de notaris geleverd gekregen. Zij ging deze woning echter pas twee jaar later bewonen. Tot die tijd woonde ze bij haar ouders. De reden hiervoor was dat de nieuwe woning van de verkopende partij nog in aanbouw was en afgesproken was dat de verkopers er tijdens de bouw (maximaal twee jaar) mochten blijven wonen. Rechtbank: geen vrijstelling of 2%-tarief De rechtbank oordeelde dat de vrouw de woning niet duurzaam als hoofdverblijf was gaan bewonen, onder meer omdat de verkopers in de woning waren blijven wonen tot uiterlijk twee jaar na de notariële levering van de woning. De vrouw had daarom geen recht op de vrijstelling of het verlaagde tarief van 2%. Gerechtshof: vrijstelling, want wet kent geen termijn Voor het gerechtshof was in geschil of de duurzame bewoning op korte termijn na de notariële levering moest aanvangen om een beroep te kunnen doen op de vrijstelling of het 2%-tarief. Het gerechtshof vond van niet en stelde dat de wet geen termijn verbindt aan het moment waarop de duurzame bewoning moet aanvangen. Het gerechtshof stelde dat de wetgever bovendien ook rekening heeft gehouden met de situatie dat een koper een woning niet direct na de verkrijging als hoofdverblijf gaat gebruiken, zoals in deze situatie. Het gerechtshof oordeelde daarom dat de vrouw, gelet op de bedoeling van de wet, de vrijstelling kon toepassen. De vrouw was immers starter op de woningmarkt met de bedoeling om duurzaam in de woning te gaan wonen. De inspecteur was het er bovendien mee eens dat de vrouw niet te vergelijken was met een belegger. Dat de vrouw niet binnen een bepaalde termijn in de woning was gaan wonen, zorgde in deze situatie niet voor een ander oordeel. Staatssecretaris De staatssecretaris stelde in eerste instantie beroep in cassatie in bij de Hoge Raad, maar trok dat later weer in. In de toelichting bij het intrekken merkt de staatssecretaris op dat uit de feiten en omstandigheden naar voren komt dat er in dit geval geen sprake is geweest van een oneigenlijk gebruik om een voordeel in de overdrachtsbelasting te behalen. De vrouw heeft een woning gekocht met het doel om daar te gaan wonen en dat is uiteindelijk ook gebeurd. De staatssecretaris was in dit geval met toepassing van de hardheidsclausule daarom tot dezelfde uitkomst gekomen als het gerechtshof.
6 mei 2025
Als een bv gelden onderbrengt bij een dga onder voorbehoud van de economische eigendom, tellen deze gelden naar de mening van de Belastingdienst als schuld mee voor de Wet excessief lenen. Wet excessief lenen Sinds 2023 wordt fors lenen bij de eigen bv ontmoedigd door de Wet excessief lenen. Kort samengevat betekent dit dat dga’s die meer dan € 500.000 lenen bij hun eigen bv(’s), over het meerdere (dus boven de € 500.000) belasting moeten betalen. Let op! Lenen partners of bloed- en aanverwanten in de rechte lijn ook van de bv(’s) van de dga, dan tellen die leningen (deels) ook mee voor de grens van € 500.000. Stallen van gelden bij dga De Belastingdienst heeft een standpunt naar buiten gebracht over het stallen van gelden door een bv bij de dga. Dit gebeurt in de praktijk bijvoorbeeld als de dga een hogere rente ontvangt dan de bv, of als de bv optimaal gebruik wil maken van het depositogarantiestelsel. Door het stallen van gelden bij de dga worden de gelden over meerdere banken verdeeld. Op die manier kan meerdere keren geprofiteerd worden van het depositogarantiestelsel. Dit stelsel garandeert dat bij betalingsmoeilijkheden van een bank, per bank een bedrag van maximaal € 100.000 is gegarandeerd. Bij het stallen van gelden door een bv bij de dga blijft de bv over het algemeen economisch de eigenaar van de gelden. Alleen de juridische eigendom ligt bij de dga. Telt mee voor excessief lenen De Belastingdienst is van mening dat de gestalde gelden worden aangemerkt als leningen van de bv aan de dga die meetellen voor de Wet excessief lenen, omdat de gelden ook daadwerkelijk gestort zijn op de bankrekening(en) van de dga. Ook zonder economische eigendom Het maakt daarbij niet uit dat de dga niet de economische eigendom van de gelden heeft. Ook zonder die economische eigendom worden de gestalde gelden aangemerkt als leningen van de bv aan de dga die meetellen voor de grens van € 500.000 volgens de Belastingdienst. Wanneer door de gestalde gelden het totaal aan schulden van de dga aan de bv dus boven de € 500.000 uitkomt, moet de dga hierover belasting betalen.
Meer posts