2. Werkgever

30 september 2025

2.1 Afbouw korting bijtelling elektrische auto


Ondernemers konden de afgelopen jaren nog profiteren van een lagere bijtelling voor elektrische auto’s van de zaak. Daar komt vanaf 2026 definitief een einde aan. De fiscale stimulering van volledig elektrische auto’s wordt verder afgebouwd. Deze maatregel komt uit het Belastingplan 2022 en is dus niet nieuw. 

 

Ook voor waterstofauto’s en auto’s met geïntegreerde zonnepanelen is het lagere bijtellingspercentage niet meer mogelijk. 


In 2025 geldt nog een bijtelling van 17% over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde en 22% over het bedrag daarboven. Vanaf 2026 vervalt dit. Voor alle nieuwe auto’s – elektrisch én niet-elektrisch – geldt dan een bijtelling van 22% over de volledige cataloguswaarde.


Het bijtellingspercentage bij de eerste toelating van de auto blijft 60 maanden van toepassing. Dat betekent dat een elektrische auto die nog in 2025 wordt aangeschaft (datum eerste toelating uiterlijk 31 december 2025) nog gedurende vijf jaar profiteert van het lagere bijtellingspercentage.


Let op! 

2025 is het laatste jaar waarin u een auto kunt aanschaffen met een lager bijtellingspercentage. Overweeg nu al uw investeringen in het wagenpark.


2.2 Fiets van de zaak: bijtelling vervalt bij niet-thuisstalling


Stelt u een fiets ter beschikking die door de werknemer voor privédoeleinden gebruikt mag worden? Dan wordt daar momenteel een bijtelling van 7% per jaar op ingehouden. Een fiets telt als privé als deze ook (deels) voor woon-werkverkeer wordt gebruikt. 


Het kabinet wil de bijtelling laten vervallen als de fiets niet structureel thuis wordt gestald. Dit geldt bijvoorbeeld voor:


 Fietsen die minder dan 10% van de tijd bij het woonadres worden gestald. Van ‘stallen’ is sprake als een werknemer de fiets voor het huis kan zetten en de sleutel mee naar binnen kan nemen.

 Deelfietsen die op kantoor of bij een hub worden opgehaald.

 Dienstfietsen die alleen incidenteel mee naar huis gaan.


Let op! 

De bijtelling van 7% blijft wel van toepassing als de werknemer tijdens de rit naar huis omrijdt voor een privéboodschap.


Voor deelfietsen die niet mee naar huis gaan, maar wel privé worden gebruikt (bijv. omfietsen voor een boodschap), geldt deze uitzondering ook.


Tip! 

Zorg dat de werknemer de deelfiets thuis niet meer kan gebruiken, of slechts af en toe mee naar huis neemt.



Tip! 

Deze regeling werkt terug tot 1 januari 2020. Bijtelling sinds die datum kan worden gecorrigeerd als de fiets niet structureel thuis is gestald en de werknemer deze alleen voor (een deel van) het woon-werkverkeer heeft gebruikt.


Let op! 

Deze wijziging geldt ook voor ondernemers die zelf een fiets van de zaak gebruiken.

 

2.3 Wijziging belastingheffing bij lucratieve belangen


De lucratiefbelangregeling belast vermogensrechten die een manager krijgt als beloning voor werkzaamheden. De regeling geldt wanneer de vermogensrechten worden verkregen onder voorwaarden die niet voor derden gelden. Denk aan aandelen, vorderingen of andere rechten die met een relatief lage investering een hoog rendement opleveren. Deze voordelen tellen als beloning en vallen in box 1. Het tarief is maximaal 49,5%. 


Voorbeeld: lucratief belang in de praktijk

Het aandelenkapitaal van onderneming X bestaat uit twee soorten aandelen (A en B). Het zijn 95 aandelen A en 5 aandelen B. Eerst ontvangen de aandelen A een vast dividend, daarna gaat alle overwinst naar de aandelen B. Zijn de aandelen B mede een beloning voor werkzaamheden? Dan kan sprake zijn van een lucratief belang. De inleg voor de aandelen B is vaak laag, terwijl het rendement hoog kan zijn door de activiteiten van de betreffende aandeelhouder. Dit wordt volgens de overheid te laag belast.


Wijzigingen vanaf 2026

Vanaf 2026 wil het kabinet belastingontwijking via lucratieve belangen aanpakken. In de praktijk gebeurt dit vaak via een bv in box 2. Nu betaalt u daar slechts 24,5% tot 31% belasting over, mits 95% van het inkomen in hetzelfde jaar wordt uitgekeerd aan de aandeelhouder (de zogeheten doorstootregeling). Per 1 januari 2026 stijgt de belastingdruk naar maximaal 36% via een multiplier op het box 2-inkomen.


Sfeerovergang bij aanmerkelijk belang

Een tweede wijziging geldt bij het ontstaan van een aanmerkelijk belang: dit leidt tot een sfeerovergang. Daarbij telt de originele verkrijgingsprijs van het lucratieve belang. Het wetsvoorstel bepaalt dat de waarde die verschuift van box 3 naar box 2, ook wordt belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. Zo blijft de tussentijdse waardestijging van het lucratieve belang niet langer buiten de hogere belastingheffing gehouden. Voor rechtstreeks gehouden belangen verandert de belastingdruk niet.


Tip! 

Controleer of u vermogensrechten toekent die een beloning vormen voor verrichte werkzaamheden en die een hoger dan normaal rendement kunnen opleveren. Dit kan grote fiscale gevolgen hebben.


Tip! 

Stem de kwalificatie, waarde en verkrijgingsprijs van lucratieve belangen af met de Belastingdienst. Zo krijgt u zekerheid over uw (latente) belastingpositie.


2.4 Wijziging pseudo-eindheffing vervroegde uitdiensttreding (RVU)


Biedt u uw personeel een regeling aan om de periode tot aan pensioen te kunnen overbruggen? Dan betaalt u sinds 2011 een extra heffing van 52%. Deze uitkeringen, ook wel bekend als RVU, stijgen per 1 januari 2026 naar 57,7%. Per 1 januari 2027 is het de bedoeling dat dit percentage wordt verhoogd tot 64% en in 2028 naar 65%.


Als tegemoetkoming voor de verhoging van de AOW-leeftijd bij zware beroepen geldt voor alle werknemers een vrijstelling. Deze wordt met € 300 verhoogd en gaat via jaarlijkse indexatie gelijk oplopen met de ontwikkeling van contractlonen. De vrijstelling bedraagt in 2025 € 2.273 per maand. Dit geldt niet met terugwerkende kracht. Voor regelingen binnen 36 maanden voor de AOW-leeftijd hoeft u geen pseudo-eindheffing te betalen als u binnen deze vrijstelling blijft.


Tip! 

Het is niet altijd duidelijk of een regeling onder een RVU valt. Ook een eenmalige uitkering of regeling die vóór de pensioendatum afloopt, kan kwalificeren. Laat u hierover goed voorlichten.


Tip! 

Wilt u werknemers financieel ondersteunen bij vervroegde uitdiensttreding? Dan is het verstandig om de mogelijkheden binnen de vrijstelling te laten beoordelen.


2.5 Invoering van 12% pseudo-eindheffing op fossiele personenauto’s


Personenauto’s zorgen voor veel uitstoot. Om de doelen uit de Klimaatwet in 2030 te halen, komt er een pseudo-eindheffing die werkgevers stimuleert sneller over te stappen op volledig elektrische auto’s.


Vanaf 1 januari 2027 geldt een pseudo-eindheffing van 12% over de cataloguswaarde (bij auto’s ouder dan 25 jaar: de marktwaarde) van iedere fossiele personenauto die een werkgever ook privé beschikbaar stelt. Woon-werkverkeer telt daarbij als privégebruik.


De werkgever betaalt de pseudo-eindheffing en mag deze niet doorbelasten aan de werknemer. De eigen bijdrage van de werknemer telt niet mee voor de bepaling van de pseudo-eindheffing.


De regeling geldt niet voor: 


 Auto’s die uitsluitend zakelijk worden gebruikt

 Incidenteel privégebruik bij overmacht

 Auto’s die vóór 1 januari 2027 ter beschikking zijn gesteld met een looptijd tot 17 september 2030

 Bestelauto’s, vrachtwagens en tractors

 Ondernemers voor de inkomstenbelasting (wel voor hun personeel)


De pseudo-eindheffing wordt per kalendermaand berekend. U draagt deze uiterlijk in het tweede tijdvak van het volgende jaar af. Over 2027 betaalt u dus uiterlijk in het tweede loonaangiftetijdvak van 2028.


Als gevolg van deze maatregel stijgen de kosten voor werkgevers flink als zij een auto ook privé beschikbaar stellen. Lopende lease- en koopcontracten vallen nog onder een overgangsperiode, maar vanaf 2027 moet u rekening houden met extra kosten bij nieuwe contracten.


Tip! 

Overweeg vóór 2027 nog fossiele auto’s voor het eerst ter beschikking te stellen of juist te kiezen voor emissievrije auto’s om fiscale lasten te beperken.




Let op:

Woon-werkverkeer telt altijd als privégebruik. Ook met een verklaring ‘Geen privégebruik’ blijft de pseudo-eindheffing gelden.


2.6 Invoering van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties


Ondernemers hebben bij het werven van arbeidskrachten vaak de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht (bijvoorbeeld met een zelfstandige). Dit zorgt in de praktijk voor veel onduidelijkheid. Met de invoering van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties (VBAR) hoopt de wetgever meer duidelijkheid te creëren.


Volgens het wetsvoorstel moet u twee hoofdelementen tegen elkaar afwegen: 

 Werkinhoudelijke aansturing door u;

 Het werken voor eigen rekening en risico door de arbeidskracht.


Zijn beide elementen aanwezig? Dan moet u wegen welk element de doorslag geeft. Verschillende rechterlijke uitspraken kunnen uw weging onderbouwen, ook wanneer deze van voor de invoering van deze nieuwe wet zijn. De wet legt bestaande rechtspraak vast en beoogt zo duidelijkheid te scheppen.


Ook wordt een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst ingevoerd. Laat u arbeidskrachten werkzaamheden verrichten tegen een tarief van € 36 of minder? Dan kan de arbeidskracht stellen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het is dan aan u om te bewijzen dat dit niet het geval is.


Is een arbeidskracht bij u in dienst? Dan moet u premies voor de sociale zekerheid afdragen. 


Daarnaast kunnen verplichtingen gelden voor pensioen, arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden.

De bedoeling is dat deze wetgeving per 1 juli 2026 ingaat, zonder overgangsrecht. Deze maatregel is overigens niet opgenomen in het Belastingplan 2026, maar wordt in een separate wet geregeld.


Tip! 

Beoordeel elke arbeidsrelatie individueel: stuurt u werkinhoudelijk aan en werkt de arbeidskracht voor eigen rekening en risico? Leg uw afwegingen goed vast. Schakel bij twijfel altijd een adviseur in om u behulpzaam te zijn bij uw overwegingen.


Let op! 

Contractuele afspraken komen niet altijd overeen met hoe in de praktijk wordt gewerkt. De uitvoering van de werkzaamheden in de praktijk is doorslaggevend.


2.7 Wijziging minimumjeugdloon en afschaffing bbl per 2027


Het kabinet verhoogt per 1 januari 2027 het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar. Het doel van deze maatregel is de bestaanszekerheid van jongeren te vergroten. Hieronder worden de nieuwe percentages weergegeven. 


Leeftijd Huidig percentage Percentage per 1 januari 2027 

16 jaar 34,5% 40%

17 jaar 39,5% 50%

18 jaar 50% 62,5%

19 jaar 60% 75%

20 jaar 80% 87,5%

Vanaf 2027 is het minimumjeugdloon afhankelijk van het minimumloon. De exacte impact is daarom nog niet bekend. 


Tegelijkertijd schaft het kabinet de afwijkende minimumlonen voor de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) per 1 januari 2027 af. Mbo-studenten die een opleiding volgen via de bbl krijgen voortaan het volledige minimumjeugdloon dat bij hun leeftijd hoort. 


Let op! 

Leer-werkplekken kunnen door de afschaffing van de bbl-minimumlonen duurder worden voor werkgevers.


Tip! 

Houd de wetsvoorstellen in de gaten. De verhoging van het minimumjeugdloon is nu alleen opgenomen in de Rijksbegroting en nog niet vastgelegd in wetgeving.


2.8 Wijzigingen werkkostenregeling per 2027


In 2026 blijft de vrije ruimte van de werkkostenregeling 2% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Vanaf 2027 stijgt dit percentage naar 2,16%. Over het bedrag boven € 400.000 blijft 1,18% gelden. Deze verhoging geeft u vanaf 2027 extra ruimte voor onbelaste vergoedingen, zoals kerstpakketten of thuiswerkvergoedingen. De wijziging komt uit een amendement op het Belastingplan 2025.


Onder de werkkostenregeling mag u een percentage van de fiscale loonsom besteden aan onbelaste vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan werknemers. Besteedt u méér dan de vrije ruimte, dan betaalt u 80% eindheffing over dat bedrag. U bepaalt zelf of en hoe u de vrije ruimte inzet.


2.9 Variabel nabestaandenoverbruggingspensioen


Werknemers sluiten via hun werkgever een nabestaandenoverbruggingspensioen af. De werkgever houdt hiervoor premies in op het brutoloon. Dit pensioen vult het inkomen van de partner aan als een werknemer overlijdt vóór de afgesproken pensioendatum. De partner ontvangt de aanvulling tot hij of zij de AOW-leeftijd bereikt. Overlijdt de partner eerder? Dan eindigt dit aanvullende pensioen.


Het is met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2023 fiscaal toegestaan dat de uitkeringen van het nabestaandenoverbruggingspensioen na de ingang daarvan ook variabel zijn. Ze stijgen of dalen door ontwikkelingen in levensverwachting, behaalde sterfteresultaten of beleggingsrendementen. Deze aanpassing is op verzoek van pensioenfondsen.


2.10 Inhouding huisvestingskosten arbeidsmigranten


In 2015 is de Wet aanpak schijnconstructies ingevoerd. Deze wet moet arbeidsmigranten beschermen door inhoudingen op het minimumloon te verbieden. Toch mogen werkgevers nu nog kosten voor huisvesting en zorgverzekering inhouden.


Voor huisvesting mag nu maximaal 25% van het minimumloon worden ingehouden. Uit onderzoek blijkt dat dit soms tot misbruik leidt. Daarom verlaagt het kabinet dit percentage vanaf 1 januari 2026 stapsgewijs met 5%-punt per jaar. Vanaf 2030 geldt een volledig verbod op inhouding voor huisvesting. Inhouding voor zorgkosten blijft wel toegestaan.


Tip! 

Houd er rekening mee dat u vanaf 2026 minder mag inhouden voor huisvesting. Het is verstandig om uw loonadministratie hier tijdig op aan te passen.



2.11 Tegengaan misstanden in de uitzendsector


Er komt een toelatingsstelsel voor ondernemingen die arbeidskrachten uitlenen. Een uitlener mag straks alleen actief zijn als hij over een toelating beschikt. De toelating staat in een openbaar register. Om een toelating te krijgen, moet de uitlener voldoen aan een normenkader dat gebaseerd is op de NEN-4400 norm. Dit is ook de basis voor het certificaat van de Stichting Normering Arbeid (SNA). De regeling gaat in op 1 januari 2027. De toelatingsplicht geldt vanaf 1 januari 2028. 


Let op! 

Voor u als ondernemer betekent dit dat u straks zelf in het openbaar register moet controleren of uw uitlener een toelating heeft. Doet u dit niet, dan loopt u het risico op een boete van de Nederlandse Arbeidsinspectie en kunt u medeaansprakelijk worden gesteld voor misstanden, zoals onderbetaling of illegale tewerkstelling.


Daarnaast wordt in de Invorderingswet een mogelijkheid opgenomen voor de Belastingdienst om inleners eenvoudiger aansprakelijk te stellen voor onbetaald gebleven loonbelasting, premies en omzetbelasting voor 35% van de factuursom. Dit bedrag wordt verminderd met wat u op de G-rekening stort. De overheid stimuleert hiermee dat meer met G-rekeningen wordt gewerkt. 


Let op! 

Het is wel opmerkelijk dat het percentage (35%) van de factuursom afwijkt van de 25% (of 20% ingeval van btw-verlegging) die nu in de praktijk wordt gehanteerd.


De Belastingdienst krijgt daarnaast in de Invorderingswet meer mogelijkheden om inleners eenvoudiger aansprakelijk te stellen voor niet-betaalde loonbelasting, premies en omzetbelasting. Ook wordt er een registratieplicht ingevoerd voor uitleners. Deze registratie moet het voor de overheid vergemakkelijken om inleners aansprakelijk te stellen. 


2.12 Versoepeling rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit


Werkgevers met meer dan 100 medewerkers zijn momenteel verplicht om bij te houden op welke wijze hun werknemers zakelijk reizen (woon-werkverkeer en overige zakelijke reizen). Op basis van deze informatie moet jaarlijks een rapportage worden ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).


In april 2025 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen om de regeldruk voor het midden- en kleinbedrijf te verminderen door deze rapportageverplichting pas van toepassing te laten zijn voor bedrijven met ten minste 250 werknemers. De verwachting is dat dit binnenkort in een nadere regeling zal worden vormgegeven.


2.13 Versobering 30%-regeling en ETK voor expats


De 30%-regeling biedt werkgevers de mogelijkheid om bepaalde kosten die werknemers maken bij tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst onbelast te vergoeden. Er bestaat een gerichte vrijstelling voor extraterritoriale kosten (ETK) en de tegemoetkoming uit het besluit. Indien u kiest voor het forfait moet u vooraf een beschikking aanvragen bij de Belastingdienst. U kunt dan vervolgens als werkgever (maximaal) 30% van het loon onbelast vergoeden zonder dat u de kosten daadwerkelijk aan moet tonen. Dit percentage wordt per 1 januari 2027 verlaagd naar 27%. Voor reeds lopende regelingen geldt overgangsrecht.


In het Belastingplan 2026 wordt de ETK versoberd. Vanaf 1 januari 2026 worden twee kostensoorten uitgesloten. 


 Extra kosten van levensonderhoud, waaronder gas, water, licht en nutsvoorzieningen. 

 Extra gesprekskosten voor privédoeleinden met het land van herkomst. 

Deze versobering geldt alleen voor ingekomen werknemers die tijdelijk in Nederland werken en niet onder de forfaitaire regeling vallen. De maatregel is bedoeld om het fiscale speelveld tussen binnenlandse en buitenlandse werknemers gelijker te maken en om arbeidsmigratie minder aantrekkelijk te maken.


Voor ondernemingen betekent dit dat zij vanaf 2026 de genoemde kosten niet langer onbelast mogen vergoeden aan buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland werkzaam zijn. Dit kan leiden tot een lager nettoloon voor deze werknemers en mogelijk tot een verminderde aantrekkelijkheid van Nederland als werkland. De gemiddelde daling van het nettoloon wordt geschat op € 85 over een werkperiode van 18 weken (€ 20 per maand). De versobering geldt niet voor uitgezonden werknemers; voor deze groep wordt nog nader onderzoek gedaan.


Tip! 

Controleer tijdig welke werknemers onder de 30%-regeling vallen en welke kosten worden vergoed. Pas de vergoedingsstructuur aan vóór 1 januari 2026 om fiscale risico’s te vermijden.


Let op! 

Houd rekening met mogelijke toename van bezwaarprocedures en extra toezicht door de Belastingdienst. Zorg voor duidelijke afspraken en documentatie over vergoedingen om discussies te voorkomen.


2.14 Einde overgangsregeling partiële buitenlandse belastingplicht voor expats


De mogelijkheid voor expats om te kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht is per 1 januari 2025 al afgeschaft. Deze regeling stelde buitenlandse werknemers in staat om bepaalde buitenlandse inkomsten en vermogensbestanddelen buiten de Nederlandse belastingheffing te houden, ondanks dat zij in Nederland woonden.


Expats die vóór 1 januari 2024 gebruikmaakten van de 30%-regeling, konden via een overgangsregeling nog tot en met 31 december 2026 kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht. Deze overgangsregeling komt nu definitief ten einde. Vanaf 2027 worden alle expats volledig als binnenlands belastingplichtige aangemerkt. Dit betekent dat ook inkomsten uit box 2 (aanmerkelijk belang) en box 3 (vermogen) in Nederland belast worden. 


Let op! 

Voor veel expats betekent dit een wijziging met aanzienlijke impact, het is verstandig u hier goed over in te laten lichten.


2.15 Wijzigingen premies Arbeidsongeschiktheidsfonds en Algemeen werkloosheidsfonds 


Als werkgever betaalt u premies voor werknemersverzekeringen, waaronder de Aof-premie (Arbeidsongeschiktheidsfonds) en de AWf-premie (Algemeen Werkloosheidsfonds). Vanaf 2027 worden hier enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd die van invloed zijn op uw loonkosten.


De lage Aof-premie wordt in 2026 verlaagd met 0,21%-punt en in 2027 met 0,23%-punt. De hoge Aof-premie wordt juist verhoogd: in 2026 met 0,03%-punt en in 2027 met 0,04%-punt. De eerder geplande verhoging van de AWf-premie wordt uitgesteld met één jaar.



 


door duda-wsm 9 oktober 2025
In 2016 besloten Gerard en Danny hun krachten te bundelen. Met z’n vieren, zijzelf en twee medewerkers, legden ze de basis voor wat inmiddels is uitgegroeid tot een team van 24 vakmensen. Waar in de beginjaren vooral verbouw en renovatie centraal stonden, ligt de focus tegenwoordig ook sterk op duurzaamheid: complete woningrenovaties met isolatie, gevelvernieuwing, dakopbouwen en meer. Groeien met lef en samenwerking De weg van start-up naar volwassen bouwbedrijf verliep niet zonder uitdagingen. Het vinden en behouden van de juiste mensen bleek een belangrijk aandachtspunt. Gerard en Danny zetten daarom in op een goede werksfeer én op ontwikkeling. Medewerkers krijgen volop kansen om te leren, onder meer via in- en externe opleidingen, toolbox-metingen waarin leveranciers en opleidinginstanties nieuwe materialen en technieken toelichten. Zo groeit het hele team mee met de snelle veranderingen in de bouwsector. Ook de stijgende materiaalprijzen vroegen om flexibiliteit. Waar anderen wellicht zouden afremmen, koos Nivo Bouw ervoor om nóg slimmer samen te werken met partners en klanten. Dankzij die mentaliteit van aanpakken en vooruitdenken konden mooie projecten blijven doorgaan. Voor Gerard en Danny ligt de echte trots niet alleen in de resultaten, maar vooral in de samenwerking met hun team: succes bouw je samen, elke dag opnieuw. Vooruitkijken met WEA Naaldwijk Sinds 2023 werkt VoNi Holding, waar onder andere Nivo Bouw en Interart onder vallen, samen met WEA Naaldwijk. Waar Gerard en Danny voorheen vooral stuurden op hun gevoel en vanuit de projectadministratie, helpt WEA Naaldwijk hen nu om dit te vertalen naar het grotere geheel binnen de holding en de werkmaatschappijen. Met heldere (periodieke) rapportages, financiële dashboards en inzicht in de juiste cijfers krijgen ze een compleet overzicht van hun prestaties. Dat maakt het mogelijk om beslissingen beter onderbouwd te nemen. Van het aannemen van nieuw personeel tot investeren in materieel of het aangaan van een overname: samen zorgen ze dat de keuzes passen bij de koers van de mannen. De overname van Interart Een mooi voorbeeld van die samenwerking is de toevoeging van Interart aan VoNi Holding. Voor Danny en Gerard was dit een nieuwe stap: spannend, uitdagend en soms ook complex. WEA Naaldwijk ondersteunde hen in dit proces door mee te kijken naar de stukken, risico’s in kaart te brengen en advies te geven. Zo wisten zij zeker dat alles goed geregeld was voordat de handtekeningen werden gezet. Die controle momenten gaven niet alleen zekerheid, maar ook vertrouwen: de ondernemers konden zich richten op de kansen van de overname, terwijl wij hielpen om de randvoorwaarden stevig neer te zetten. Ambitie: doorgroeien zonder de menselijke maat te verliezen Vooruitkijken doen Gerard en Danny volop. Hun ambitie is om door te groeien naar een mooie club medewerkers, maar wel met behoud van het persoonlijke karakter van hun bedrijf. Want hoe groter je wordt, hoe belangrijker het is om de betrokkenheid vast te houden. Hoewel veel projecten plaatsvinden buiten het Westland, bijvoorbeeld in Den Haag en Rotterdam, zijn zij ook zeker in het Westland te vinden Daarbij blijft Nivo Bouw trouw aan haar Westlandse roots: ze steunen sportverenigingen in de regio, helpen scholen bij evenementen en dragen actief bij aan lokale initiatieven. Voor Gerard en Danny is dat vanzelfsprekend: ondernemen doe je niet alleen, maar altijd samen met je omgeving. Samen bouwen aan de toekomst Het verhaal van Gerard en Danny laat zien hoe ondernemerschap, lef en teamwork leiden tot groei. Van de eerste verbouwingen in 2016 tot de overname van Interart en de vele projecten van nu: Nivo Bouw blijft ontwikkelen, maar wel met oog voor kwaliteit én mensen. WEA Naaldwijk is er trots op dat wij hen daarin mogen ondersteunen. Door inzicht te geven, sparringpartner te zijn, mee te kijken bij belangrijke beslissingen en een stevige basis te bieden, helpen we Nivo Bouw verder bouwen aan hun ambities.
30 september 2025
Met Prinsjesdag zijn verschillende fiscale maatregelen aangekondigd die gevolgen hebben voor stichtingen, verenigingen en particulieren. Zo komen er nieuwe transparantieverplichtingen en verandert de erf- en schenkbelasting op meerdere punten. Deze en diverse aangekondigde maatregelen zetten we voor u op een rij. 9 .1 Nieuwe transparantieverplichtingen voor stichtingen en verenigingen Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties in werking. Deze wet verplicht (alle, ook niet-commerciële) stichtingen om jaarlijks hun staat van baten en lasten te deponeren bij de KVK. Daarnaast moeten stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen op verzoek van bepaalde instituties (zoals de burgemeester of het Openbaar Ministerie) informatie verstrekken over de herkomst, het doel en de omvang van donaties, zowel uit binnen- als buitenland. Doel van deze wet is het vergroten van transparantie en het voorkomen van misbruik van maatschappelijke organisaties voor ondermijnende activiteiten. 9 .2 ANBI’s verplicht tot digitale publicatie via centraal portaal In de Fiscale verzamelwet 2026 is opgenomen dat vanaf 2026 alle Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) hun verplichte publicatiegegevens niet alleen op een eigen of branchewebsite publiceren, maar ook via een centraal digitaal portaal dat wordt beheerd door de Belastingdienst. ANBI’s moeten hun gegevens voortaan via een standaardformulier elektronisch aanleveren. Deze gegevens worden vervolgens openbaar toegankelijk gemaakt via het nieuwe Portaal-ANBI. Daarnaast komt er een tweede portaal, ANBI Toezicht, uitsluitend voor de Belastingdienst, bedoeld voor digitale controle en registratie. Doel van deze wijziging is om transparantie te vergroten en het toezicht te verbeteren, zonder dat dit leidt tot extra administratieve lasten voor de ANBI’s zelf. In de uitvoeringstoets, opgenomen in de Memorie van Toelichting bij dit wetsvoorstel, is echter aangegeven dat de portal-ANBI publicatieplicht pas per 1 januari 2029 en de portal-ANBI toezicht pas per 1 januari 2030 uitvoerbaar is voor de Belastingdienst. 9 .3 Afschaffing fiscale voordelen bij ongelijke verdeling (huwelijks)gemeenschap De rechter heeft geoordeeld dat een ongelijke verdeling van gemeenschappelijk huwelijksvermogen, zoals een 90:10-verhouding, toegestaan is en dat de onderlinge verschuiving niet belast wordt. Dit leidde tot constructies waarbij in zicht van overlijden of bij echtscheiding het vermogen strategisch werd verdeeld, bijvoorbeeld om erfbelasting te beperken of alimentatieverplichtingen te vermijden. De nieuwe regeling belast voortaan het deel van het vermogen dat een echtgenoot meer ontvangt dan de helft van de gemeenschap met erf- of schenkbelasting. De heffing vindt plaats bij scheiding of overlijden, ongeacht wanneer de ongelijke breukdelen zijn overeengekomen. Let op: De regeling treedt in werking op 1 januari 2026. Aanpassingen in het gemeenschappelijk huwelijksvermogen naar ongelijke breukdelen die plaatsvinden na 16 september 2025 worden belast bij scheiding of overlijden. Laat uw onderneming tijdig beoordelen of bestaande huwelijkse voorwaarden met ongelijke breukdelen vóór 16 september 2025 zijn vastgelegd. Alleen deze vallen onder de overgangsregeling. Aanpassingen na deze datum, ook als ze minder scheef zijn (bijvoorbeeld van 90:10 naar 60:40), worden vanaf 1 januari 2026 belast. Let op: Dit is van overeenkomstige toepassing bij geregistreerd partnerschap en samenwoners. 9 .4 Gelijke fiscale behandeling voor biologische en juridische kinderen vanaf 2026 Het is mogelijk dat een kind een schenking of nalatenschap krijgt van de biologische vader, maar niet door hem is erkend. In die situatie kan het kind geen beroep doen op de kindvrijstelling en het kindtarief. Dit werd als onrechtvaardig gezien als er wel een vorm van nauwe persoonlijke band tussen vader en kind bestaat. De rechter liet het aan de wetgever over om dit gebrek te herstellen. Daarom wordt in de Successiewet een biologisch kind met een eigen kind gelijkgesteld. Wel moet ter voorkoming van misbruik de bloedverwantschap met een vorm van een DNA-test worden aangetoond. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat het kind afzonderlijk van de wettelijke vader en de biologische vader een schenking of nalatenschap tegen een laag tarief ontvangt. Ook geeft dit de mogelijkheid tweemaal van schenkvrijstellingen te profiteren. 9 .5 Erfbelasting: verlenging aangiftetermijn en aanpassing belastingrente Veelal blijkt het niet haalbaar om binnen de termijn van acht maanden aangifte erfbelasting te doen doordat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn. Het doen van een voorlopige aangifte erfbelasting lukt om die reden ook niet altijd op tijd, waardoor aanslagen erfbelasting worden opgelegd met berekening van belastingrente. Dit wordt als onredelijk ervaren. Om hieraan tegemoet te komen, wordt met ingang van 2026 de aangiftetermijn met één jaar verlengd van acht naar twintig maanden na de dag van overlijden. Een aanslag erfbelasting die volgt uit een tijdig ingediende aangifte kan vervolgens zonder belastingrente worden betaald. De nieuwe aangiftetermijn geldt alleen voor overlijdens die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden. Is die twintig maanden alsnog onvoldoende om de aangifte erfbelasting te doen? Dan kunt u op verzoek eenmalig vier maanden uitstel krijgen. De langere termijn voor het doen van aangifte geeft de Belastingdienst niet een langere behandeltermijn; de aanslag erfbelasting moet nog steeds binnen drie jaar na het overlijden zijn opgelegd. 9 .6 180-dagen fictie erfbelasting Binnen de Successiewet geldt dat wanneer u een schenking ontvangt van iemand die binnen 180 dagen overlijdt, dit als onderdeel van de erfenis wordt gezien. Dit is bedoeld om schenkingen in zicht van overlijden – ter besparing van erfbelasting – tegen te gaan. Momenteel dient u bij een schenking een aangifte schenkbelasting in, maar bij een eventueel overlijden binnen 180 dagen wordt de schenkbelasting verrekend met de erfbelasting. Dit wordt als onnodig complex ervaren. Vanaf 1 januari 2026 is daarom bij een schenking ontvangen van iemand die binnen 180 dagen daarna overlijdt, geen aparte aangifte schenkbelasting meer nodig. De schenking wordt nog wel steeds als onderdeel van de erfenis gezien en moet worden opgenomen in de aangifte erfbelasting. Omdat deze maatregel per 1 januari 2026 wordt ingevoerd, geldt dit alleen voor schenkingen die ná 5 juli 2025 zijn gedaan. Was het overlijden niet voorzienbaar en de aangifte schenkbelasting al ingediend en/of betaald? Dan zal de Belastingdienst zelfstandig de aanslag verminderen en de betaling retourneren. 9 .7 DAC8: automatische uitwisseling van crypto-informatie Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling cryptoactiva (DAC8) in werking. Deze wet verplicht cryptoaanbieders om klantgegevens en transactiegegevens te rapporteren aan de Belastingdienst en zorgt voor automatische uitwisseling van deze gegevens tussen EU-lidstaten. Deze wet zou geen directe gevolgen hebben voor bezitters van crypto, aangezien zij al verplicht zijn hun bezittingen in box 3 op te geven. Het niet naleven van de rapportageplicht kan leiden tot boetes tot € 1.030.000. 9 .8 Inzagerecht voor belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen Vanaf 2026 krijgen belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen het wettelijke recht om op verzoek inzage te krijgen in hun fiscale dossier bij de Belastingdienst en de Douane. Concreet betekent dit dat zij kunnen inloggen op een portaal op elk gewenst moment en zo de beschikking krijgen over hun eigen fiscale dossier. Tot nu toe was inzage vaak beperkt tot de bezwaarfase of bij boeteprocedures. Deze wetswijziging beoogt een grotere transparantie en controleerbaarheid van de fiscale gegevens voor belastingplichtigen. 9 .9 Verhoging invorderingsrente De hoogte van de invorderingsrente is geregeld in een beleidsbesluit. Momenteel bedraagt de invorderingsrente 4%. In de Miljoenennota is benoemd dat de invorderingsrente verhoogd wordt naar 4,25%. Disclaimer Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
30 september 2025
Deze Prinsjesdag zet het kabinet sterk in op verduurzaming, zowel via huishoudens als bedrijven. Ondernemers krijgen te maken met nieuwe regels rond CO 2 -heffing, afvalstoffenbelasting en het Europese CBAM. Tegelijk verdwijnen er ook lasten, zoals de heffing op plastic wegwerpverpakkingen en wordt verduurzaming gestimuleerd. 8 .1 Aanpassing vliegbelasting Vanaf 2027 wordt de vliegbelasting berekend op basis van de gevlogen afstand. Nu geldt één tarief van € 29,40 per vlucht, maar de bedoeling is om er drie tarieven van te maken. De tarieven zijn gebaseerd op de afstand tussen Amsterdam en de hoofdstad van het land van de bestemming van de passagier: § € 29,40 – bestemmingen tot ca. 2.000 km § € 47,24 – bestemmingen tussen ca. 2.000-5.500 km § € 70,86 – overige bestemmingen (meer dan 5.500 km) De tarieven worden in 2027 nog gecorrigeerd voor de inflatie. Het doel van deze maatregel is om vluchten met meer uitstoot zwaarder te belasten en daarmee te ontmoedigen. Let op: Het Caraïbische deel van het Koninkrijk valt onder het lage tarief, ondanks de afstand. Daarnaast wordt voor ultra perifere gebieden (zoals de Canarische Eilanden) een aparte regeling getroffen. 8 .2 Energiebelasting: hogere korting vanaf 2026 De belastingvermindering energiebelasting wordt vanaf 2026 structureel verhoogd. De maatregel compenseert huishoudens voor stijgende energiekosten, vooral door hogere netwerktarieven. De belastingvermindering is het bedrag dat in mindering wordt gebracht op de energierekening. Deze vermindering geldt voor elektriciteitsaansluitingen met een verblijfsfunctie, zoals woningen, kantoren en winkels. Deze vermindering is onafhankelijk van het verbruik: iedereen met een kwalificerende aansluiting ontvangt dezelfde korting. De belastingvermindering daalt van € 635,19 (2025) naar € 628,95 inclusief btw (2026). Dit is hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde € 617,71 per huishouden. 8 .3 Afschaffing verbruiksplafond leidingwater U betaalt nu enkel belasting op leidingwater over het verbruik boven de 300 m³ per jaar. Vanaf 2026 gaat het heffingsplafond omhoog naar 50.000 m³ per jaar en in 2027 verdwijnt het helemaal. Voor grootverbruikers betekent dit een hogere belastingrekening. De overheid wil hiermee zuiniger watergebruik stimuleren en verspilling tegengaan. 8 .4 Nieuwe regels voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) Vanaf 1 januari 2026 geldt de Europese Verordening voor het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). CBAM is bedoeld om koolstoflekkage te voorkomen door een koolstofprijs te heffen op bepaalde geïmporteerde goederen uit landen buiten de EU, zoals staal/ijzer, cement, kunstmest en aluminium. Ook precursoren, zoals stalen schroeven, bouten en moeren vallen hieronder. Importeurs van CBAM-goederen moeten beschikken over een toelating als CBAM-aangever en jaarlijks een CBAM-aangifte indienen over de hoeveelheid geïmporteerde goederen en de bijbehorende CO 2 -uitstoot. Op basis van deze aangifte moeten zij vanaf 2026 een koolstofcorrectie betalen. 8 .5 Aanpassingen CO 2 -heffing industrie De verduurzaming van de Nederlandse industrie verloopt moeizaam door diverse belemmeringen. Denk aan overbelasting van het net, stikstofproblematiek, trage vergunningverlening, hoge energieprijzen en afhankelijkheid van internationale markten. Belangrijke investeringen blijven daardoor uit, terwijl bedrijven wel CO 2 -heffing betalen. Voor grote industriële bedrijven, zoals de ETS1- en lachgasinstallaties, daalt de CO 2 -heffing van € 87,90 naar € 78,67 per ton CO 2 . Door extra vrijstellingen betaalt de zware industrie de komende jaren nauwelijks CO 2 -heffing. Voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) stijgt de CO 2 -heffing juist fors: van € 152 nu naar € 295 per ton in 2030. Dit maakt afvalverbranding flink duurder en stimuleert afvalscheiding en recycling. 8 .6 Samentelbepaling maximale investeringsbedrag energie-investeringsaftrek Bedrijven en ondernemers die investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen mogen 40% van die investering extra aftrekken van de winst. De grens ligt bij € 151 miljoen per jaar (2025), daarna vervalt de extra aftrek. Investeert u (mede) via een samenwerkingsverband, zoals een vof? Dan kunt u boven de grens van € 151 miljoen uitkomen en onbedoeld de aftrek verhogen. Het kabinet wil dit voorkomen. Daarom tellen investeringen in een samenwerkingsverband mee met de eigen investeringen. De grens blijft € 151 miljoen. 8 .7 Actualisatie SBI-codes voor de Energiebelasting De Wet belastingen op milieugrondslag regelt verschillende milieubelastingen in Nederland, waaronder de energiebelasting, afvalstoffenbelasting en belasting op leidingwater. Daarin staan drie regelingen waarvoor geen energiebelasting wordt betaald voor de levering of het verbruik van elektriciteit of aardgas. Om gebruik te kunnen maken van deze regelingen, geldt dat uw onderneming gekoppeld moet zijn aan een type industrieel proces én aan het soort bedrijf op basis van de SBI-code van de onderneming. Per 6 september 2025 zijn de SBI-coderingen vernieuwd. Van belang is dat het bedrijf dat de regeling wil toepassen, onder de juiste SBI-codering valt. Voor elektriciteit en aardgas in metallurgische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 24 of 25. Voor aardgas in mineralogische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 23. Binnen deze SBI-codes verandert inhoudelijk niets: bedrijven die gebruikmaken van de vrijstelling kunnen dit blijven doen. Wel kan de overgang gevolgen hebben voor ondernemingen die bij de KVK al onder de nieuwe SBI-codes zijn ingedeeld, terwijl de wet nog verwijst naar de oude SBI-codering. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat die bedrijven alsnog de regeling kunnen toepassen. 8 .8 Verhoging en hervorming afvalstoffenheffing De afvalstoffenbelasting voor afvalverwerkingsbedrijven wordt hervormd om meer recycling, afvalstortingen en een circulaire economieafvalstort te beperken. § De vrijstelling voor afvalstoffenbelasting op het verbranden van zuiveringsslib (het restproduct van het zuiveren van afvalwater) komt per 2027 te vervallen. § Het storten van afval met ontheffing wordt duurder vanaf 2029. § De afvalstoffenbelasting stijgt van € 39,70 per ton afval (2025) naar € 90,21 per ton afval (2028) tot structureel € 113,81 per ton afval (2035). § De CO 2 -heffing daalt voor grote industriële bedrijven, maar stijgt juist voor afvalverbrandingsinstallaties. Afval verbranden wordt daardoor duurder. 8 .9 Afschaffen heffing op plastic wegwerpverpakkingen Momenteel geldt een heffing op plastic bekers en wegwerpbakjes. In het voorjaar van 2025 besloot het kabinet dat deze heffing per 1 januari 2026 wordt afgeschaft. De Inspectie Leefomgeving en Transport ziet inmiddels niet meer toe op de handhaving van deze regel. Wel blijft voor ondernemers de plicht bestaan om duurzame alternatieven voor plastic wegwerpverpakkingen aan te bieden of klanten aan te sporen zelf herbruikbare verpakkingen te gebruiken.