AgroActualiteiten

11 februari 2025

Nieuwe regels afroming productierechten



Wilt u productierechten overdragen? Dan kunt u te maken krijgen met afroming. Vanaf 2025 geldt dit, naast fosfaatrechten, ook voor varkens- en pluimveerechten. Afroming kan plaatsvinden bij de overdracht van losse rechten, maar ook bij een bedrijfsoverdracht.


Afromingspercentages productierechten

Vanaf 2025 gelden de volgende afromingspercentages:

·        Varkensrechten: 22%.

·        Pluimveerechten: 13%.

·        Fosfaatrechten: 30% (was 10%).


Niet altijd afroming, o.a. ’binnen familieverband’

Bij een overdracht van productierechten binnen familieverband vindt geen afroming plaats. Ook zijn er diverse uitzonderingen bij het leasen van rechten.


Afroming bij overdracht ‘losse’ overdrachten

Bij een overdracht van productierechten naar een ander bedrijf vindt, in de basis, afroming plaats. Echter in diverse situatie is er geen sprake van afroming.


Geen afroming binnen familieverband

Er is geen sprake van afroming bij een overdracht:

·        Naar bloed- of aanverwanten t/m de derde graad.

·        Naar een echtgenoot of geregistreerd partner.


Van een dergelijke relatie moet sprake zijn tussen tenminste één persoon in het oorspronkelijke bedrijf en tenminste één persoon in het bedrijf dat de rechten overneemt. Let op: bij een overdracht van of naar een BV vindt altijd afroming plaats ook al is er sprake van bloed- en aanverwantschap of echtgenoot/geregistreerd partner.


Geen afroming bij erfopvolging

Is er in uw situatie sprake van erfopvolging? Ook dan worden de rechten niet afgeroomd.


Heen- en teruglease binnen kalenderjaar

Bij een heen- en teruglease binnen hetzelfde kalenderjaar (kortdurende lease) wordt de teruglease niet afgeroomd. Deze systematiek gold al bij de overdracht van fosfaatrechten en geldt nu ook voor varkens- en pluimveerechten. Voorwaarde is dat geleasede rechten in hetzelfde jaar weer teruggaan naar de verleaser.


Jaarlijks heen- en teruglease dierrechten

Vindt de kortdurende lease meerdere keren/jaren plaats tussen dezelfde bedrijven? Dan wordt, onder voorwaarden, alleen de allereerste heenlease afgeroomd. Bij de overdrachten in de volgende jaren wordt niet afgeroomd. Dit geldt tot maximaal het aantal rechten dat overblijft na afroming van de eerste heenlease.

Deze systematiek geldt t/m 2029 en alleen bij heen- en teruglease van varkens- en pluimveerechten.


Voorbeeld varkensrechten

Bij eerste heenlease in 2025 worden 1.000 varkensrechten overgedragen. Na afroming (22%) gaan 780 rechten terug naar verleaser.

In 2026 worden tussen dezelfde partijen weer 1.000 varkensrechten verleasd. Alleen de eerste 780 rechten worden niet afgeroomd. De overige 220 worden afgeroomd met 22% (48 rechten). Aan het einde van het jaar gaan 952 (780 + 172) rechten terug naar de verleaser.


Afromingsvrije lease voor fosfaatrechten

De afromingsvrije lease van maximaal 100 kg blijft alleen voor fosfaatrechten gelden. Zowel bij de heen- als de teruglease wordt niet gekort.


Een afroming van rechten geldt nu ook bij de overdracht van varkens- en/of pluimveerechten. Ga bij een overdracht na of er sprake is van een afroming of van een uitzondering.


Stikstofnormen NV-gebieden fors verlaagd



In NV-gebieden zijn de stikstofnormen voor gewassen, vanaf dit jaar, 20% lager dan de standaard stikstofnormen. Dit betekent dat u op bedrijfsniveau moet rekenen met een fors lagere stikstoftotaalnorm. Hierdoor heeft u minder ruimte voor kunstmest.


Nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden)

Vanaf 2023 zijn, door heel Nederland, diverse gebieden aangewezen als ‘NV-gebied’. In ‘Mijn percelen’ van RVO kunt u nagaan of (een deel van) uw percelen in een NV-gebied liggen.


Korting stikstofnorm

Voor percelen in NV-gebieden gold in 2024 een korting van 5% op de stikstofnorm voor gewassen. Vanaf 2025 zijn deze stikstofnormen verder verlaagd naar 20%.


Ook in bepaalde grondwaterbeschermingsgebieden

In grondwaterbeschermingsgebieden op zand- en lössgrond in de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Overijssel en Utrecht was de korting al 10% in 2024. Dit zijn ook NV-gebieden. Ook in deze gebieden geldt nu een korting van 20% op de stikstofnorm.


Tabel op site RVO

De nieuwe stikstofnormen per gewas voor NV-gebieden kunt u vinden op de site van RVO (zie Tabel 2G ‘Stikstof landbouwgrond in NV-gebied’: https://www.rvo.nl/onderwerpen/mest/tabellen).


Heeft u percelen in een NV-gebied? Houd dan rekening met de fors lagere stikstofnormen voor uw gewassen.



Wijzigingen conditionaliteiten nu definitief



Wilt u GLB-subsidies ontvangen, zoals de basis- en ecopremie? Dan moet u aan bepaalde voorwaarden (conditionaliteiten) voldoen.

De minister heeft, na afstemming met ‘Brussel’, nog enkele extra aanpassingen doorgevoerd.


Definitieve wijzigingen vanaf 2025

Hieronder staat een korte opsomming van de wijzigingen.

·        Veengrond.

o  Omzettingsverbod blijvend grasland.

o  Maximale ploegdiepte op bouwland: 40 cm.

o  Op alle veengronden voldoen aan het peilbesluit

·        Bodembedekking.

o  80% van het bouwland op kleigrond moet tenminste 8 weken in de periode augustus t/m november bedekt zijn. Er geldt een uitzondering voor percelen met continuteelt op zware kleigrond in het Oldambt en de Hoeksche Waard.

·        De verplichting van 4% niet-productief areaal (NPA) is vervallen.

·        Blijvend grasland in Natura 2000-gebieden.

o  Ploegen voor herinzaai is toegestaan, mits er sprake is van ‘beschadigd grasland’ en dit is geregeld in het provinciale natuurbeheerplan.

·        Bufferstroken en gewasbeschermingsmiddelen

o  Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op bufferstroken is, onder voorwaarden, toegestaan bij de bestrijding van Knolcyprus, Wilde haver en invasieve soorten.

·        Sociale conditionaliteiten

o  Voldoet u niet aan de regelgeving van o.a. ‘arbeidsovereenkomsten’ en ‘veilige werkomgeving’? Dan kan dit, naast een sanctie, ook leiden tot een korting op GLB-subsidies.


Heeft u vragen over de voorwaarden voor GLB-subsidies? Neem dan contact met ons op.



Afroming rechten bij bedrijfsoverdracht



De afroming is vanaf 2025 ook van toepassing bij bedrijfsoverdrachten. Nieuw is dat nu ook sprake kan zijn van een bedrijfsoverdracht als het KVK-nummer niet wijzigt. Dat is het geval als de ‘landbouwer’ wijzigt.


Wanneer wijzigt de landbouwer?

In de onderstaande situaties wijzigt de landbouwer en kan er sprake zijn van afroming.

·        Overdracht van een bedrijf naar andere natuurlijke persoon of rechtspersoon.

·        Wijziging van rechtsvorm, bijvoorbeeld van eenmanszaak naar maatschap of BV.

·        Wijziging van de samenstelling van een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld het toe- of uitreden van maten of vennoten binnen een maatschap, vof of CV.

·        Wijziging van (in)directe overwegende zeggenschap in een rechtspersoon. Bijvoorbeeld een wijziging van bestuur en/of aandeelhouders van een BV. Of een wijziging binnen een ‘moederonderneming’.

·        Wijziging van (in)directe overwegende zeggenschap in een rechtspersoon die een onderdeel uitmaakt van een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld een 
wijziging binnen een BV, die deel uitmaakt van een maatschap.


Vaker bedrijfsoverdracht, niet altijd afroming

Is in uw situatie sprake van een bedrijfsoverdracht? Dan is er ook sprake van een overdracht van productierechten (indien aanwezig). En dan kan er sprake zijn van afroming. Echter vaak is dat ook niet zo.


Geen afroming

Bij veel bedrijfsoverdrachten vindt geen afroming van productierechten plaats. Dit is o.a. het geval als er sprake is van een overdracht:

·        Naar bloed- of aanverwanten t/m de derde graad.

·        Naar een echtgenoot of geregistreerd partner.

·        Naar een ander bedrijf waarvan de inbrenger ook deel van uitmaakt en zeggenschap heeft.


Bij een bedrijfsoverdracht van of naar een BV wordt ook naar de bloed- en aanverwantschap en echtgenoot/geregistreerd partner gekeken.


Heeft u te maken met een bepaalde (complexe) bedrijfsoverdracht? Laat u dan informeren over de ‘afromingsregels’.



Derogatie uiterlijk 28 februari aanvragen



Wil u dit jaar derogatie toepassen? Dan moet u uiterlijk 28 februari uw derogatievergunning aanvragen bij RVO. Derogatie is nodig voor de subsidie ‘Behoud grasland’.


Derogatienormen verder verlaagd

De derogatienormen (stikstofnormen) voor dierlijke mest zijn verder verlaagd:

·        190 kg stikstof per hectare in NV-gebieden.

·        200 kg stikstof per hectare in alle overige gebieden.



Aanvragen derogatievergunning en andere zaken

Dit jaar kunt u uw derogatievergunning aanvragen t/m 28 februari. Naast het aanvragen van derogatie moet u uiterlijk 28 februari:

·        Geldige grondmonsters voor derogatie hebben, waarbij de monsternamedatum ligt in de periode van 1 februari 2021 t/m 28 februari 2025.

·        Uw bemestingsplan gereed hebben.


Aanvraag subsidie ‘Behoud grasland’

Wilt u later dit jaar de subsidie ‘Behoud grasland’ aanvragen? Dan is het hebben van derogatie nagenoeg altijd een vereiste.




Provinciale subsidie productieve investeringen



In diverse provincies is nu een subsidieregeling op basis van een investeringslijst opengesteld. Voor een dergelijke subsidie is vaak veel belangstelling.


Subsidie voor diverse investeringen

Op basis van uitgebreide provinciale investeringslijsten kunnen (jonge) landbouwers subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt:

·        40% voor landbouwers.

·        55% voor jonge landbouwers.



Provincies met openstelling

Op dit moment hebben de volgende provincies deze subsidie opengesteld: Flevoland (t/m 10 april), Noord-Holland (t/m 28 februari), Overijssel (t/m 14 maart), Utrecht (t/m 31 maart), Zeeland (t/m 28 februari) en Zuid-Holland (t/m 17 maart). De overige provincies hebben deze subsidie in 2024 al opengesteld. Mogelijk komt er dit jaar een nieuwe openstelling.


Heeft u interesse? Overleg dan met ons voor welke investeringen u in uw provincie subsidie kunt aanvragen en wat de exacte voorwaarden zijn.



Stikstof…



De afgelopen tijd zijn diverse ingrijpende uitspraken gedaan t.a.v. stikstof. De uitspraak in december over intern salderen en de recente uitspraak in de zaak van Greenpeace, waarbij de rechter stelt dat Nederland onvoldoende doet om de stikstofdoelen te halen. Het gevolg is dat zo ongeveer alles weer op ‘losse schroeven’ staat en het kabinet koortsachtig op zoek is naar mogelijke oplossingen.


Intern salderen

Bij intern salderen kunt u, bij een aanpassing of uitbreiding, gebruik maken van stikstofruimte die op uw bedrijf beschikbaar is. Stikstofruimte kan ontstaan door bijvoorbeeld een emissiearm systeem toe te passen. Voorheen had u geen natuurvergunning nodig als u, op basis van intern salderen, niet méér stikstofdepositie veroorzaakte. 


Nu wel vergunning

Met de uitspraak in december heeft de rechter bepaald dat ook voor ‘intern salderen’ een vergunning nodig is. Dit geldt zelfs met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020! Dit geldt ook voor bedrijven met een ‘positieve weigering’. Daarnaast is vergunningverlening op basis van intern salderen ingewikkelder geworden. Voor veel bedrijven heeft dit een enorme impact.


Bij wijziging of uitbreiding altijd natuurvergunning

Wijzigt u uw bedrijf? Of breidt u uit in dieraantallen? Dan heeft u ‘altijd’ een natuurvergunning nodig. Vervolgens kan, onder andere op basis van intern salderen, bepaald worden of u een vergunning kunt krijgen. Deze regel geldt nu dus ook als u in het verleden op deze manier bent uitgebreid!


Regels aangescherpt

Bij het aanvragen van een natuurvergunning op basis van intern salderen zijn de regels verder aangescherpt. Zo wordt uw latente ruimte, als u geen eerdere natuurvergunning heeft, in bepaalde situaties geschrapt. Dit geldt als u bijvoorbeeld een stal (met milieuvergunning) structureel niet meer in gebruik heeft. Daarnaast kan het voorkomen dat u uw stikstofruimte (deels) niet kunt inzetten voor intern salderen als uw provincie deze stikstof nodig heeft voor behoud en herstel van natuur. Dit moet de provincie beoordelen.


Beleidsregels provincies

Voor deze beoordeling zullen de provincies (eigen) beleidsregels voor intern salderen moeten opstellen. De grote vraag is nu echter wel wie het eerst aan zet is. De provincie of het kabinet?


Kort nieuws



Bemestingsplan ook voor bedrijven zonder derogatie

Voor derogatiebedrijven is het al langer verplicht om een bemestingsplan op te stellen. Vanaf 2023 geldt dit ook voor niet-derogatiebedrijven, dus ook voor u als tuinder of akkerbouwer. Heeft u geen derogatie? Dan moet u uiterlijk 14 maart uw bemestingsplan opstellen en in uw administratie bewaren.


Milieulijst voor Vamil en MIA

Onlangs is de ‘Milieulijst 2025’ gepubliceerd. Investeert u in bedrijfsmiddelen die op de ‘Milieulijst 2025’ staan? Dan kunt u fiscaal voordeel behalen middels Vamil en/of MIA. In de Milieulijst zijn ook ‘Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV)-stallen’ opgenomen.


Lagere stikstofexcretie melkkoeien

De stikstofexcretie (uitscheiding stikstof) bij zowel drijfmest als vaste mest is verlaagd bij bijna alle melkproductieniveaus. Houdt u melkkoeien op drijfmest, dan is de verlaging meestal 2-5%. Alleen bij de laagste melkproductieklasse (< 5.625 kg melk) en een lager ureumgehalte stijgt de stikstofexcretie bij drijfmest. Heeft u een systeem met vaste mest, dan is de verlaging zelfs 17-22%.


Verlenging ‘vrijstelling bovengronds uitrijden’

De ‘Vrijstellingsregeling voor bovengronds aanwenden van rundveedrijfmest’ is verlengd t/m 2025. Er gelden diverse voorwaarden. Heeft u interesse? Meld u zich dan uiterlijk 28 februari bij RVO.

 



 

Agenda


Vanaf 16 februari

•     Uitrijden drijfmest op grasland

•     Uitrijden drijfmest op bouwland bij vroege teelt (vooraf ‘vroege teelt’ opnemen in ‘Mijn percelen’)

•     Bovengronds aanwenden rundveedrijfmest        (vooraf melden voor vrijstelling bij RVO)

Uiterlijk 28 februari

•      Aanvragen derogatievergunning

•      Opstellen bemestingsplan ‘derogatie’

•      Bemonstering grondmonsters voor derogatie

Uiterlijk 14 maart

•     Bemestingsplan niet-derogatiebedrijven

Vanaf 16 maart

Uitrijden drijfmest op bouwland bij ‘overige teelten’

25 juli 2025
1. Wet plan van aanpak witwassen aangenomen De Wet plan van aanpak witwassen is op 10 juni 2025 door de Eerste Kamer aangenomen. De wet regelt dat contante betalingen van meer dan € 3.000 door en aan handelaren niet meer zijn toegestaan. Deze beperking geldt niet voor particulieren onderling. Die kunnen dus wel meer dan € 3.000 contant aan elkaar blijven betalen. De beperking geldt ook (nog) niet voor contante betaling van diensten. Mogelijk komt er in 2027 wel een Europese verplichting om voor diensten ook een limiet in te voeren. De grens voor contante betalingen is niet in elk EU-land gelijk. Dit kan bij internationale handelaren voor moeilijkheden zorgen. Zo bedraagt de grens in Frankrijk slechts € 1.000, maar in Duitsland weer € 10.000. Het is nog niet bekend wanneer de wet ingaat. Het streven van het inmiddels demissionaire kabinet was om het verbod op contante betalingen van meer dan € 3.000 vóór 1 januari 2026 in te voeren. 2. Zo vindt u uw fiscale betalingskenmerk Bij het betalen van belastingen moet u het juiste betalingskenmerk vermelden. Weet u dit betalingskenmerk niet meer, dan zijn er verschillende manieren om dit te achterhalen. Zo kunt u met uw aangifte-, aanslag- of beschikkingsnummer op de website van de Belastingdienst zoeken via ‘ zoekhulp betalingskenmerk ’. Voor de loon- of omzetbelasting kunt u ook uw omzetbelasting- of loonheffingennummer gebruiken. Ook kunt u na het inloggen op de website van de Belastingdienst uw betalingskenmerk vinden in het ‘Overzicht betalen en ontvangen’. 3. Eerste uitspraak in massaalbezwaarplusprocedure box 3 Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de forfaitaire box 3-heffing vanaf 2017 in strijd is met het Europees recht. Het kabinet besloot echter geen rechtsherstel te bieden aan belastingplichtigen van wie de aanslag op 24 december 2021 al onherroepelijk vaststond (hierna: de groep niet-bezwaarmakers). Voor deze groep is de massaalbezwaarplusprocedure ingericht. Door middel van vier proefprocedures wordt de vraag voorgelegd of het terecht is dat de groep niet-bezwaarmakers niet in aanmerking komt voor rechtsherstel. Rechtbank Den Haag heeft als eerste een uitspraak gedaan en geoordeeld dat de proefpersoon niet in aanmerking komt voor rechtsherstel. Deze uitspraak zal aan een hogere rechter worden voorgelegd: ofwel een gerechtshof, ofwel – in overleg met de Belastingdienst – meteen al de Hoge Raad. Op dit moment is er daarom nog geen definitief uitsluitsel over de vraag of de groep niet-bezwaarmakers misschien toch recht heeft op rechtsherstel. 4. Fiscale regeling rond carpoolen Welke gericht vrijgestelde vergoeding kunt u geven bij carpoolen? Gebeurt het carpoolen op eigen initiatief én met een eigen auto van een werknemer, dan mag u iedere deelnemer (bestuurder én meerijders) een vergoeding van maximaal € 0,23/km geven voor zijn eigen afstand woon-werkverkeer. Is er in deze situatie sprake van een auto van de zaak, dan mag u alleen aan de meerijders maximaal € 0,23/km gericht vrijgesteld vergoeden voor hun afstand woon-werkverkeer. Organiseert u het carpoolen met een eigen auto van een werknemer, dan mag u alleen aan de bestuurder maximaal € 0,23/km gericht vrijgesteld vergoeden, maar dan wel voor alle kilometers (eigen afstand woon-werkverkeer plus omrijkilometers voor het oppikken van de meerijders). Is er in deze situatie sprake van een auto van de zaak, dan mag u aan niemand een gericht vrijgestelde kilometervergoeding geven. 5. Controleer uw beschikking Wtl 2024 Werkgevers die recht hadden op het lage-inkomensvoordeel (LIV) of een loonkostenvoordeel (LKV) over 2024 ontvangen vóór 1 augustus 2025 de beschikking Wtl 2024. De Belastingdienst betaalt het bedrag binnen zes weken na dagtekening van de beschikking. Controleer de beschikking wel goed en maak waar nodig bezwaar binnen zes weken na dagtekening van de beschikking. Is bijvoorbeeld sprake geweest van overgang van een onderneming of van contractovernames waarbij de arbeidsovereenkomsten door de nieuwe werkgever ongewijzigd worden voortgezet? Dan heeft u mogelijk – door een arrest van de Hoge Raad en een uitspraak van een gerechtshof – toch recht op een LKV of LIV. 6. Langere tijdelijke bescherming gevluchte Oekraïners Door de Richtlijn Tijdelijke Bescherming kunnen gevluchte Oekraïners in de Europese Unie verblijven zonder dat zij asiel hoeven aan te vragen. Op de website van de IND is te vinden voor wie de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geldt. Als de Oekraïner een arbeidsovereenkomst, een bsn, een geldig paspoort, identiteitsbewijs of reisdocument én een bewijs van verblijf (sticker in paspoort, los papier of pasje) heeft, kan hij ook werken zonder tewerkstellingsvergunning. Op 13 juni 2025 stemden de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken in met het voorstel van de Europese Commissie om de richtlijn te verlengen tot en met 4 maart 2027. De formele besluitvorming in de Raad van de Europese Unie is voorzien op 15 juli 2025. Voor mensen die niet de Oekraïense nationaliteit hebben, maar in Oekraïne verbleven met een tijdelijke verblijfsvergunning, stopt de tijdelijke bescherming overigens definitief op 4 september 2025.
25 juli 2025
De Belastingdienst heeft nadere uitleg gegeven over hoe de doelmatigheidsgrens van € 2.400 in de werkkostenregeling (WKR) in de praktijk wordt toegepast. Gebruikelijkheidstoets WKR In beginsel is alles wat een werkgever vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt aan een werknemer als loon belast bij de werknemer. Hiervoor geldt een aantal uitzonderingen, gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen, waar in dit artikel verder niet op ingegaan wordt. Een werkgever kan in beginsel de vergoeding, verstrekking of ter beschikkingstelling ook aanwijzen als eindheffingsloon. De gebruikelijkheidstoets legt hier een beperking op: vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen die voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld wordt, mag een werkgever niet aanwijzen als eindheffingsloon. Let op: Tot het bedrag van de vrije ruimte (in 2025 2% van de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom en 1,18% daarboven) betaalt een werkgever geen belasting over de aangewezen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen. Daarboven komt ten laste van de werkgever een eindheffing 80%. Doelmatigheidsgrens € 2.400 De Belastingdienst hanteert bij het beoordelen van de gebruikelijkheidstoets een doelmatigheidsgrens van € 2.400 per werknemer per jaar. Over de toepassing van deze grens bestonden in de praktijk nog vragen. De Belastingdienst heeft daarover onlangs nadere uitleg gegeven. Veilige haven De aanwijzing van vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen tot een bedrag van in totaal € 2.400 per werknemer per jaar beschouwt de Belastingdienst altijd als gebruikelijk. Tot dit bedrag is sprake van een ‘veilige haven’. De Belastingdienst onderneemt dan geen actie. Het is daarbij niet van belang om welk soort kosten of beloningsbestanddeel het gaat. Zo kan bijvoorbeeld ook een bonus of eindejaarsuitkering tot een bedrag van € 2.400 binnen deze veilige haven als eindheffingsloon worden aangewezen. Wat telt mee binnen de € 2.400? Als er geen twijfel is dat de aanwijzing van een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling voldoet aan de gebruikelijkheidstoets, telt deze niet mee voor de € 2.400-grens. Dat geldt bijvoorbeeld voor een vergoeding waarvoor een gerichte vrijstelling geldt. Denk bijvoorbeeld aan een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer tot maximaal € 0,23 per kilometer. Maar ook van overige (niet gericht vrijgestelde) vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen kan de aanwijzing zonder twijfel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. Bijvoorbeeld omdat de gebruikelijkheid hiervan vooraf is afgestemd met de Belastingdienst. Voorbeeld Een werkgever geeft aan een werknemer een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer van € 1.500 (tegen de gerichte vrijstelling van maximaal € 0,23 per kilometer). Daarnaast heeft de Belastingdienst aan de werkgever bevestigd dat de aanwijzing van de door de werkgever geïmplementeerde fietsregeling voor € 2.000 per fiets gebruikelijk is. In dat jaar geeft de werkgever geen andere vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen. In december wil de werkgever een eindejaarsuitkering van € 2.400 aanwijzen als eindheffingsloon. De werkgever overschrijdt daarmee de grens van € 2.400 niet, omdat de reiskostenvergoeding en de fiets voor die grens niet meetellen. Beoordeling bij overschrijding van € 2.400-grens Wijst de werkgever voor meer dan € 2.400 per werknemer per jaar als eindheffingsloon aan, dan kan tot een bedrag van € 2.400 een beroep gedaan worden op de doelmatigheidsgrens. Boven dit bedrag kan de Belastingdienst de gebruikelijkheid echter wel toetsen. Voorbeeld Een werkgever geeft een bonus van € 4.000 en wil deze aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de WKR. In dit voorbeeld geeft de werkgever geen andere vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen. Dit betekent dat de werkgever voor € 2.400 gebruik kan maken van de doelmatigheidsgrens, maar dat voor een bedrag van € 1.600 de gebruikelijkheid ter discussie staat. Houd er rekening mee dat de Belastingdienst deze € 1.600 over het algemeen niet gebruikelijk zal vinden.
25 juli 2025
Volledig btw-vrijgestelde ondernemers en ondernemers die de kleine ondernemersregeling (KOR) toepassen, hoeven in principe geen btw-aangifte te doen. In sommige gevallen zijn zij dit echter incidenteel wel verplicht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor een btw-vrijgestelde ondernemer of ondernemer die de KOR toepast als zij in een ander EU-land goederen kopen of diensten afnemen. Grens van € 10.000 per kalenderjaar Om te beginnen, is van belang of de ondernemer per kalenderjaar al dan niet voor € 10.000 of meer aan aankopen in een ander EU-land doet. Is dit niet het geval, dan hoeft u als Nederlandse afnemer hiervan geen btw-aangifte te doen. U mag dan geen Nederlands btw-identificatienummer verstrekken aan de leverancier en krijgt een factuur met buitenlandse btw. Wel btw-aangifte Koopt u voor € 10.000 of meer per kalenderjaar aan goederen in een ander EU-land, dan moet u hiervan wel btw-aangifte doen in Nederland. Dit moet u doen vanaf de aankoop waarmee u de grens van € 10.000 overschrijdt. U moet bij uw belastingkantoor verzoeken om een btw-aangifte. Btw-aangifte op verzoek U mag ook al vanaf de eerste aankoop in de EU btw-aangifte doen, maar moet hiertoe wel eerst een verzoek indienen bij de Belastingdienst. Als dat verzoek wordt ingewilligd, verstrekt u aan uw leverancier(s) uw Nederlandse btw-identificatienummer en krijgt u een factuur zonder btw. Let op: Dit betekent echter niet dat u geen btw verschuldigd bent. De btw geeft u immers aan in uw btw-aangifte bij vraag 4b. U mag echter de btw niet bij vraag 5b terugvragen, omdat u een volledig btw-vrijgestelde prestatie verricht. In plaats van buitenlandse btw bent u dan dus Nederlandse btw verschuldigd. Accijnsgoederen en nieuwe auto’s Voor de inkoop van accijnsgoederen en nieuwe of bijna nieuwe auto’s in een ander EU-land moet u altijd btw-aangifte doen in Nederland. U betaalt dan ook de Nederlandse btw. Aparte regeling voor diensten Ook voor diensten geldt een aparte regeling. Diensten die verricht zijn door een ondernemer in een ander EU-land en die in Nederland met btw belast zijn, geeft u ook aan in Nederland. Van de buitenlandse dienstverrichter krijgt u een factuur zonder btw, waarop staat dat de btw naar u verlegd is. De diensten uit een ander EU-land geeft u aan vanaf de eerste euro. De drempel van € 10.000 geldt dus niet voor diensten. Let op: Het bovenstaande kan anders zijn als uw leverancier de kleine ondernemersregeling toepast of als het afstandsverkopen of margegoederen betreft. Een eerste indicatie of u incidenteel btw-aangifte moet doen, kunt u krijgen met de checklist op de website van de Belastingdienst. Neem voor meer informatie over uw eigen situatie contact op met onze adviseurs. Zij helpen u graag verder.