1. Tarieven loonbelasting, premies en heffingskortingen

24 januari 2025

1.1     Wijzigingen in de tarieven loonbelasting

 

De belastingdruk in de loonbelasting zal met name voor werknemers met een middeninkomen in 2025 lager zijn dan in 2024. Dit komt door de introductie van een extra tariefschijf.

 

Daling tarief eerste tariefschijf

Het tarief van de eerste tariefschijf daalt in 2025 van 36,97% naar 35,82%. Deze eerste tariefschijf loopt tot een inkomen van € 38.441. Deze tariefsverlaging gaat maximaal € 442 minder belasting opleveren. 

 

Introductie tweede, hogere tariefschijf
Het tarief van de tweede tariefschijf bedraagt in 2025 € 37,48%. Deze schijf loopt tot een inkomen van € 76.817. In 2024 liep de tariefschijf van 36,97% nog door tot € 75.518.

 

Hoogste tariefschijf blijft gelijk
De hoogste tariefschijf blijft in 2025 49,50%.

 

1.2    Wat zijn de wijzigingen voor de heffingskortingen?


Ook de heffingskortingen worden aangepast. Hoe zien de cijfers er in 2025 uit?

 

Algemene heffingskorting verlaagd, maar afbouwpunt gekoppeld aan wettelijk minimumloon
Om te zorgen dat belastingplichtigen met een wettelijk minimumloon (WML) recht hebben op de maximale algemene heffingskorting, wordt het afbouwpunt van de algemene heffingskorting (in 2025: € 28.406) gekoppeld aan de hoogte van het WML. De afbouw verloopt daarna minder snel. Het afbouwpercentage in 2025 bedraagt 6,337% (tegenover 6,63% in 2024). Dit wordt deels gefinancierd door de maximale algemene heffingskorting te verlagen van € 3.362 in 2024 naar € 3.068 in 2025.

 

De afbouw van de algemene heffingskorting vindt in 2025 dus later plaats (vanaf € 28.406 in plaats van vanaf € 24.812) en minder snel (met 6,337% in plaats van 6,63%). Omdat de maximale hoogte van de algemene heffingskorting wordt verlaagd naar € 3.068, bedraagt de algemene heffingskorting nog steeds € 0 vanaf de hoogste tariefschijf (in 2025 € 76.817).

 

Arbeidskorting iets verhoogd, afbouwpunt gekoppeld aan wettelijk minimumloon

De maximale arbeidskorting is in 2025 iets verhoogd naar €: € 5.532). De opbouw van de arbeidskorting vindt plaats tot een loon van €: € 39.957); ook dit opbouwpunt is gekoppeld aan het WML. Vanaf € 43.071 wordt de arbeidskorting afgebouwd met 6,51% (hetzelfde percentage als in 2024). Vanaf een loon van € 129.078 bedraagt de arbeidskorting € 0.

 

Ouderenkorting wijzigt nauwelijks

De maximale ouderenkorting stijgt licht naar € 2.035 in: € 2.010). Ook het afbouwpunt stijgt licht naar € 45.308 in: € 44.770). Het afbouwpercentage bedraagt – net als in 2024 – 15%. Vanaf € 58.875 (in 2024 € 58.170) bestaat dan geen recht meer op de ouderenkorting. De alleenstaandeouderenkorting bedraagt in 2025 €: € 524).

 

Let op:
In principe past de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de alleenstaandeouderenkorting toe. Vanaf 2024 kunt u als werkgever deze korting echter ook toepassen als uw werknemer aan de voorwaarden voldoet en u daar schriftelijk om verzoekt. Dit kan bijvoorbeeld met het model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen. Wijs uw werknemer er wel op dat korting maar door één inhoudingsplichtige mag worden toegepast en dat hij toepassing van de korting bij de SVB dan moet laten beëindigen.

 

1.3    Hogere gedifferentieerde Awf-premie en maximum premieloon


De gedifferentieerde premie voor het Algemeen Werkeloosheidsfonds (Awf) bestaat uit een hoge en lage Awf-premie. U mag als werkgever een lage Awf-premie toepassen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voldoet u daar niet aan, dan betaalt u een hoge Awf-premie. De voorwaarden hebben betrekking op de arbeidsovereenkomsten van uw werknemers en zijn bedoeld om vergaande flexibele contracten tegen te gaan en vaste contracten te beschermen.

 

 

De Awf-premie is in 2025 voor beide premies 0,10% hoger dan in 2024. De lage Awf-premie bedraagt 2,74%, de hoge Awf-premie 7,74%. Het maximale premieloon steeg in 2024 al flink naar € 71.628 (in 2023 nog € 66.956), maar is in 2025 met een bedrag van € 75.864 nog veel hoger. Voor werknemers met een premieloon vanaf € 71.628 kunt u als werkgever in 2025 dus maximaal € 191 (bij de lage premie) en € 403 (bij de hoge premie) per werknemer meer verschuldigd zijn aan Awf-premie.

 

Let op:

Controleer begin 2025 de verloonde uren van werknemers die een arbeidscontract van gemiddeld minder dan 35 uur per week hebben en waarvoor in 2024 de lage Awf-premie is toegepast. Indien er meer dan 30% meer verloonde uren dan contracturen zijn, moet namelijk alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024 de hoge Awf-premie toegepast worden.

 

Wijziging contracturenherziening vanaf 2025
Vanaf 2025 bedraagt de grens waaronder u moet controleren of de verloonde uren meer dan 30% hoger zijn dan de contracturen, gemiddeld 30 uur of minder per week in plaats van gemiddeld minder dan 35 uur per week. Deze wijziging betekent dat u:

§ begin 2025 nog de verloonde uren moet controleren van werknemers waarvoor in 2024 de lage Awf-premie is toegepast en die een arbeidscontract van gemiddeld minder dan 35 uur per week hebben.

§ begin 2026 de verloonde uren moet controleren van werknemers waarvoor in 2025 de lage Awf-premie is toegepast en die een arbeidscontract van gemiddeld 30 uur of minder per week hebben. Voor werknemers met een arbeidscontract van gemiddeld meer dan 30 uur per week hoeft u begin 2026 dus niet meer alsnog met terugwerkende kracht de hoge Awf-premie toe te passen als de verloonde uren meer dan 30% hoger zijn dan de contracturen.

 

Let op:

Behalve de herziening als de verloonde uren meer dan 30% afwijken van de contracturen, moet de lage Awf-premie ook worden herzien naar de hoge Awf-premie als een nieuwe werknemer binnen twee maanden na indiensttreding ontslag neemt of wordt ontslagen. Deze herziening is niet afhankelijk van het aantal contracturen en geldt dus bij alle contracten.

 

1.4    Hogere premies Werkhervattingskas in 2025

 

Jaarlijks draagt u als werkgever sociale premies af voor de Werkhervattingskas (Whk). Het gemiddelde premiepercentage van de premiecomponent WGA daalde in 2024 nog van 0,87 in 2023 naar 0,77% in 2024. In 2025 stijgt dit gemiddelde premiepercentage weer naar 0,83%, maar blijft daarmee nog onder het percentage van 2023. Het gemiddelde percentage van de premiecomponent ZW-flex daalde in 2024 van 0,66 in 2023 naar 0,45% in 2024, maar bedraagt in 2025 weer 0,50%.

 

Let op:

De premiecomponent WGA geldt voor alle dienstbetrekkingen waarvoor premies werknemersverzekeringen moeten worden afgedragen. De premiecomponent ZW geldt alleen voor flexibele en tijdelijke dienstbetrekkingen.

 

 

 

 

Gemiddelde premieplichtig loon

Hoe de gedifferentieerde premie Whk wordt berekend, hangt af van de grootte van uw onderneming. Op basis van de loonsom in 2023 wordt bepaald in welke categorie u als werkgever in 2025 valt. De basis hiervoor is het gemiddelde premieplichtig loon. Dit bedraagt in 2024 nog € 37.700 en stijgt in 2025 naar € 39.600.

 

Grenzen kleine/middelgrote/grote werkgever

De grens tussen kleine en middelgrote werkgevers ligt in 2025 bij een loonsom van maximaal € 990.000 (in 2024 € 942.500). Werkgevers met in 2025 een loonsom van meer dan €(in 2024 €vallen in de categorie grote werkgever.

 

Let op:

Het gaat in 2025 dus om de loonsom van twee jaar eerder, dus 2023. Bedroeg de loonsom in 2023 maximaal € 990.000, dan is sprake van een kleine werkgever.

 

Beschikking van Belastingdienst

U heeft, als u een grote of middelgrote werkgever bent, eind november 2024 een beschikking van de Belastingdienst ontvangen over de hoogte van de premie. De hoogte daarvan hangt voor grote en middelgrote werkgevers namelijk af van de instroom van werknemers in de ZW en WGA. Heeft u binnen zes weken na dagtekening pro forma bezwaar gemaakt tegen de beschikking Whk, in afwachting van instroomlijsten? Dan verleent de Belastingdienst u uitstel tot en met 30 april 2025 om het bezwaar te motiveren.

 

Kleine werkgevers hebben in december een mededeling van de Belastingdienst gekregen. Als kleine werkgever betaalt u een premie die afhankelijk is van de sector waarin u werkzaam bent. De premie is een vast percentage waartegen u niet in bezwaar kunt komen.

 

Let op:

Naast de premiepercentages voor het jaar 2025 kan ook de stijging van het maximale premieloon van invloed zijn op de hoogte van de door u af te dragen premie. Het maximale premieloon is in 2025 namelijk gestegen naar € 75.864 (in 2024 nog € 71.628). Voor werknemers met een premieloon vanaf € 75.864 kunt u als werkgever daarom te maken krijgen met meer verschuldigde premie, ook als de premiepercentages ten opzichte van 2024 zijn gedaald.

 

1.5    Lichte daling premies Zvw in 2025, hoger premieloon


De premies voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) dalen in 2025 wederom licht met 0,06%-punt. Dit geldt zowel voor de premies die werkgevers voor hun personeel betalen (6,51% in 2025) als voor de premies die zelfstandigen en dga’s voor zichzelf moeten afdragen (5,26% in 2025).

 

Het maximumbijdrageloon stijgt in 2025 van € 71.628 in 2024 naar € 75.864 in 2025. De door werkgevers maximaal af te dragen Zvw-premie voor werknemers neemt daardoor in 2025 toe met € 233 (van € 4.706 in 2024 naar € 4.939 in 2025). Voor zelfstandigen en dga’s bedraagt deze toename € 179 (van € 3.811 in 2024 naar € 3.990 in 2025).

 

 

 

1.6    Maximale verzuimboetes loonheffingen per 2025 omhoog

De maximale verzuimboetes voor een aangifteverzuim, een betaalverzuim en een correctieverzuim in de loonheffingen zijn per 2025 omhooggegaan.

 

Aangifteverzuim

Doet u geen aangifte loonheffingen of doet u deze niet op tijd, dan is sprake van een aangifteverzuim. Van zo’n aangifteverzuim is ook sprake als u een onjuiste of onvolledige aangifte doet. U krijgt hiervoor een boete van € 68, tenzij de aangifte door de Belastingdienst ontvangen is binnen de coulancetermijn van zeven kalenderdagen na de uiterste aangiftedatum.

 

Let op:

In uitzonderlijke gevallen kan de Belastingdienst ook een hogere aangifteverzuimboete vaststellen van maximaal € 1.377. Dit kan de Belastingdienst bijvoorbeeld doen als u herhaaldelijk geen of te laat uw aangifte doet. Deze maximale boete gaat per 2025 omhoog naar € 1.675.

 

Betaalverzuim

Als u de loonheffingen niet of te laat betaalt of u betaalt te weinig, is sprake van een betaalverzuim. De betaalverzuimboete hiervoor is 3% van het te laat betaalde bedrag met een minimum van € 50 en een maximum van € 5.514. De maximale betaalverzuimboete gaat per 2025 omhoog naar € 6.709.

 

Er geldt een coulancetermijn van zeven kalenderdagen na de uiterste betaaltermijn. Als u te laat, maar binnen die coulancetermijn betaalt, krijgt u geen betaalverzuimboete als u de vorige aangifte wel op tijd en volledig betaalde.

 

Let op:

In uitzonderlijke gevallen kan de Belastingdienst ook een hogere betaalverzuimboete vaststellen van maximaal 10% van het te laat betaalde bedrag met een maximum van € 5.514 (in 2024, in 2025 € 6.709). Dit kan de Belastingdienst bijvoorbeeld doen als u herhaaldelijk te laat, niet of te weinig betaalt.

 

Combinatie aangifte- en betaalverzuim

Doet u uw aangifte loonheffingen te laat én betaalt u te laat, dan kunt u twee boetes krijgen: één voor het aangifteverzuim en één voor het betaalverzuim.

 

Correctieverzuim

De Belastingdienst kan een correctieverzuimboete opleggen als u een correctie op een aangifte loonheffingen niet, niet op tijd, fout of onvolledig indient. De Belastingdienst gaat terughoudend om met het opleggen van zo’n boete, maar legt deze bijvoorbeeld wel op als u herhaaldelijk een correctie op een aangifte loonheffingen niet, niet op tijd, fout of onvolledig indient.

 

De maximale correctieverzuimboete die de Belastingdienst dan kan opleggen, bedraagt in 2024 nog € 1.377, maar gaat per 2025 omhoog naar € 1.675.

 

Vergrijpboete

Als er sprake is van grove schuld of (voorwaardelijke) opzet kan de Belastingdienst ook een vergrijpboete opleggen tot een hoger bedrag.

 

1.7    Inhouding loonheffing bij studenten: nieuw formulier

Als werkgever kunt u, onder voorwaarden, de studenten- en scholierenregeling toepassen op het loon van een student.

 

De studenten- en scholierenregeling

Als u de studenten- en scholierenregeling kunt toepassen, gebruikt u bij het berekenen van de loonheffingen, premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet de kwartaaltabel. Hierdoor kunt u meer loonheffingskorting in aanmerking nemen, waardoor meestal geen of minder loonheffing hoeft te worden ingehouden op het loon van de student.

 

Voorbeeld

In de kwartaaltabel is een vierde van het jaarbedrag van de loonheffingskorting verwerkt, in de maandtabel maar een twaalfde deel. Heeft een student in een jaar recht op bijvoorbeeld € 3.960 loonheffingskorting, dan is in de kwartaaltabel € 990 en in de maandtabel € 330 verwerkt. Als de student bijvoorbeeld in de maand juli veel meer dan normaal bij u werkt, kan toepassing van de kwartaaltabel betekenen dat u geen of minder loonheffingen hoeft in te houden op het loon dan bij toepassing van de maandtabel. De student hoeft dan geen moeite te doen om de te veel betaalde loonheffing terug te krijgen via het indienen van een aangifte inkomstenbelasting in het volgende jaar, maar krijgt netto meteen meer.

 

Let op:

Het voordeel van de studenten- en scholierenregeling gaat alleen op als de student/scholier alleen bij u werkt en niet nog elders een andere baan heeft.

 

Voorwaarden studenten- en scholierenregeling

De studenten- en scholierenregeling is niet op elke student van toepassing. De regeling geldt alleen voor:

 

§ studenten voor wie de ouders/verzorgers bij het begin van het kalenderkwartaal recht hebben op kinderbijslag;

§ studenten die bij het begin van het kalenderkwartaal recht hebben op studiefinanciering of een tegemoetkoming studiekosten;

§ studenten met een International Student Identity Card (ISIC) uit een ander land van de EU of IJsland, Noorwegen, Zwitserland of Liechtenstein.

 

Let op:

Als een buitenlandse student geen ISIC heeft, kan hij/zij deze aanvragen via de website van ISIC.

 

Toestemming student

U kunt de regeling alleen toepassen als de student u daar schriftelijk om verzoekt. Voor dit verzoek is vanaf medio 2024 een ander formulier Model opgaaf gegevens voor de loonheffingen (studenten- en scholierenregeling) beschikbaar gekomen. Dit formulier kunt u ook gebruiken voor studenten die geen gebruik willen maken van de studenten- en scholierenregeling.

 

Let op:

De studenten- en scholierenregeling kan alleen worden toegepast als de werkgever ook de loonheffingskorting toepast. De student moet daarom bij de keuze voor de studenten- en scholierenregeling in het formulier ook aangeven dat hij of zij wil dat de werkgever de loonheffingskorting toepast.

 

Geen studenten- en scholierenregeling

Kiest de student niet voor toepassing van de regeling, dan wordt er mogelijk te veel loonheffing ingehouden op het loon. De student kan deze terugkrijgen via de aangifte inkomstenbelasting.


21 november 2025
1. Maximale inhouding huisvesting op minimumloon blijft 25% Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer maximaal 25% van het wettelijk minimumloon inhouden op dit minimumloon. Het plan was om dit percentage vanaf 2026 met 5% per jaar af te bouwen. Vanaf 2030 zou het dan verboden zijn om de kosten van huisvesting in te houden op het wettelijk minimumloon. Dit plan gaat vooralsnog niet door. Het is uiteraard niet uitgesloten dat een nieuw kabinet er alsnog voor kiest om de regeling af te bouwen. Dat zal dan in ieder geval niet per 1 januari 2026 zijn. 2. Moet u op pensioenadvies aan personeel loonheffing inhouden? Als een werknemer een door u als werkgever betaald pensioenadvies krijgt, is hierover dan wel of geen loonheffing verschuldigd? Vanaf de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioen (Wtp) zijn pensioenuitvoerders verplicht om werknemers te begeleiden bij het maken van een keuze binnen de pensioenregeling. Als het pensioenadvies zich beperkt tot keuzebegeleiding, is dit verplichte advies onbelast voor de loonheffingen. Als meer persoonlijke achtergrondinformatie bij het pensioenadvies wordt betrokken, is het pensioenadvies niet meer beperkt tot keuzebegeleiding. Er is dan sprake van persoonlijk pensioenadvies. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de kosten van een persoonlijk pensioenadvies belast loon vormen voor de werknemer. De Wtp verplicht overigens niet tot een dergelijk uitgebreid advies. Tip: u kunt er als werkgever voor kiezen om het persoonlijk pensioenadvies aan te wijzen voor de werkkostenregeling. In dat geval wordt bij de werknemer geen loonheffing geheven als u nog vrije ruimte heeft. 3. Onbelaste vergoeding internetabonnement mogelijk Van een werknemer die ook thuiswerkt, kunt u de kosten van zijn volledige internetabonnement onbelast vergoeden. Voorwaarde is dat de werknemer het internet nodig heeft en ook gebruikt voor zijn werk. U hoeft geen rekening te houden met een eventueel privégebruik van uw werknemer. Overigens bent u niet verplicht om het volledige abonnement te vergoeden. U kunt ook een deel vergoeden. Let wel op bij abonnementen die ook tv en vaste telefoon bevatten. Alleen het internetdeel kunt u namelijk onder de gerichte vrijstelling onbelast vergoeden. 4. Aanvragen subsidie praktijkleren derde leerweg tot 28 november 2025 Erkende leerbedrijven kunnen vanaf 3 november 2025 9.00 tot vrijdag 28 november 2025 17.00 uur weer de subsidie praktijkleren aanvragen voor een praktijkplaats van een mbo-student in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen in deeltijd (odt)). De student moet ingeschreven staan in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van DUO. Daarnaast gelden nog meer voorwaarden . Per praktijkplaats kan maximaal € 2.700 subsidie gekregen worden. Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 2.800.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie naar rato verlaagd. Aanvragen van de subsidie kan via RVO.nl . Het erkende leerbedrijf moet de subsidie wel aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. 5. Aanvraag subsidie groepshulp kinderopvang tot 28 november 2025 Van 3 november 2025 9.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 kunt u via RVO.nl weer subsidie aanvragen voor groepshulpen (groepsondersteuners) in uw kinderopvang. De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp. U kunt de subsidie voor maximaal tien groepshulpen aanvragen. Er gelden wel voorwaarden . Het beschikbare budget bedraagt in 2025 € 1.735.000. Bij overschrijding van het budget wordt de hoogte van de subsidie per groepshulp naar rato verlaagd. 6. Verbetering koopkracht deeltijd-minimumloners Deeltijdwerkers die op jaarbasis minder verdienen dan het minimumloon en een loonsverhoging hebben die lager is dan de algemene loonontwikkeling, hebben in 2025 te maken met negatieve inkomensgevolgen. Deze gevolgen worden, op verzoek van de Tweede Kamer, vanaf 2026 gecompenseerd. Zo krijgen de lage inkomens in 2026 meer recht op arbeidskorting, waardoor vooral deeltijdwerkers met een uurloon op of rond het minimumloon er iets op vooruitgaan. Ter budgettaire dekking gaan de verhogingen van de arbeidskorting van € 25 en € 27 niet door, wordt het tarief in de eerste schijf van de IB in 2026 0,05% minder verlaagd (en in de komende jaren in geleidelijke stapjes nog minder verlaagd (tot 0,09% minder in 2035)) en wordt het tarief van 49,5% in de IB verschuldigd vanaf een lager inkomen dan eerder in het Belastingplan 2026 was opgenomen.
21 november 2025
Het wettelijk minimumuurloon wordt per 1 januari 2026 verhoogd. Wat zijn de nieuwe geïndexeerde uurtarieven? Vanaf 21 jaar Door een indexatie van 2,15% zal het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer vanaf 21 jaar vanaf 1 januari 2026 € 14,71 per uur bedragen. Nu bedraagt het wettelijk minimumuurloon voor een werknemer van 21 jaar en ouder nog € 14,40 per uur. Let op! De berekening van het indexatiepercentage is gebaseerd op het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, in de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid. Wettelijk minimumuurloon 15 tot en met 20 jaar Door de stijging van het wettelijk minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder, stijgt het wettelijk minimumuurloon voor jongere werknemers per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 80,0% € 11,77 19 jaar 60,0% € 8,83 18 jaar 50,0% € 7,36 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In de Voorjaarsnota 2025 was door het huidige kabinet afgesproken om het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar vanaf 2027 geleidelijk te verhogen. Het is nog niet bekend of het nieuwe kabinet deze plannen overneemt. Wettelijk minimumuurloon bbl Voor werknemers met een arbeidsovereenkomst in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) geldt voor werknemers in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar een ander percentage. Het wettelijk minimumuurloon voor deze werknemers is per 1 januari 2026 als volgt: Leeftijd Percentage Minimumuurloon 21 jaar en ouder 100,0% € 14,71 20 jaar 61,5% € 9,05 19 jaar 52,5% € 7,72 18 jaar 45,5% € 6,69 17 jaar 39,5% € 5,81 16 jaar 34,5% € 5,07 15 jaar 30,0% € 4,41 Let op: In juli 2025 maakte de minister van OC&W bekend dat hij de lagere percentages voor werknemers in de bbl met ingang van 1 januari 2027 wil afschaffen. Dit is nu een plan, dat verder nog niet concreet is.
21 november 2025
De belastingrente voor de inkomstenbelasting (IB) bedraagt in 2026 hoogstwaarschijnlijk 5%. Voor de vennootschapsbelasting (Vpb) zal dit waarschijnlijk 7,5% zijn. Beide percentages zijn 1,5% lager dan in 2025. Hoe wordt de nieuwe belastingrente vastgesteld? De belastingrente wordt één keer per jaar opnieuw vastgesteld. De nieuwe rente gaat dan per 1 januari gelden. In een besluit is vastgelegd hoe dit moet gebeuren. Daarbij geldt als basis de vóór 1 november van het voorafgaande jaar laatste gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Voor de belastingrente voor het jaar 2026 gaat het hierbij om de op 11 juni 2025 gepubliceerde ECB-rente voor basisfinancieringstransacties. Die bedraagt 2,15%. Voor 1 november 2025 vond geen andere publicatie meer plaats. Let op: In het besluit is ook opgenomen dat de belastingrente altijd wordt vastgesteld op een afronding van halve procenten. Leidt de berekening tot een andere belastingrente, dan vindt dus afronding plaats. Verder wordt het belastingrentepercentage ten opzichte van het bestaande belastingrentepercentage maximaal 2% hoger of lager. Belastingrente IB 2026 Voor de IB wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 3%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 4,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de IB in 2026 5% (2,15% + 3% = 5,15%, afgerond op halve procenten is dat dus 5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de IB nog 6,5%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de meeste andere belastingen, onder meer de loonbelasting, omzetbelasting, dividendbelasting, erfbelasting et cetera. Belastingrente Vpb 2026 Voor de Vpb wordt de hiervoor genoemde ECB-rente volgens het besluit verhoogd met 5,5%. Daarbij is ook opgenomen dat de minimale belastingrente altijd 5,5% is. Met deze rekenregels bedraagt de belastingrente voor de Vpb in 2026 7,5% (2,15% + 5,5% = 7,65%, afgerond op halve procenten is dat dus 7,5%). In 2025 bedraagt de belastingrente voor de Vpb nog 9%. Let op: Dit percentage geldt ook voor de bronbelasting en de minimumbelasting. Nog geen officiële bekendmaking Het belastingrentepercentage voor 2026 is nog niet door de Belastingdienst bekendgemaakt. Gebaseerd op het besluit komen de percentages uit op 5 en 7,5%, maar daarvan is dus nog geen officiële bevestiging. Bezwaar belastingrente Over de hoogte van de belastingrente loopt een procedure bij de Hoge Raad. Bezwaren tegen de belastingrente zijn aangewezen als zogenaamde massaalbezwaarprocedure. Dit betekent dat degenen die bezwaar maken tegen de belastingrente pas een uitspraak van de Belastingdienst krijgen als de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Let op: Wilt u aansluiten bij deze massaalbezwaarprocedure, dan moet u op tijd een bezwaar indienen tegen de belastingrente. Neem voor meer informatie hierover contact op met onze adviseurs.