AgroActualiteiten

11 februari 2025

Nieuwe regels afroming productierechten



Wilt u productierechten overdragen? Dan kunt u te maken krijgen met afroming. Vanaf 2025 geldt dit, naast fosfaatrechten, ook voor varkens- en pluimveerechten. Afroming kan plaatsvinden bij de overdracht van losse rechten, maar ook bij een bedrijfsoverdracht.


Afromingspercentages productierechten

Vanaf 2025 gelden de volgende afromingspercentages:

·        Varkensrechten: 22%.

·        Pluimveerechten: 13%.

·        Fosfaatrechten: 30% (was 10%).


Niet altijd afroming, o.a. ’binnen familieverband’

Bij een overdracht van productierechten binnen familieverband vindt geen afroming plaats. Ook zijn er diverse uitzonderingen bij het leasen van rechten.


Afroming bij overdracht ‘losse’ overdrachten

Bij een overdracht van productierechten naar een ander bedrijf vindt, in de basis, afroming plaats. Echter in diverse situatie is er geen sprake van afroming.


Geen afroming binnen familieverband

Er is geen sprake van afroming bij een overdracht:

·        Naar bloed- of aanverwanten t/m de derde graad.

·        Naar een echtgenoot of geregistreerd partner.


Van een dergelijke relatie moet sprake zijn tussen tenminste één persoon in het oorspronkelijke bedrijf en tenminste één persoon in het bedrijf dat de rechten overneemt. Let op: bij een overdracht van of naar een BV vindt altijd afroming plaats ook al is er sprake van bloed- en aanverwantschap of echtgenoot/geregistreerd partner.


Geen afroming bij erfopvolging

Is er in uw situatie sprake van erfopvolging? Ook dan worden de rechten niet afgeroomd.


Heen- en teruglease binnen kalenderjaar

Bij een heen- en teruglease binnen hetzelfde kalenderjaar (kortdurende lease) wordt de teruglease niet afgeroomd. Deze systematiek gold al bij de overdracht van fosfaatrechten en geldt nu ook voor varkens- en pluimveerechten. Voorwaarde is dat geleasede rechten in hetzelfde jaar weer teruggaan naar de verleaser.


Jaarlijks heen- en teruglease dierrechten

Vindt de kortdurende lease meerdere keren/jaren plaats tussen dezelfde bedrijven? Dan wordt, onder voorwaarden, alleen de allereerste heenlease afgeroomd. Bij de overdrachten in de volgende jaren wordt niet afgeroomd. Dit geldt tot maximaal het aantal rechten dat overblijft na afroming van de eerste heenlease.

Deze systematiek geldt t/m 2029 en alleen bij heen- en teruglease van varkens- en pluimveerechten.


Voorbeeld varkensrechten

Bij eerste heenlease in 2025 worden 1.000 varkensrechten overgedragen. Na afroming (22%) gaan 780 rechten terug naar verleaser.

In 2026 worden tussen dezelfde partijen weer 1.000 varkensrechten verleasd. Alleen de eerste 780 rechten worden niet afgeroomd. De overige 220 worden afgeroomd met 22% (48 rechten). Aan het einde van het jaar gaan 952 (780 + 172) rechten terug naar de verleaser.


Afromingsvrije lease voor fosfaatrechten

De afromingsvrije lease van maximaal 100 kg blijft alleen voor fosfaatrechten gelden. Zowel bij de heen- als de teruglease wordt niet gekort.


Een afroming van rechten geldt nu ook bij de overdracht van varkens- en/of pluimveerechten. Ga bij een overdracht na of er sprake is van een afroming of van een uitzondering.


Stikstofnormen NV-gebieden fors verlaagd



In NV-gebieden zijn de stikstofnormen voor gewassen, vanaf dit jaar, 20% lager dan de standaard stikstofnormen. Dit betekent dat u op bedrijfsniveau moet rekenen met een fors lagere stikstoftotaalnorm. Hierdoor heeft u minder ruimte voor kunstmest.


Nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden)

Vanaf 2023 zijn, door heel Nederland, diverse gebieden aangewezen als ‘NV-gebied’. In ‘Mijn percelen’ van RVO kunt u nagaan of (een deel van) uw percelen in een NV-gebied liggen.


Korting stikstofnorm

Voor percelen in NV-gebieden gold in 2024 een korting van 5% op de stikstofnorm voor gewassen. Vanaf 2025 zijn deze stikstofnormen verder verlaagd naar 20%.


Ook in bepaalde grondwaterbeschermingsgebieden

In grondwaterbeschermingsgebieden op zand- en lössgrond in de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Overijssel en Utrecht was de korting al 10% in 2024. Dit zijn ook NV-gebieden. Ook in deze gebieden geldt nu een korting van 20% op de stikstofnorm.


Tabel op site RVO

De nieuwe stikstofnormen per gewas voor NV-gebieden kunt u vinden op de site van RVO (zie Tabel 2G ‘Stikstof landbouwgrond in NV-gebied’: https://www.rvo.nl/onderwerpen/mest/tabellen).


Heeft u percelen in een NV-gebied? Houd dan rekening met de fors lagere stikstofnormen voor uw gewassen.



Wijzigingen conditionaliteiten nu definitief



Wilt u GLB-subsidies ontvangen, zoals de basis- en ecopremie? Dan moet u aan bepaalde voorwaarden (conditionaliteiten) voldoen.

De minister heeft, na afstemming met ‘Brussel’, nog enkele extra aanpassingen doorgevoerd.


Definitieve wijzigingen vanaf 2025

Hieronder staat een korte opsomming van de wijzigingen.

·        Veengrond.

o  Omzettingsverbod blijvend grasland.

o  Maximale ploegdiepte op bouwland: 40 cm.

o  Op alle veengronden voldoen aan het peilbesluit

·        Bodembedekking.

o  80% van het bouwland op kleigrond moet tenminste 8 weken in de periode augustus t/m november bedekt zijn. Er geldt een uitzondering voor percelen met continuteelt op zware kleigrond in het Oldambt en de Hoeksche Waard.

·        De verplichting van 4% niet-productief areaal (NPA) is vervallen.

·        Blijvend grasland in Natura 2000-gebieden.

o  Ploegen voor herinzaai is toegestaan, mits er sprake is van ‘beschadigd grasland’ en dit is geregeld in het provinciale natuurbeheerplan.

·        Bufferstroken en gewasbeschermingsmiddelen

o  Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op bufferstroken is, onder voorwaarden, toegestaan bij de bestrijding van Knolcyprus, Wilde haver en invasieve soorten.

·        Sociale conditionaliteiten

o  Voldoet u niet aan de regelgeving van o.a. ‘arbeidsovereenkomsten’ en ‘veilige werkomgeving’? Dan kan dit, naast een sanctie, ook leiden tot een korting op GLB-subsidies.


Heeft u vragen over de voorwaarden voor GLB-subsidies? Neem dan contact met ons op.



Afroming rechten bij bedrijfsoverdracht



De afroming is vanaf 2025 ook van toepassing bij bedrijfsoverdrachten. Nieuw is dat nu ook sprake kan zijn van een bedrijfsoverdracht als het KVK-nummer niet wijzigt. Dat is het geval als de ‘landbouwer’ wijzigt.


Wanneer wijzigt de landbouwer?

In de onderstaande situaties wijzigt de landbouwer en kan er sprake zijn van afroming.

·        Overdracht van een bedrijf naar andere natuurlijke persoon of rechtspersoon.

·        Wijziging van rechtsvorm, bijvoorbeeld van eenmanszaak naar maatschap of BV.

·        Wijziging van de samenstelling van een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld het toe- of uitreden van maten of vennoten binnen een maatschap, vof of CV.

·        Wijziging van (in)directe overwegende zeggenschap in een rechtspersoon. Bijvoorbeeld een wijziging van bestuur en/of aandeelhouders van een BV. Of een wijziging binnen een ‘moederonderneming’.

·        Wijziging van (in)directe overwegende zeggenschap in een rechtspersoon die een onderdeel uitmaakt van een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld een 
wijziging binnen een BV, die deel uitmaakt van een maatschap.


Vaker bedrijfsoverdracht, niet altijd afroming

Is in uw situatie sprake van een bedrijfsoverdracht? Dan is er ook sprake van een overdracht van productierechten (indien aanwezig). En dan kan er sprake zijn van afroming. Echter vaak is dat ook niet zo.


Geen afroming

Bij veel bedrijfsoverdrachten vindt geen afroming van productierechten plaats. Dit is o.a. het geval als er sprake is van een overdracht:

·        Naar bloed- of aanverwanten t/m de derde graad.

·        Naar een echtgenoot of geregistreerd partner.

·        Naar een ander bedrijf waarvan de inbrenger ook deel van uitmaakt en zeggenschap heeft.


Bij een bedrijfsoverdracht van of naar een BV wordt ook naar de bloed- en aanverwantschap en echtgenoot/geregistreerd partner gekeken.


Heeft u te maken met een bepaalde (complexe) bedrijfsoverdracht? Laat u dan informeren over de ‘afromingsregels’.



Derogatie uiterlijk 28 februari aanvragen



Wil u dit jaar derogatie toepassen? Dan moet u uiterlijk 28 februari uw derogatievergunning aanvragen bij RVO. Derogatie is nodig voor de subsidie ‘Behoud grasland’.


Derogatienormen verder verlaagd

De derogatienormen (stikstofnormen) voor dierlijke mest zijn verder verlaagd:

·        190 kg stikstof per hectare in NV-gebieden.

·        200 kg stikstof per hectare in alle overige gebieden.



Aanvragen derogatievergunning en andere zaken

Dit jaar kunt u uw derogatievergunning aanvragen t/m 28 februari. Naast het aanvragen van derogatie moet u uiterlijk 28 februari:

·        Geldige grondmonsters voor derogatie hebben, waarbij de monsternamedatum ligt in de periode van 1 februari 2021 t/m 28 februari 2025.

·        Uw bemestingsplan gereed hebben.


Aanvraag subsidie ‘Behoud grasland’

Wilt u later dit jaar de subsidie ‘Behoud grasland’ aanvragen? Dan is het hebben van derogatie nagenoeg altijd een vereiste.




Provinciale subsidie productieve investeringen



In diverse provincies is nu een subsidieregeling op basis van een investeringslijst opengesteld. Voor een dergelijke subsidie is vaak veel belangstelling.


Subsidie voor diverse investeringen

Op basis van uitgebreide provinciale investeringslijsten kunnen (jonge) landbouwers subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt:

·        40% voor landbouwers.

·        55% voor jonge landbouwers.



Provincies met openstelling

Op dit moment hebben de volgende provincies deze subsidie opengesteld: Flevoland (t/m 10 april), Noord-Holland (t/m 28 februari), Overijssel (t/m 14 maart), Utrecht (t/m 31 maart), Zeeland (t/m 28 februari) en Zuid-Holland (t/m 17 maart). De overige provincies hebben deze subsidie in 2024 al opengesteld. Mogelijk komt er dit jaar een nieuwe openstelling.


Heeft u interesse? Overleg dan met ons voor welke investeringen u in uw provincie subsidie kunt aanvragen en wat de exacte voorwaarden zijn.



Stikstof…



De afgelopen tijd zijn diverse ingrijpende uitspraken gedaan t.a.v. stikstof. De uitspraak in december over intern salderen en de recente uitspraak in de zaak van Greenpeace, waarbij de rechter stelt dat Nederland onvoldoende doet om de stikstofdoelen te halen. Het gevolg is dat zo ongeveer alles weer op ‘losse schroeven’ staat en het kabinet koortsachtig op zoek is naar mogelijke oplossingen.


Intern salderen

Bij intern salderen kunt u, bij een aanpassing of uitbreiding, gebruik maken van stikstofruimte die op uw bedrijf beschikbaar is. Stikstofruimte kan ontstaan door bijvoorbeeld een emissiearm systeem toe te passen. Voorheen had u geen natuurvergunning nodig als u, op basis van intern salderen, niet méér stikstofdepositie veroorzaakte. 


Nu wel vergunning

Met de uitspraak in december heeft de rechter bepaald dat ook voor ‘intern salderen’ een vergunning nodig is. Dit geldt zelfs met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020! Dit geldt ook voor bedrijven met een ‘positieve weigering’. Daarnaast is vergunningverlening op basis van intern salderen ingewikkelder geworden. Voor veel bedrijven heeft dit een enorme impact.


Bij wijziging of uitbreiding altijd natuurvergunning

Wijzigt u uw bedrijf? Of breidt u uit in dieraantallen? Dan heeft u ‘altijd’ een natuurvergunning nodig. Vervolgens kan, onder andere op basis van intern salderen, bepaald worden of u een vergunning kunt krijgen. Deze regel geldt nu dus ook als u in het verleden op deze manier bent uitgebreid!


Regels aangescherpt

Bij het aanvragen van een natuurvergunning op basis van intern salderen zijn de regels verder aangescherpt. Zo wordt uw latente ruimte, als u geen eerdere natuurvergunning heeft, in bepaalde situaties geschrapt. Dit geldt als u bijvoorbeeld een stal (met milieuvergunning) structureel niet meer in gebruik heeft. Daarnaast kan het voorkomen dat u uw stikstofruimte (deels) niet kunt inzetten voor intern salderen als uw provincie deze stikstof nodig heeft voor behoud en herstel van natuur. Dit moet de provincie beoordelen.


Beleidsregels provincies

Voor deze beoordeling zullen de provincies (eigen) beleidsregels voor intern salderen moeten opstellen. De grote vraag is nu echter wel wie het eerst aan zet is. De provincie of het kabinet?


Kort nieuws



Bemestingsplan ook voor bedrijven zonder derogatie

Voor derogatiebedrijven is het al langer verplicht om een bemestingsplan op te stellen. Vanaf 2023 geldt dit ook voor niet-derogatiebedrijven, dus ook voor u als tuinder of akkerbouwer. Heeft u geen derogatie? Dan moet u uiterlijk 14 maart uw bemestingsplan opstellen en in uw administratie bewaren.


Milieulijst voor Vamil en MIA

Onlangs is de ‘Milieulijst 2025’ gepubliceerd. Investeert u in bedrijfsmiddelen die op de ‘Milieulijst 2025’ staan? Dan kunt u fiscaal voordeel behalen middels Vamil en/of MIA. In de Milieulijst zijn ook ‘Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV)-stallen’ opgenomen.


Lagere stikstofexcretie melkkoeien

De stikstofexcretie (uitscheiding stikstof) bij zowel drijfmest als vaste mest is verlaagd bij bijna alle melkproductieniveaus. Houdt u melkkoeien op drijfmest, dan is de verlaging meestal 2-5%. Alleen bij de laagste melkproductieklasse (< 5.625 kg melk) en een lager ureumgehalte stijgt de stikstofexcretie bij drijfmest. Heeft u een systeem met vaste mest, dan is de verlaging zelfs 17-22%.


Verlenging ‘vrijstelling bovengronds uitrijden’

De ‘Vrijstellingsregeling voor bovengronds aanwenden van rundveedrijfmest’ is verlengd t/m 2025. Er gelden diverse voorwaarden. Heeft u interesse? Meld u zich dan uiterlijk 28 februari bij RVO.

 



 

Agenda


Vanaf 16 februari

•     Uitrijden drijfmest op grasland

•     Uitrijden drijfmest op bouwland bij vroege teelt (vooraf ‘vroege teelt’ opnemen in ‘Mijn percelen’)

•     Bovengronds aanwenden rundveedrijfmest        (vooraf melden voor vrijstelling bij RVO)

Uiterlijk 28 februari

•      Aanvragen derogatievergunning

•      Opstellen bemestingsplan ‘derogatie’

•      Bemonstering grondmonsters voor derogatie

Uiterlijk 14 maart

•     Bemestingsplan niet-derogatiebedrijven

Vanaf 16 maart

Uitrijden drijfmest op bouwland bij ‘overige teelten’

door duda-wsm 9 oktober 2025
In 2016 besloten Gerard en Danny hun krachten te bundelen. Met z’n vieren, zijzelf en twee medewerkers, legden ze de basis voor wat inmiddels is uitgegroeid tot een team van 24 vakmensen. Waar in de beginjaren vooral verbouw en renovatie centraal stonden, ligt de focus tegenwoordig ook sterk op duurzaamheid: complete woningrenovaties met isolatie, gevelvernieuwing, dakopbouwen en meer. Groeien met lef en samenwerking De weg van start-up naar volwassen bouwbedrijf verliep niet zonder uitdagingen. Het vinden en behouden van de juiste mensen bleek een belangrijk aandachtspunt. Gerard en Danny zetten daarom in op een goede werksfeer én op ontwikkeling. Medewerkers krijgen volop kansen om te leren, onder meer via in- en externe opleidingen, toolbox-metingen waarin leveranciers en opleidinginstanties nieuwe materialen en technieken toelichten. Zo groeit het hele team mee met de snelle veranderingen in de bouwsector. Ook de stijgende materiaalprijzen vroegen om flexibiliteit. Waar anderen wellicht zouden afremmen, koos Nivo Bouw ervoor om nóg slimmer samen te werken met partners en klanten. Dankzij die mentaliteit van aanpakken en vooruitdenken konden mooie projecten blijven doorgaan. Voor Gerard en Danny ligt de echte trots niet alleen in de resultaten, maar vooral in de samenwerking met hun team: succes bouw je samen, elke dag opnieuw. Vooruitkijken met WEA Naaldwijk Sinds 2023 werkt VoNi Holding, waar onder andere Nivo Bouw en Interart onder vallen, samen met WEA Naaldwijk. Waar Gerard en Danny voorheen vooral stuurden op hun gevoel en vanuit de projectadministratie, helpt WEA Naaldwijk hen nu om dit te vertalen naar het grotere geheel binnen de holding en de werkmaatschappijen. Met heldere (periodieke) rapportages, financiële dashboards en inzicht in de juiste cijfers krijgen ze een compleet overzicht van hun prestaties. Dat maakt het mogelijk om beslissingen beter onderbouwd te nemen. Van het aannemen van nieuw personeel tot investeren in materieel of het aangaan van een overname: samen zorgen ze dat de keuzes passen bij de koers van de mannen. De overname van Interart Een mooi voorbeeld van die samenwerking is de toevoeging van Interart aan VoNi Holding. Voor Danny en Gerard was dit een nieuwe stap: spannend, uitdagend en soms ook complex. WEA Naaldwijk ondersteunde hen in dit proces door mee te kijken naar de stukken, risico’s in kaart te brengen en advies te geven. Zo wisten zij zeker dat alles goed geregeld was voordat de handtekeningen werden gezet. Die controle momenten gaven niet alleen zekerheid, maar ook vertrouwen: de ondernemers konden zich richten op de kansen van de overname, terwijl wij hielpen om de randvoorwaarden stevig neer te zetten. Ambitie: doorgroeien zonder de menselijke maat te verliezen Vooruitkijken doen Gerard en Danny volop. Hun ambitie is om door te groeien naar een mooie club medewerkers, maar wel met behoud van het persoonlijke karakter van hun bedrijf. Want hoe groter je wordt, hoe belangrijker het is om de betrokkenheid vast te houden. Hoewel veel projecten plaatsvinden buiten het Westland, bijvoorbeeld in Den Haag en Rotterdam, zijn zij ook zeker in het Westland te vinden Daarbij blijft Nivo Bouw trouw aan haar Westlandse roots: ze steunen sportverenigingen in de regio, helpen scholen bij evenementen en dragen actief bij aan lokale initiatieven. Voor Gerard en Danny is dat vanzelfsprekend: ondernemen doe je niet alleen, maar altijd samen met je omgeving. Samen bouwen aan de toekomst Het verhaal van Gerard en Danny laat zien hoe ondernemerschap, lef en teamwork leiden tot groei. Van de eerste verbouwingen in 2016 tot de overname van Interart en de vele projecten van nu: Nivo Bouw blijft ontwikkelen, maar wel met oog voor kwaliteit én mensen. WEA Naaldwijk is er trots op dat wij hen daarin mogen ondersteunen. Door inzicht te geven, sparringpartner te zijn, mee te kijken bij belangrijke beslissingen en een stevige basis te bieden, helpen we Nivo Bouw verder bouwen aan hun ambities.
30 september 2025
Met Prinsjesdag zijn verschillende fiscale maatregelen aangekondigd die gevolgen hebben voor stichtingen, verenigingen en particulieren. Zo komen er nieuwe transparantieverplichtingen en verandert de erf- en schenkbelasting op meerdere punten. Deze en diverse aangekondigde maatregelen zetten we voor u op een rij. 9 .1 Nieuwe transparantieverplichtingen voor stichtingen en verenigingen Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties in werking. Deze wet verplicht (alle, ook niet-commerciële) stichtingen om jaarlijks hun staat van baten en lasten te deponeren bij de KVK. Daarnaast moeten stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen op verzoek van bepaalde instituties (zoals de burgemeester of het Openbaar Ministerie) informatie verstrekken over de herkomst, het doel en de omvang van donaties, zowel uit binnen- als buitenland. Doel van deze wet is het vergroten van transparantie en het voorkomen van misbruik van maatschappelijke organisaties voor ondermijnende activiteiten. 9 .2 ANBI’s verplicht tot digitale publicatie via centraal portaal In de Fiscale verzamelwet 2026 is opgenomen dat vanaf 2026 alle Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) hun verplichte publicatiegegevens niet alleen op een eigen of branchewebsite publiceren, maar ook via een centraal digitaal portaal dat wordt beheerd door de Belastingdienst. ANBI’s moeten hun gegevens voortaan via een standaardformulier elektronisch aanleveren. Deze gegevens worden vervolgens openbaar toegankelijk gemaakt via het nieuwe Portaal-ANBI. Daarnaast komt er een tweede portaal, ANBI Toezicht, uitsluitend voor de Belastingdienst, bedoeld voor digitale controle en registratie. Doel van deze wijziging is om transparantie te vergroten en het toezicht te verbeteren, zonder dat dit leidt tot extra administratieve lasten voor de ANBI’s zelf. In de uitvoeringstoets, opgenomen in de Memorie van Toelichting bij dit wetsvoorstel, is echter aangegeven dat de portal-ANBI publicatieplicht pas per 1 januari 2029 en de portal-ANBI toezicht pas per 1 januari 2030 uitvoerbaar is voor de Belastingdienst. 9 .3 Afschaffing fiscale voordelen bij ongelijke verdeling (huwelijks)gemeenschap De rechter heeft geoordeeld dat een ongelijke verdeling van gemeenschappelijk huwelijksvermogen, zoals een 90:10-verhouding, toegestaan is en dat de onderlinge verschuiving niet belast wordt. Dit leidde tot constructies waarbij in zicht van overlijden of bij echtscheiding het vermogen strategisch werd verdeeld, bijvoorbeeld om erfbelasting te beperken of alimentatieverplichtingen te vermijden. De nieuwe regeling belast voortaan het deel van het vermogen dat een echtgenoot meer ontvangt dan de helft van de gemeenschap met erf- of schenkbelasting. De heffing vindt plaats bij scheiding of overlijden, ongeacht wanneer de ongelijke breukdelen zijn overeengekomen. Let op: De regeling treedt in werking op 1 januari 2026. Aanpassingen in het gemeenschappelijk huwelijksvermogen naar ongelijke breukdelen die plaatsvinden na 16 september 2025 worden belast bij scheiding of overlijden. Laat uw onderneming tijdig beoordelen of bestaande huwelijkse voorwaarden met ongelijke breukdelen vóór 16 september 2025 zijn vastgelegd. Alleen deze vallen onder de overgangsregeling. Aanpassingen na deze datum, ook als ze minder scheef zijn (bijvoorbeeld van 90:10 naar 60:40), worden vanaf 1 januari 2026 belast. Let op: Dit is van overeenkomstige toepassing bij geregistreerd partnerschap en samenwoners. 9 .4 Gelijke fiscale behandeling voor biologische en juridische kinderen vanaf 2026 Het is mogelijk dat een kind een schenking of nalatenschap krijgt van de biologische vader, maar niet door hem is erkend. In die situatie kan het kind geen beroep doen op de kindvrijstelling en het kindtarief. Dit werd als onrechtvaardig gezien als er wel een vorm van nauwe persoonlijke band tussen vader en kind bestaat. De rechter liet het aan de wetgever over om dit gebrek te herstellen. Daarom wordt in de Successiewet een biologisch kind met een eigen kind gelijkgesteld. Wel moet ter voorkoming van misbruik de bloedverwantschap met een vorm van een DNA-test worden aangetoond. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat het kind afzonderlijk van de wettelijke vader en de biologische vader een schenking of nalatenschap tegen een laag tarief ontvangt. Ook geeft dit de mogelijkheid tweemaal van schenkvrijstellingen te profiteren. 9 .5 Erfbelasting: verlenging aangiftetermijn en aanpassing belastingrente Veelal blijkt het niet haalbaar om binnen de termijn van acht maanden aangifte erfbelasting te doen doordat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn. Het doen van een voorlopige aangifte erfbelasting lukt om die reden ook niet altijd op tijd, waardoor aanslagen erfbelasting worden opgelegd met berekening van belastingrente. Dit wordt als onredelijk ervaren. Om hieraan tegemoet te komen, wordt met ingang van 2026 de aangiftetermijn met één jaar verlengd van acht naar twintig maanden na de dag van overlijden. Een aanslag erfbelasting die volgt uit een tijdig ingediende aangifte kan vervolgens zonder belastingrente worden betaald. De nieuwe aangiftetermijn geldt alleen voor overlijdens die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden. Is die twintig maanden alsnog onvoldoende om de aangifte erfbelasting te doen? Dan kunt u op verzoek eenmalig vier maanden uitstel krijgen. De langere termijn voor het doen van aangifte geeft de Belastingdienst niet een langere behandeltermijn; de aanslag erfbelasting moet nog steeds binnen drie jaar na het overlijden zijn opgelegd. 9 .6 180-dagen fictie erfbelasting Binnen de Successiewet geldt dat wanneer u een schenking ontvangt van iemand die binnen 180 dagen overlijdt, dit als onderdeel van de erfenis wordt gezien. Dit is bedoeld om schenkingen in zicht van overlijden – ter besparing van erfbelasting – tegen te gaan. Momenteel dient u bij een schenking een aangifte schenkbelasting in, maar bij een eventueel overlijden binnen 180 dagen wordt de schenkbelasting verrekend met de erfbelasting. Dit wordt als onnodig complex ervaren. Vanaf 1 januari 2026 is daarom bij een schenking ontvangen van iemand die binnen 180 dagen daarna overlijdt, geen aparte aangifte schenkbelasting meer nodig. De schenking wordt nog wel steeds als onderdeel van de erfenis gezien en moet worden opgenomen in de aangifte erfbelasting. Omdat deze maatregel per 1 januari 2026 wordt ingevoerd, geldt dit alleen voor schenkingen die ná 5 juli 2025 zijn gedaan. Was het overlijden niet voorzienbaar en de aangifte schenkbelasting al ingediend en/of betaald? Dan zal de Belastingdienst zelfstandig de aanslag verminderen en de betaling retourneren. 9 .7 DAC8: automatische uitwisseling van crypto-informatie Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling cryptoactiva (DAC8) in werking. Deze wet verplicht cryptoaanbieders om klantgegevens en transactiegegevens te rapporteren aan de Belastingdienst en zorgt voor automatische uitwisseling van deze gegevens tussen EU-lidstaten. Deze wet zou geen directe gevolgen hebben voor bezitters van crypto, aangezien zij al verplicht zijn hun bezittingen in box 3 op te geven. Het niet naleven van de rapportageplicht kan leiden tot boetes tot € 1.030.000. 9 .8 Inzagerecht voor belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen Vanaf 2026 krijgen belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen het wettelijke recht om op verzoek inzage te krijgen in hun fiscale dossier bij de Belastingdienst en de Douane. Concreet betekent dit dat zij kunnen inloggen op een portaal op elk gewenst moment en zo de beschikking krijgen over hun eigen fiscale dossier. Tot nu toe was inzage vaak beperkt tot de bezwaarfase of bij boeteprocedures. Deze wetswijziging beoogt een grotere transparantie en controleerbaarheid van de fiscale gegevens voor belastingplichtigen. 9 .9 Verhoging invorderingsrente De hoogte van de invorderingsrente is geregeld in een beleidsbesluit. Momenteel bedraagt de invorderingsrente 4%. In de Miljoenennota is benoemd dat de invorderingsrente verhoogd wordt naar 4,25%. Disclaimer Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
30 september 2025
Deze Prinsjesdag zet het kabinet sterk in op verduurzaming, zowel via huishoudens als bedrijven. Ondernemers krijgen te maken met nieuwe regels rond CO 2 -heffing, afvalstoffenbelasting en het Europese CBAM. Tegelijk verdwijnen er ook lasten, zoals de heffing op plastic wegwerpverpakkingen en wordt verduurzaming gestimuleerd. 8 .1 Aanpassing vliegbelasting Vanaf 2027 wordt de vliegbelasting berekend op basis van de gevlogen afstand. Nu geldt één tarief van € 29,40 per vlucht, maar de bedoeling is om er drie tarieven van te maken. De tarieven zijn gebaseerd op de afstand tussen Amsterdam en de hoofdstad van het land van de bestemming van de passagier: § € 29,40 – bestemmingen tot ca. 2.000 km § € 47,24 – bestemmingen tussen ca. 2.000-5.500 km § € 70,86 – overige bestemmingen (meer dan 5.500 km) De tarieven worden in 2027 nog gecorrigeerd voor de inflatie. Het doel van deze maatregel is om vluchten met meer uitstoot zwaarder te belasten en daarmee te ontmoedigen. Let op: Het Caraïbische deel van het Koninkrijk valt onder het lage tarief, ondanks de afstand. Daarnaast wordt voor ultra perifere gebieden (zoals de Canarische Eilanden) een aparte regeling getroffen. 8 .2 Energiebelasting: hogere korting vanaf 2026 De belastingvermindering energiebelasting wordt vanaf 2026 structureel verhoogd. De maatregel compenseert huishoudens voor stijgende energiekosten, vooral door hogere netwerktarieven. De belastingvermindering is het bedrag dat in mindering wordt gebracht op de energierekening. Deze vermindering geldt voor elektriciteitsaansluitingen met een verblijfsfunctie, zoals woningen, kantoren en winkels. Deze vermindering is onafhankelijk van het verbruik: iedereen met een kwalificerende aansluiting ontvangt dezelfde korting. De belastingvermindering daalt van € 635,19 (2025) naar € 628,95 inclusief btw (2026). Dit is hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde € 617,71 per huishouden. 8 .3 Afschaffing verbruiksplafond leidingwater U betaalt nu enkel belasting op leidingwater over het verbruik boven de 300 m³ per jaar. Vanaf 2026 gaat het heffingsplafond omhoog naar 50.000 m³ per jaar en in 2027 verdwijnt het helemaal. Voor grootverbruikers betekent dit een hogere belastingrekening. De overheid wil hiermee zuiniger watergebruik stimuleren en verspilling tegengaan. 8 .4 Nieuwe regels voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) Vanaf 1 januari 2026 geldt de Europese Verordening voor het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). CBAM is bedoeld om koolstoflekkage te voorkomen door een koolstofprijs te heffen op bepaalde geïmporteerde goederen uit landen buiten de EU, zoals staal/ijzer, cement, kunstmest en aluminium. Ook precursoren, zoals stalen schroeven, bouten en moeren vallen hieronder. Importeurs van CBAM-goederen moeten beschikken over een toelating als CBAM-aangever en jaarlijks een CBAM-aangifte indienen over de hoeveelheid geïmporteerde goederen en de bijbehorende CO 2 -uitstoot. Op basis van deze aangifte moeten zij vanaf 2026 een koolstofcorrectie betalen. 8 .5 Aanpassingen CO 2 -heffing industrie De verduurzaming van de Nederlandse industrie verloopt moeizaam door diverse belemmeringen. Denk aan overbelasting van het net, stikstofproblematiek, trage vergunningverlening, hoge energieprijzen en afhankelijkheid van internationale markten. Belangrijke investeringen blijven daardoor uit, terwijl bedrijven wel CO 2 -heffing betalen. Voor grote industriële bedrijven, zoals de ETS1- en lachgasinstallaties, daalt de CO 2 -heffing van € 87,90 naar € 78,67 per ton CO 2 . Door extra vrijstellingen betaalt de zware industrie de komende jaren nauwelijks CO 2 -heffing. Voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) stijgt de CO 2 -heffing juist fors: van € 152 nu naar € 295 per ton in 2030. Dit maakt afvalverbranding flink duurder en stimuleert afvalscheiding en recycling. 8 .6 Samentelbepaling maximale investeringsbedrag energie-investeringsaftrek Bedrijven en ondernemers die investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen mogen 40% van die investering extra aftrekken van de winst. De grens ligt bij € 151 miljoen per jaar (2025), daarna vervalt de extra aftrek. Investeert u (mede) via een samenwerkingsverband, zoals een vof? Dan kunt u boven de grens van € 151 miljoen uitkomen en onbedoeld de aftrek verhogen. Het kabinet wil dit voorkomen. Daarom tellen investeringen in een samenwerkingsverband mee met de eigen investeringen. De grens blijft € 151 miljoen. 8 .7 Actualisatie SBI-codes voor de Energiebelasting De Wet belastingen op milieugrondslag regelt verschillende milieubelastingen in Nederland, waaronder de energiebelasting, afvalstoffenbelasting en belasting op leidingwater. Daarin staan drie regelingen waarvoor geen energiebelasting wordt betaald voor de levering of het verbruik van elektriciteit of aardgas. Om gebruik te kunnen maken van deze regelingen, geldt dat uw onderneming gekoppeld moet zijn aan een type industrieel proces én aan het soort bedrijf op basis van de SBI-code van de onderneming. Per 6 september 2025 zijn de SBI-coderingen vernieuwd. Van belang is dat het bedrijf dat de regeling wil toepassen, onder de juiste SBI-codering valt. Voor elektriciteit en aardgas in metallurgische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 24 of 25. Voor aardgas in mineralogische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 23. Binnen deze SBI-codes verandert inhoudelijk niets: bedrijven die gebruikmaken van de vrijstelling kunnen dit blijven doen. Wel kan de overgang gevolgen hebben voor ondernemingen die bij de KVK al onder de nieuwe SBI-codes zijn ingedeeld, terwijl de wet nog verwijst naar de oude SBI-codering. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat die bedrijven alsnog de regeling kunnen toepassen. 8 .8 Verhoging en hervorming afvalstoffenheffing De afvalstoffenbelasting voor afvalverwerkingsbedrijven wordt hervormd om meer recycling, afvalstortingen en een circulaire economieafvalstort te beperken. § De vrijstelling voor afvalstoffenbelasting op het verbranden van zuiveringsslib (het restproduct van het zuiveren van afvalwater) komt per 2027 te vervallen. § Het storten van afval met ontheffing wordt duurder vanaf 2029. § De afvalstoffenbelasting stijgt van € 39,70 per ton afval (2025) naar € 90,21 per ton afval (2028) tot structureel € 113,81 per ton afval (2035). § De CO 2 -heffing daalt voor grote industriële bedrijven, maar stijgt juist voor afvalverbrandingsinstallaties. Afval verbranden wordt daardoor duurder. 8 .9 Afschaffen heffing op plastic wegwerpverpakkingen Momenteel geldt een heffing op plastic bekers en wegwerpbakjes. In het voorjaar van 2025 besloot het kabinet dat deze heffing per 1 januari 2026 wordt afgeschaft. De Inspectie Leefomgeving en Transport ziet inmiddels niet meer toe op de handhaving van deze regel. Wel blijft voor ondernemers de plicht bestaan om duurzame alternatieven voor plastic wegwerpverpakkingen aan te bieden of klanten aan te sporen zelf herbruikbare verpakkingen te gebruiken.