5. Particulier

30 september 2025

Het Belastingplan 2026 brengt voor particulieren flinke veranderingen mee. De belastingtarieven en heffingskortingen schuiven, in box 3 daalt de vrijstelling en voordelen zoals groen beleggen en lijfrentes worden aangescherpt. Kortom: ingrepen die uw inkomen, vermogen én oudedagsvoorziening raken.

 

5.1     Aanpassing schijven, tarieven en arbeidskorting box 1

 

Vanaf 1 januari 2026 wijzigen de hoogte en de tarieven van de eerste en de tweede schijf in box 1. De eerste schijf stijgt van € 38.441 (2025) naar € 38.883 (2026). De tweede schijf stijgt van € 76.817 (2025) naar € 79.137 (2026). De tarieven veranderen mee. Het tarief van de eerste schijf daalt van 35,82% (2025) naar 35,70% (2026). Het tarief van de tweede schijf stijgt van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026). Het tarief van de eerste schijf van de AOW daalt van 17,92% naar 17,8%.

 

  Tarief inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2026 

     

                                                     Belastbaar inkomen meer dan (€)   Maar niet meer dan (€)   Tarief 2026 (%)  

 Eerste schijf                                         -                                                                    38.883                                            35,7

Tweede schijf                                      38.883                                                          79.137                                              37,56 

Derde schijf                                          79.137                                                           -                                                       49,5 

   

Let op!

Het nieuwe box 1-tarief betekent ook dat de aftrekposten in box 1 tegen het tarief van 37,56% in aftrek worden gebracht. Denk aan de renteaftrek eigen woning en de mkb-winstvrijstelling. 

 

5.2     Heffingskortingen: lichte verhoging arbeidskorting

 

Naast de aanpassing van de schijven en tarieven stijgt ook de arbeidskorting. Deze loopt in 2026 van € 996 (2025: € 980) tot € 5.712 (2025: € 5.599).

 

Heffingskortingen                                                                             2025 (€)                                                                2026 (€) 

Algemene heffingskorting maximaal (< AOW-leeftijd)            3.068                                                                       3.115 

Arbeidskorting (maximaal)                                                               5.599                                                                        5.712

Jonggehandicaptenkorting                                                             909                                                                           923

Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting              2.986                                                                        3.032 

Ouderenkorting (maximaal)                                                            2.035                                                                         2.067 

Alleenstaandeouderkorting                                                              531                                                                             540 

Afbouwpercentage van de arbeidskorting                                   6,51%                                                                         6,51% 

   

5.3     Planning invoering nieuw box 3-stelsel

 

Tijdelijk kan gekozen worden tussen twee manieren voor de heffing van inkomstenbelasting over vermogen in box 3. Jaarlijks kan gekozen worden tussen het huidige forfaitaire stelsel of de tegenbewijsregeling. Dit laatste is voordelig als het werkelijke rendement over het vermogen in het jaar lager ligt dan het forfaitaire rendement.

 

De tegenbewijsregeling geldt totdat de wet is gewijzigd naar een systeem waarbij geheven wordt over het werkelijke rendement over het vermogen in box 3. Deze wet moet op 1 januari 2028 ingaan. Dit is volgens de staatssecretaris van Financiën alleen haalbaar als uiterlijk op 15 maart 2026 het wetsvoorstel wordt aangenomen door de Tweede Kamer.

 

5.4     Werkelijk rendement box 3: vanaf 2028, lager heffingsvrij vermogen en einde groen beleggen

 

Tot 2028 blijft de belasting in box 3 gebaseerd op een fictief rendement. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze methode mogelijk in strijd is met het eigendomsrecht. Vanaf 2028 wordt daarom het werkelijke rendement belast. Tot die tijd worden enkele aanpassingen doorgevoerd in het forfaitaire systeem.


Per 1 januari 2026 daalt het heffingsvrij vermogen van € 57.684 naar € 51.396 per belastingplichtige. Voor fiscale partners daalt dit van € 115.368 naar € 102.792. Het forfaitair rendement op overige bezittingen stijgt van 5,88% (2025) naar 7,78% (2026). Deze stijging is grotendeels budgettair gemotiveerd. 

 

Let op!

De verhoging geldt niet alleen voor onroerende zaken, maar voor alle overige bezittingen, zoals aandelen, obligaties en vorderingen.

 

Tip!

Was uw werkelijke rendement in eerdere jaren lager dan het forfaitaire rendement? Dien dan een opgaaf werkelijk rendement (OWR) in. Vraag uw adviseur of dit belastingvoordeel oplevert.

 

5.5     Reparatie tegenbewijsregeling box 3 voorkomt heffingslek


Als belastingplichtige kunt u tot 1 januari 2028 jaarlijks kiezen tussen twee methoden voor de heffing van inkomstenbelasting over het vermogen in box 3. U kiest het forfaitaire stelsel met vaste percentages of de tegenbewijsregeling. In die laatste telt het werkelijke rendement over het vermogen in het betreffende jaar. Dit is gunstig wanneer uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
 

In de tegenbewijsregeling wordt een heffingslek gerepareerd. U kunt als belastingplichtige uw belastingdruk verlagen door obligaties met aangegroeide rente te kopen. Deze obligaties keren de rente pas uit in het opvolgende jaar. Het werkelijke rendement op de obligaties is hierdoor in het aankoopjaar negatief en wordt niet belast. In het opvolgende jaar wordt dan gekozen voor het forfaitaire stelsel, zodat het forfaitaire rendement maximaal wordt belast. Dit lek wordt gerepareerd door de obligaties aan het begin én einde van het jaar te waarderen op de werkelijke waarde (inclusief rente). Hiermee wordt het heffingslek afgedicht, dat in 2025 naar verwachting een gemiste opbrengst van circa € 100 miljoen veroorzaakt. 

 

Tip!

Dit geldt alleen voor obligaties die u na 25 augustus 2025 koopt. Voor eerder aangekochte obligaties geldt het overgangsrecht.

 

Let op!

De maatregel geldt niet alleen voor obligaties, maar ook voor ander box 3-vermogen met korte termijnen, zoals vorderingen. Banktegoeden zijn uitgezonderd.


5.6     Aanpassingen leegwaarderatio

 

Woningen die niet uw eigen woning zijn, worden in box 3 belast op basis van de WOZ-waarde. Verhuurt u de woning aan iemand met huurbescherming, dan ligt de verkoopwaarde van de woning vaak lager. In dat geval kunt u de leegwaarderatio toepassen: een korting op de WOZ-waarde, afhankelijk van de hoogte van de huur. Hierdoor betaalt u minder belasting. Een vergelijkbare regeling geldt ook voor de schenk- en erfbelasting bij een verhuurde woning.

 

De leegwaarderatio wordt vanaf 2026 in de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting aangepast. Heffing over de werkelijke waarde wordt mogelijk als die 10% of meer afwijkt van de waarde volgens de leegwaarderatio. Ook geldt de leegwaarderatio niet meer bij onzakelijk handelende gelieerde partijen, zoals familieleden.

 

De WOZ-waardes van woningen zijn de afgelopen jaren flink gestegen. Hierdoor komt het steeds vaker voor dat de werkelijke waarde van een verhuurde woning lager is dan de WOZ-waarde, verminderd met de leegwaarderatio. Is het verschil 10% of meer? Dan mag u de werkelijke waarde van de woning aangeven. Dit mocht al sinds 2015, maar wordt vanaf 2026 officieel wettelijk vastgelegd.

 

Verhuurt u een woning aan een familielid? Dan mag u vanaf 1 januari 2026 de leegwaarderatio niet meer toepassen als de huurprijs niet marktconform is. Zo wordt voorkomen dat met lage huurprijzen een te lage waarde in het economisch verkeer wordt opgevoerd aan bekenden.

 

Let op!

Gaat u binnenkort een woning verhuren aan een familielid? Onderbouw dan goed de zakelijkheid van uw huurprijs. Neem hierover contact op met uw adviseur.

 

Let op!

Twijfelt u of u wel een marktconforme huur in rekening brengt? Neem dan ook contact op met uw adviseur, zodat u aanpassingen kunt doorvoeren voor 1 januari 2026.

 

5.7     Verlaging vrijstelling groene beleggingen (2027)

 

De regeling voor groene beleggingen zou per 1 januari 2027 vervallen, maar dit blijkt technisch niet uitvoerbaar voor de Belastingdienst. De regeling vervalt daarom per 1 januari 2028. In 2025 bedraagt de vrijstelling in box 3 € 26.312 (voor fiscaal partners € 52.624). Daarnaast geldt een heffingskorting van 0,1% over het bedrag. Vanaf 2027 daalt de vrijstelling naar € 200 (€ 400 voor fiscaal partners). Daarmee levert de regeling nog maar een verwaarloosbare belastingbesparing op. Effectief wordt de regeling dus wel per 1 januari 2027 afgeschaft.

 

Let op!

In 2026 geldt de regeling voor groene beleggingen nog wel. De vrijstelling blijft naar verwachting vergelijkbaar met die van 2025.

 

Tip!

Heeft u groene beleggingen? Overweeg dan vóór 2027 om uw situatie fiscaal te herzien.

 

5.8     Wijziging pseudo-eindheffing vervroegde uitdiensttreding (RVU)


Biedt u uw personeel een regeling aan om de periode tot aan pensioen te kunnen overbruggen? Dan betaalt u sinds 2011 een extra heffing van 52%. Deze uitkeringen, ook wel bekend als RVU, stijgen per 1 januari 2026 naar 57,7%. Per 1 januari 2027 is het de bedoeling dat dit percentage wordt verhoogd tot 64% en in 2028 naar 65%.

 

Als tegemoetkoming voor de verhoging van de AOW-leeftijd bij zware beroepen geldt voor alle werknemers een vrijstelling. Deze wordt met € 300 verhoogd en gaat via jaarlijkse indexatie gelijk oplopen met de ontwikkeling van contractlonen. De vrijstelling bedraagt in 2025 € 2.273 per maand. Dit geldt niet met terugwerkende kracht. Voor regelingen binnen 36 maanden voor de AOW-leeftijd hoeft u geen pseudo-eindheffing te betalen als u binnen deze vrijstelling blijft.

 

Tip!

Het is niet altijd duidelijk of een regeling onder een RVU valt. Ook een eenmalige uitkering of regeling die vóór de pensioendatum afloopt, kan kwalificeren. Laat u hierover goed voorlichten.

 

Tip!

Wilt u werknemers financieel ondersteunen bij vervroegde uitdiensttreding? Dan is het verstandig om de mogelijkheden binnen de vrijstelling te laten beoordelen.


5.9     Versoepeling uitzendregeling hypotheekrenteaftrek

 

Verblijft u tijdelijk in het buitenland vanwege werk (bijvoorbeeld uitzending of overplaatsing)? Dan kunt u onder voorwaarden de woning in Nederland blijven aanmerken als eigen woning. Hierdoor blijft de hypotheekrente aftrekbaar. Deze zogenaamde ‘uitzendregeling’ geldt niet als u de woning tijdens uw verblijf in het buitenland ter beschikking stelt aan anderen (derden). In dat geval wordt uw woning niet langer belast in box 1 als eigen woning, maar als een overige bezitting in box 3. De woning wordt hierdoor vaak een stuk zwaarder belast met inkomstenbelasting.

 

Vanaf 2026 wordt wettelijk vastgelegd dat het dan mogelijk is om de woning ter beschikking te stellen aan (achter)kleinkinderen, kinderen, partners en huisgenoten die voorafgaand aan uw verblijf in het buitenland minimaal twaalf maanden deel uitmaakten van uw huishouden. De mogelijkheid om de woning met ingang van 1 januari 2026 ter beschikking te stellen aan (achter)kleinkinderen is een aanvullende versoepeling van de regeling. De rest maakte al deel uit van het beleid en wordt nu in de wet vastgelegd.

 

5.10 Versoepeling inkomensverklaring voor buitenlands belastingplichtigen

 

Woont u in een andere EU-lidstaat, de EER, Zwitserland of op een van de BES-eilanden? Dan kunt u kwalificerend buitenlands belastingplichtige zijn als minstens 90% van uw wereldinkomen in Nederland wordt belast.

 

Tot nu had u altijd een inkomensverklaring nodig om deze status te verkrijgen. Die moest u opvragen bij de Belastingdienst van uw woonland. Omdat steeds meer landen niet meewerken, vervalt deze verplichting per 1 januari 2026. Voortaan geldt dat op verzoek van de inspecteur aannemelijk moet worden gemaakt dat 90% van het inkomen in Nederland wordt belast. Hiervoor kan een inkomensverklaring worden opgevraagd. Blijkt dit lastig? Dan kunnen bijvoorbeeld ook aangiftes of aanslagen uit het woonland worden gebruikt ter onderbouwing.


5.11 Lijfrenteproducten

 

Vanaf 2026 geldt voor alle lijfrentevormen dezelfde uiterste startdatum. Een lijfrente moet uiterlijk starten in het jaar waarin de gerechtigde de AOW-leeftijd plus vijf jaar bereikt. Als een lijfrente vererft, moet de uitkering uiterlijk beginnen op 31 december van het tweede jaar na overlijden. De Belastingdienst kan de termijn verlengen bij bijzondere omstandigheden, zoals administratieve vertragingen.

 

Het gelijktrekken voorkomt verwarring en ongelijke behandeling. Tot nu toe mocht een lijfrenteverzekering nog uitkeren met een jaarbetaling achteraf, waardoor de eerste uitkering pas in het jaar van AOW-leeftijd plus zes jaar plaatsvond. Voor een lijfrenterekening en een lijfrentebeleggingsrecht gold al de grens van de AOW-leeftijd plus vijf jaar. Jaarbetaling achteraf is vanaf 2026 niet meer toegestaan.

 

Wordt een lijfrente niet tijdig uitgekeerd, dan wordt dit fiscaal gezien als afkoop. Dit leidt tot heffing van inkomstenbelasting ineens over het gehele lijfrenteproduct, vaak tegen het hoogste tarief. Daarbovenop komt 20% revisierente.

 

Let op:

Heeft u een lijfrente bij uw eigen bv en bent u de AOW-leeftijd al gepasseerd? Neem contact op met uw adviseur om tijdig met de uitkering te starten.

 

5.12 Belastingheffing op niet-kwalificerende lijfrentes

 

Soms kwalificeren lijfrenteproducten, waarvoor in het verleden premies zijn afgetrokken, niet (meer) als een lijfrente volgens de wet. Dit komt bijvoorbeeld voor bij overeenkomsten met de eigen bv. Daarmee kon de belastingheffing lang worden uitgesteld of zelfs vermeden, bijvoorbeeld door te beginnen met uitkeren van de lijfrente na de uiterste wettelijke ingangsdatum.

 

Voor deze uitkeringen wordt de wet aangescherpt. Niet-kwalificerende lijfrente-uitkeringen worden voortaan altijd belast als inkomen in box 1. Daarnaast geldt voortaan ook de bovengenoemde uiterste termijn voor de start van de uitkeringen. De maatregel geldt met terugwerkende kracht vanaf 25 april 2025. Uitkeringen vanaf die datum vallen al onder de nieuwe regels.


5.13 Geen indexatie pensioengevend loon of premiegrondslag lijfrenteaftrek

 

De maximale premiegrondslag voor lijfrenteaftrek blijft in 2026 – net als in 2025 – € 137.800. Ook de aftoppingsgrens voor pensioengevend loon in de loonbelasting blijft op € 137.800. De fiscale ruimte die u heeft om pensioen op te bouwen, neemt in 2026 dus niet toe. Hetzelfde geldt voor de lijfrenteaftrek. Ook hiervoor neemt de jaarruimte in 2026 niet toe.


5.14 Aanpassing ‘suikertaks’

 

Op alcoholvrije dranken geldt een verbruiksbelasting, ook wel suikertaks genoemd. Melk en karnemelk waren altijd uitgezonderd, omdat dit geen gezoete dranken zijn. De uitzondering gold wanneer een drank voldoende melkvet bevatte.

 

In 2024 steeg de belasting fors, naar € 26,13 per 100 liter (was € 8,83). Hierdoor kwamen er meer dranken op de markt met een kleine hoeveelheid melkvet om daarmee onder de vrijstelling van verbruiksbelasting te vallen. Ook melkproducten met toegevoegde suiker vielen namelijk onder de vrijstelling.

 

Vanaf 1 januari 2027 verandert dit. De uitzondering hangt dan af van het suiker- en verzadigd vetgehalte. Zo wil het kabinet een gezonder voedingspatroon stimuleren.


5.15 Accijnsverhoging alcohol vervalt

 

Met ingang van 1 januari 2026 zou een eenmalige inflatiecorrectie van 2,6% worden toegepast op de accijnzen voor bier, wijn en sterke drank. Deze eerder aangekondigde verhoging van accijns op alcohol .vervalt

door duda-wsm 9 oktober 2025
In 2016 besloten Gerard en Danny hun krachten te bundelen. Met z’n vieren, zijzelf en twee medewerkers, legden ze de basis voor wat inmiddels is uitgegroeid tot een team van 24 vakmensen. Waar in de beginjaren vooral verbouw en renovatie centraal stonden, ligt de focus tegenwoordig ook sterk op duurzaamheid: complete woningrenovaties met isolatie, gevelvernieuwing, dakopbouwen en meer. Groeien met lef en samenwerking De weg van start-up naar volwassen bouwbedrijf verliep niet zonder uitdagingen. Het vinden en behouden van de juiste mensen bleek een belangrijk aandachtspunt. Gerard en Danny zetten daarom in op een goede werksfeer én op ontwikkeling. Medewerkers krijgen volop kansen om te leren, onder meer via in- en externe opleidingen, toolbox-metingen waarin leveranciers en opleidinginstanties nieuwe materialen en technieken toelichten. Zo groeit het hele team mee met de snelle veranderingen in de bouwsector. Ook de stijgende materiaalprijzen vroegen om flexibiliteit. Waar anderen wellicht zouden afremmen, koos Nivo Bouw ervoor om nóg slimmer samen te werken met partners en klanten. Dankzij die mentaliteit van aanpakken en vooruitdenken konden mooie projecten blijven doorgaan. Voor Gerard en Danny ligt de echte trots niet alleen in de resultaten, maar vooral in de samenwerking met hun team: succes bouw je samen, elke dag opnieuw. Vooruitkijken met WEA Naaldwijk Sinds 2023 werkt VoNi Holding, waar onder andere Nivo Bouw en Interart onder vallen, samen met WEA Naaldwijk. Waar Gerard en Danny voorheen vooral stuurden op hun gevoel en vanuit de projectadministratie, helpt WEA Naaldwijk hen nu om dit te vertalen naar het grotere geheel binnen de holding en de werkmaatschappijen. Met heldere (periodieke) rapportages, financiële dashboards en inzicht in de juiste cijfers krijgen ze een compleet overzicht van hun prestaties. Dat maakt het mogelijk om beslissingen beter onderbouwd te nemen. Van het aannemen van nieuw personeel tot investeren in materieel of het aangaan van een overname: samen zorgen ze dat de keuzes passen bij de koers van de mannen. De overname van Interart Een mooi voorbeeld van die samenwerking is de toevoeging van Interart aan VoNi Holding. Voor Danny en Gerard was dit een nieuwe stap: spannend, uitdagend en soms ook complex. WEA Naaldwijk ondersteunde hen in dit proces door mee te kijken naar de stukken, risico’s in kaart te brengen en advies te geven. Zo wisten zij zeker dat alles goed geregeld was voordat de handtekeningen werden gezet. Die controle momenten gaven niet alleen zekerheid, maar ook vertrouwen: de ondernemers konden zich richten op de kansen van de overname, terwijl wij hielpen om de randvoorwaarden stevig neer te zetten. Ambitie: doorgroeien zonder de menselijke maat te verliezen Vooruitkijken doen Gerard en Danny volop. Hun ambitie is om door te groeien naar een mooie club medewerkers, maar wel met behoud van het persoonlijke karakter van hun bedrijf. Want hoe groter je wordt, hoe belangrijker het is om de betrokkenheid vast te houden. Hoewel veel projecten plaatsvinden buiten het Westland, bijvoorbeeld in Den Haag en Rotterdam, zijn zij ook zeker in het Westland te vinden Daarbij blijft Nivo Bouw trouw aan haar Westlandse roots: ze steunen sportverenigingen in de regio, helpen scholen bij evenementen en dragen actief bij aan lokale initiatieven. Voor Gerard en Danny is dat vanzelfsprekend: ondernemen doe je niet alleen, maar altijd samen met je omgeving. Samen bouwen aan de toekomst Het verhaal van Gerard en Danny laat zien hoe ondernemerschap, lef en teamwork leiden tot groei. Van de eerste verbouwingen in 2016 tot de overname van Interart en de vele projecten van nu: Nivo Bouw blijft ontwikkelen, maar wel met oog voor kwaliteit én mensen. WEA Naaldwijk is er trots op dat wij hen daarin mogen ondersteunen. Door inzicht te geven, sparringpartner te zijn, mee te kijken bij belangrijke beslissingen en een stevige basis te bieden, helpen we Nivo Bouw verder bouwen aan hun ambities.
30 september 2025
Met Prinsjesdag zijn verschillende fiscale maatregelen aangekondigd die gevolgen hebben voor stichtingen, verenigingen en particulieren. Zo komen er nieuwe transparantieverplichtingen en verandert de erf- en schenkbelasting op meerdere punten. Deze en diverse aangekondigde maatregelen zetten we voor u op een rij. 9 .1 Nieuwe transparantieverplichtingen voor stichtingen en verenigingen Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties in werking. Deze wet verplicht (alle, ook niet-commerciële) stichtingen om jaarlijks hun staat van baten en lasten te deponeren bij de KVK. Daarnaast moeten stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen op verzoek van bepaalde instituties (zoals de burgemeester of het Openbaar Ministerie) informatie verstrekken over de herkomst, het doel en de omvang van donaties, zowel uit binnen- als buitenland. Doel van deze wet is het vergroten van transparantie en het voorkomen van misbruik van maatschappelijke organisaties voor ondermijnende activiteiten. 9 .2 ANBI’s verplicht tot digitale publicatie via centraal portaal In de Fiscale verzamelwet 2026 is opgenomen dat vanaf 2026 alle Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) hun verplichte publicatiegegevens niet alleen op een eigen of branchewebsite publiceren, maar ook via een centraal digitaal portaal dat wordt beheerd door de Belastingdienst. ANBI’s moeten hun gegevens voortaan via een standaardformulier elektronisch aanleveren. Deze gegevens worden vervolgens openbaar toegankelijk gemaakt via het nieuwe Portaal-ANBI. Daarnaast komt er een tweede portaal, ANBI Toezicht, uitsluitend voor de Belastingdienst, bedoeld voor digitale controle en registratie. Doel van deze wijziging is om transparantie te vergroten en het toezicht te verbeteren, zonder dat dit leidt tot extra administratieve lasten voor de ANBI’s zelf. In de uitvoeringstoets, opgenomen in de Memorie van Toelichting bij dit wetsvoorstel, is echter aangegeven dat de portal-ANBI publicatieplicht pas per 1 januari 2029 en de portal-ANBI toezicht pas per 1 januari 2030 uitvoerbaar is voor de Belastingdienst. 9 .3 Afschaffing fiscale voordelen bij ongelijke verdeling (huwelijks)gemeenschap De rechter heeft geoordeeld dat een ongelijke verdeling van gemeenschappelijk huwelijksvermogen, zoals een 90:10-verhouding, toegestaan is en dat de onderlinge verschuiving niet belast wordt. Dit leidde tot constructies waarbij in zicht van overlijden of bij echtscheiding het vermogen strategisch werd verdeeld, bijvoorbeeld om erfbelasting te beperken of alimentatieverplichtingen te vermijden. De nieuwe regeling belast voortaan het deel van het vermogen dat een echtgenoot meer ontvangt dan de helft van de gemeenschap met erf- of schenkbelasting. De heffing vindt plaats bij scheiding of overlijden, ongeacht wanneer de ongelijke breukdelen zijn overeengekomen. Let op: De regeling treedt in werking op 1 januari 2026. Aanpassingen in het gemeenschappelijk huwelijksvermogen naar ongelijke breukdelen die plaatsvinden na 16 september 2025 worden belast bij scheiding of overlijden. Laat uw onderneming tijdig beoordelen of bestaande huwelijkse voorwaarden met ongelijke breukdelen vóór 16 september 2025 zijn vastgelegd. Alleen deze vallen onder de overgangsregeling. Aanpassingen na deze datum, ook als ze minder scheef zijn (bijvoorbeeld van 90:10 naar 60:40), worden vanaf 1 januari 2026 belast. Let op: Dit is van overeenkomstige toepassing bij geregistreerd partnerschap en samenwoners. 9 .4 Gelijke fiscale behandeling voor biologische en juridische kinderen vanaf 2026 Het is mogelijk dat een kind een schenking of nalatenschap krijgt van de biologische vader, maar niet door hem is erkend. In die situatie kan het kind geen beroep doen op de kindvrijstelling en het kindtarief. Dit werd als onrechtvaardig gezien als er wel een vorm van nauwe persoonlijke band tussen vader en kind bestaat. De rechter liet het aan de wetgever over om dit gebrek te herstellen. Daarom wordt in de Successiewet een biologisch kind met een eigen kind gelijkgesteld. Wel moet ter voorkoming van misbruik de bloedverwantschap met een vorm van een DNA-test worden aangetoond. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat het kind afzonderlijk van de wettelijke vader en de biologische vader een schenking of nalatenschap tegen een laag tarief ontvangt. Ook geeft dit de mogelijkheid tweemaal van schenkvrijstellingen te profiteren. 9 .5 Erfbelasting: verlenging aangiftetermijn en aanpassing belastingrente Veelal blijkt het niet haalbaar om binnen de termijn van acht maanden aangifte erfbelasting te doen doordat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn. Het doen van een voorlopige aangifte erfbelasting lukt om die reden ook niet altijd op tijd, waardoor aanslagen erfbelasting worden opgelegd met berekening van belastingrente. Dit wordt als onredelijk ervaren. Om hieraan tegemoet te komen, wordt met ingang van 2026 de aangiftetermijn met één jaar verlengd van acht naar twintig maanden na de dag van overlijden. Een aanslag erfbelasting die volgt uit een tijdig ingediende aangifte kan vervolgens zonder belastingrente worden betaald. De nieuwe aangiftetermijn geldt alleen voor overlijdens die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden. Is die twintig maanden alsnog onvoldoende om de aangifte erfbelasting te doen? Dan kunt u op verzoek eenmalig vier maanden uitstel krijgen. De langere termijn voor het doen van aangifte geeft de Belastingdienst niet een langere behandeltermijn; de aanslag erfbelasting moet nog steeds binnen drie jaar na het overlijden zijn opgelegd. 9 .6 180-dagen fictie erfbelasting Binnen de Successiewet geldt dat wanneer u een schenking ontvangt van iemand die binnen 180 dagen overlijdt, dit als onderdeel van de erfenis wordt gezien. Dit is bedoeld om schenkingen in zicht van overlijden – ter besparing van erfbelasting – tegen te gaan. Momenteel dient u bij een schenking een aangifte schenkbelasting in, maar bij een eventueel overlijden binnen 180 dagen wordt de schenkbelasting verrekend met de erfbelasting. Dit wordt als onnodig complex ervaren. Vanaf 1 januari 2026 is daarom bij een schenking ontvangen van iemand die binnen 180 dagen daarna overlijdt, geen aparte aangifte schenkbelasting meer nodig. De schenking wordt nog wel steeds als onderdeel van de erfenis gezien en moet worden opgenomen in de aangifte erfbelasting. Omdat deze maatregel per 1 januari 2026 wordt ingevoerd, geldt dit alleen voor schenkingen die ná 5 juli 2025 zijn gedaan. Was het overlijden niet voorzienbaar en de aangifte schenkbelasting al ingediend en/of betaald? Dan zal de Belastingdienst zelfstandig de aanslag verminderen en de betaling retourneren. 9 .7 DAC8: automatische uitwisseling van crypto-informatie Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling cryptoactiva (DAC8) in werking. Deze wet verplicht cryptoaanbieders om klantgegevens en transactiegegevens te rapporteren aan de Belastingdienst en zorgt voor automatische uitwisseling van deze gegevens tussen EU-lidstaten. Deze wet zou geen directe gevolgen hebben voor bezitters van crypto, aangezien zij al verplicht zijn hun bezittingen in box 3 op te geven. Het niet naleven van de rapportageplicht kan leiden tot boetes tot € 1.030.000. 9 .8 Inzagerecht voor belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen Vanaf 2026 krijgen belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen het wettelijke recht om op verzoek inzage te krijgen in hun fiscale dossier bij de Belastingdienst en de Douane. Concreet betekent dit dat zij kunnen inloggen op een portaal op elk gewenst moment en zo de beschikking krijgen over hun eigen fiscale dossier. Tot nu toe was inzage vaak beperkt tot de bezwaarfase of bij boeteprocedures. Deze wetswijziging beoogt een grotere transparantie en controleerbaarheid van de fiscale gegevens voor belastingplichtigen. 9 .9 Verhoging invorderingsrente De hoogte van de invorderingsrente is geregeld in een beleidsbesluit. Momenteel bedraagt de invorderingsrente 4%. In de Miljoenennota is benoemd dat de invorderingsrente verhoogd wordt naar 4,25%. Disclaimer Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
30 september 2025
Deze Prinsjesdag zet het kabinet sterk in op verduurzaming, zowel via huishoudens als bedrijven. Ondernemers krijgen te maken met nieuwe regels rond CO 2 -heffing, afvalstoffenbelasting en het Europese CBAM. Tegelijk verdwijnen er ook lasten, zoals de heffing op plastic wegwerpverpakkingen en wordt verduurzaming gestimuleerd. 8 .1 Aanpassing vliegbelasting Vanaf 2027 wordt de vliegbelasting berekend op basis van de gevlogen afstand. Nu geldt één tarief van € 29,40 per vlucht, maar de bedoeling is om er drie tarieven van te maken. De tarieven zijn gebaseerd op de afstand tussen Amsterdam en de hoofdstad van het land van de bestemming van de passagier: § € 29,40 – bestemmingen tot ca. 2.000 km § € 47,24 – bestemmingen tussen ca. 2.000-5.500 km § € 70,86 – overige bestemmingen (meer dan 5.500 km) De tarieven worden in 2027 nog gecorrigeerd voor de inflatie. Het doel van deze maatregel is om vluchten met meer uitstoot zwaarder te belasten en daarmee te ontmoedigen. Let op: Het Caraïbische deel van het Koninkrijk valt onder het lage tarief, ondanks de afstand. Daarnaast wordt voor ultra perifere gebieden (zoals de Canarische Eilanden) een aparte regeling getroffen. 8 .2 Energiebelasting: hogere korting vanaf 2026 De belastingvermindering energiebelasting wordt vanaf 2026 structureel verhoogd. De maatregel compenseert huishoudens voor stijgende energiekosten, vooral door hogere netwerktarieven. De belastingvermindering is het bedrag dat in mindering wordt gebracht op de energierekening. Deze vermindering geldt voor elektriciteitsaansluitingen met een verblijfsfunctie, zoals woningen, kantoren en winkels. Deze vermindering is onafhankelijk van het verbruik: iedereen met een kwalificerende aansluiting ontvangt dezelfde korting. De belastingvermindering daalt van € 635,19 (2025) naar € 628,95 inclusief btw (2026). Dit is hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde € 617,71 per huishouden. 8 .3 Afschaffing verbruiksplafond leidingwater U betaalt nu enkel belasting op leidingwater over het verbruik boven de 300 m³ per jaar. Vanaf 2026 gaat het heffingsplafond omhoog naar 50.000 m³ per jaar en in 2027 verdwijnt het helemaal. Voor grootverbruikers betekent dit een hogere belastingrekening. De overheid wil hiermee zuiniger watergebruik stimuleren en verspilling tegengaan. 8 .4 Nieuwe regels voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) Vanaf 1 januari 2026 geldt de Europese Verordening voor het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). CBAM is bedoeld om koolstoflekkage te voorkomen door een koolstofprijs te heffen op bepaalde geïmporteerde goederen uit landen buiten de EU, zoals staal/ijzer, cement, kunstmest en aluminium. Ook precursoren, zoals stalen schroeven, bouten en moeren vallen hieronder. Importeurs van CBAM-goederen moeten beschikken over een toelating als CBAM-aangever en jaarlijks een CBAM-aangifte indienen over de hoeveelheid geïmporteerde goederen en de bijbehorende CO 2 -uitstoot. Op basis van deze aangifte moeten zij vanaf 2026 een koolstofcorrectie betalen. 8 .5 Aanpassingen CO 2 -heffing industrie De verduurzaming van de Nederlandse industrie verloopt moeizaam door diverse belemmeringen. Denk aan overbelasting van het net, stikstofproblematiek, trage vergunningverlening, hoge energieprijzen en afhankelijkheid van internationale markten. Belangrijke investeringen blijven daardoor uit, terwijl bedrijven wel CO 2 -heffing betalen. Voor grote industriële bedrijven, zoals de ETS1- en lachgasinstallaties, daalt de CO 2 -heffing van € 87,90 naar € 78,67 per ton CO 2 . Door extra vrijstellingen betaalt de zware industrie de komende jaren nauwelijks CO 2 -heffing. Voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) stijgt de CO 2 -heffing juist fors: van € 152 nu naar € 295 per ton in 2030. Dit maakt afvalverbranding flink duurder en stimuleert afvalscheiding en recycling. 8 .6 Samentelbepaling maximale investeringsbedrag energie-investeringsaftrek Bedrijven en ondernemers die investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen mogen 40% van die investering extra aftrekken van de winst. De grens ligt bij € 151 miljoen per jaar (2025), daarna vervalt de extra aftrek. Investeert u (mede) via een samenwerkingsverband, zoals een vof? Dan kunt u boven de grens van € 151 miljoen uitkomen en onbedoeld de aftrek verhogen. Het kabinet wil dit voorkomen. Daarom tellen investeringen in een samenwerkingsverband mee met de eigen investeringen. De grens blijft € 151 miljoen. 8 .7 Actualisatie SBI-codes voor de Energiebelasting De Wet belastingen op milieugrondslag regelt verschillende milieubelastingen in Nederland, waaronder de energiebelasting, afvalstoffenbelasting en belasting op leidingwater. Daarin staan drie regelingen waarvoor geen energiebelasting wordt betaald voor de levering of het verbruik van elektriciteit of aardgas. Om gebruik te kunnen maken van deze regelingen, geldt dat uw onderneming gekoppeld moet zijn aan een type industrieel proces én aan het soort bedrijf op basis van de SBI-code van de onderneming. Per 6 september 2025 zijn de SBI-coderingen vernieuwd. Van belang is dat het bedrijf dat de regeling wil toepassen, onder de juiste SBI-codering valt. Voor elektriciteit en aardgas in metallurgische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 24 of 25. Voor aardgas in mineralogische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 23. Binnen deze SBI-codes verandert inhoudelijk niets: bedrijven die gebruikmaken van de vrijstelling kunnen dit blijven doen. Wel kan de overgang gevolgen hebben voor ondernemingen die bij de KVK al onder de nieuwe SBI-codes zijn ingedeeld, terwijl de wet nog verwijst naar de oude SBI-codering. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat die bedrijven alsnog de regeling kunnen toepassen. 8 .8 Verhoging en hervorming afvalstoffenheffing De afvalstoffenbelasting voor afvalverwerkingsbedrijven wordt hervormd om meer recycling, afvalstortingen en een circulaire economieafvalstort te beperken. § De vrijstelling voor afvalstoffenbelasting op het verbranden van zuiveringsslib (het restproduct van het zuiveren van afvalwater) komt per 2027 te vervallen. § Het storten van afval met ontheffing wordt duurder vanaf 2029. § De afvalstoffenbelasting stijgt van € 39,70 per ton afval (2025) naar € 90,21 per ton afval (2028) tot structureel € 113,81 per ton afval (2035). § De CO 2 -heffing daalt voor grote industriële bedrijven, maar stijgt juist voor afvalverbrandingsinstallaties. Afval verbranden wordt daardoor duurder. 8 .9 Afschaffen heffing op plastic wegwerpverpakkingen Momenteel geldt een heffing op plastic bekers en wegwerpbakjes. In het voorjaar van 2025 besloot het kabinet dat deze heffing per 1 januari 2026 wordt afgeschaft. De Inspectie Leefomgeving en Transport ziet inmiddels niet meer toe op de handhaving van deze regel. Wel blijft voor ondernemers de plicht bestaan om duurzame alternatieven voor plastic wegwerpverpakkingen aan te bieden of klanten aan te sporen zelf herbruikbare verpakkingen te gebruiken.