AgroActualiteiten

11 februari 2025

Nieuwe regels afroming productierechten



Wilt u productierechten overdragen? Dan kunt u te maken krijgen met afroming. Vanaf 2025 geldt dit, naast fosfaatrechten, ook voor varkens- en pluimveerechten. Afroming kan plaatsvinden bij de overdracht van losse rechten, maar ook bij een bedrijfsoverdracht.


Afromingspercentages productierechten

Vanaf 2025 gelden de volgende afromingspercentages:

·        Varkensrechten: 22%.

·        Pluimveerechten: 13%.

·        Fosfaatrechten: 30% (was 10%).


Niet altijd afroming, o.a. ’binnen familieverband’

Bij een overdracht van productierechten binnen familieverband vindt geen afroming plaats. Ook zijn er diverse uitzonderingen bij het leasen van rechten.


Afroming bij overdracht ‘losse’ overdrachten

Bij een overdracht van productierechten naar een ander bedrijf vindt, in de basis, afroming plaats. Echter in diverse situatie is er geen sprake van afroming.


Geen afroming binnen familieverband

Er is geen sprake van afroming bij een overdracht:

·        Naar bloed- of aanverwanten t/m de derde graad.

·        Naar een echtgenoot of geregistreerd partner.


Van een dergelijke relatie moet sprake zijn tussen tenminste één persoon in het oorspronkelijke bedrijf en tenminste één persoon in het bedrijf dat de rechten overneemt. Let op: bij een overdracht van of naar een BV vindt altijd afroming plaats ook al is er sprake van bloed- en aanverwantschap of echtgenoot/geregistreerd partner.


Geen afroming bij erfopvolging

Is er in uw situatie sprake van erfopvolging? Ook dan worden de rechten niet afgeroomd.


Heen- en teruglease binnen kalenderjaar

Bij een heen- en teruglease binnen hetzelfde kalenderjaar (kortdurende lease) wordt de teruglease niet afgeroomd. Deze systematiek gold al bij de overdracht van fosfaatrechten en geldt nu ook voor varkens- en pluimveerechten. Voorwaarde is dat geleasede rechten in hetzelfde jaar weer teruggaan naar de verleaser.


Jaarlijks heen- en teruglease dierrechten

Vindt de kortdurende lease meerdere keren/jaren plaats tussen dezelfde bedrijven? Dan wordt, onder voorwaarden, alleen de allereerste heenlease afgeroomd. Bij de overdrachten in de volgende jaren wordt niet afgeroomd. Dit geldt tot maximaal het aantal rechten dat overblijft na afroming van de eerste heenlease.

Deze systematiek geldt t/m 2029 en alleen bij heen- en teruglease van varkens- en pluimveerechten.


Voorbeeld varkensrechten

Bij eerste heenlease in 2025 worden 1.000 varkensrechten overgedragen. Na afroming (22%) gaan 780 rechten terug naar verleaser.

In 2026 worden tussen dezelfde partijen weer 1.000 varkensrechten verleasd. Alleen de eerste 780 rechten worden niet afgeroomd. De overige 220 worden afgeroomd met 22% (48 rechten). Aan het einde van het jaar gaan 952 (780 + 172) rechten terug naar de verleaser.


Afromingsvrije lease voor fosfaatrechten

De afromingsvrije lease van maximaal 100 kg blijft alleen voor fosfaatrechten gelden. Zowel bij de heen- als de teruglease wordt niet gekort.


Een afroming van rechten geldt nu ook bij de overdracht van varkens- en/of pluimveerechten. Ga bij een overdracht na of er sprake is van een afroming of van een uitzondering.


Stikstofnormen NV-gebieden fors verlaagd



In NV-gebieden zijn de stikstofnormen voor gewassen, vanaf dit jaar, 20% lager dan de standaard stikstofnormen. Dit betekent dat u op bedrijfsniveau moet rekenen met een fors lagere stikstoftotaalnorm. Hierdoor heeft u minder ruimte voor kunstmest.


Nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden)

Vanaf 2023 zijn, door heel Nederland, diverse gebieden aangewezen als ‘NV-gebied’. In ‘Mijn percelen’ van RVO kunt u nagaan of (een deel van) uw percelen in een NV-gebied liggen.


Korting stikstofnorm

Voor percelen in NV-gebieden gold in 2024 een korting van 5% op de stikstofnorm voor gewassen. Vanaf 2025 zijn deze stikstofnormen verder verlaagd naar 20%.


Ook in bepaalde grondwaterbeschermingsgebieden

In grondwaterbeschermingsgebieden op zand- en lössgrond in de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Overijssel en Utrecht was de korting al 10% in 2024. Dit zijn ook NV-gebieden. Ook in deze gebieden geldt nu een korting van 20% op de stikstofnorm.


Tabel op site RVO

De nieuwe stikstofnormen per gewas voor NV-gebieden kunt u vinden op de site van RVO (zie Tabel 2G ‘Stikstof landbouwgrond in NV-gebied’: https://www.rvo.nl/onderwerpen/mest/tabellen).


Heeft u percelen in een NV-gebied? Houd dan rekening met de fors lagere stikstofnormen voor uw gewassen.



Wijzigingen conditionaliteiten nu definitief



Wilt u GLB-subsidies ontvangen, zoals de basis- en ecopremie? Dan moet u aan bepaalde voorwaarden (conditionaliteiten) voldoen.

De minister heeft, na afstemming met ‘Brussel’, nog enkele extra aanpassingen doorgevoerd.


Definitieve wijzigingen vanaf 2025

Hieronder staat een korte opsomming van de wijzigingen.

·        Veengrond.

o  Omzettingsverbod blijvend grasland.

o  Maximale ploegdiepte op bouwland: 40 cm.

o  Op alle veengronden voldoen aan het peilbesluit

·        Bodembedekking.

o  80% van het bouwland op kleigrond moet tenminste 8 weken in de periode augustus t/m november bedekt zijn. Er geldt een uitzondering voor percelen met continuteelt op zware kleigrond in het Oldambt en de Hoeksche Waard.

·        De verplichting van 4% niet-productief areaal (NPA) is vervallen.

·        Blijvend grasland in Natura 2000-gebieden.

o  Ploegen voor herinzaai is toegestaan, mits er sprake is van ‘beschadigd grasland’ en dit is geregeld in het provinciale natuurbeheerplan.

·        Bufferstroken en gewasbeschermingsmiddelen

o  Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op bufferstroken is, onder voorwaarden, toegestaan bij de bestrijding van Knolcyprus, Wilde haver en invasieve soorten.

·        Sociale conditionaliteiten

o  Voldoet u niet aan de regelgeving van o.a. ‘arbeidsovereenkomsten’ en ‘veilige werkomgeving’? Dan kan dit, naast een sanctie, ook leiden tot een korting op GLB-subsidies.


Heeft u vragen over de voorwaarden voor GLB-subsidies? Neem dan contact met ons op.



Afroming rechten bij bedrijfsoverdracht



De afroming is vanaf 2025 ook van toepassing bij bedrijfsoverdrachten. Nieuw is dat nu ook sprake kan zijn van een bedrijfsoverdracht als het KVK-nummer niet wijzigt. Dat is het geval als de ‘landbouwer’ wijzigt.


Wanneer wijzigt de landbouwer?

In de onderstaande situaties wijzigt de landbouwer en kan er sprake zijn van afroming.

·        Overdracht van een bedrijf naar andere natuurlijke persoon of rechtspersoon.

·        Wijziging van rechtsvorm, bijvoorbeeld van eenmanszaak naar maatschap of BV.

·        Wijziging van de samenstelling van een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld het toe- of uitreden van maten of vennoten binnen een maatschap, vof of CV.

·        Wijziging van (in)directe overwegende zeggenschap in een rechtspersoon. Bijvoorbeeld een wijziging van bestuur en/of aandeelhouders van een BV. Of een wijziging binnen een ‘moederonderneming’.

·        Wijziging van (in)directe overwegende zeggenschap in een rechtspersoon die een onderdeel uitmaakt van een samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld een 
wijziging binnen een BV, die deel uitmaakt van een maatschap.


Vaker bedrijfsoverdracht, niet altijd afroming

Is in uw situatie sprake van een bedrijfsoverdracht? Dan is er ook sprake van een overdracht van productierechten (indien aanwezig). En dan kan er sprake zijn van afroming. Echter vaak is dat ook niet zo.


Geen afroming

Bij veel bedrijfsoverdrachten vindt geen afroming van productierechten plaats. Dit is o.a. het geval als er sprake is van een overdracht:

·        Naar bloed- of aanverwanten t/m de derde graad.

·        Naar een echtgenoot of geregistreerd partner.

·        Naar een ander bedrijf waarvan de inbrenger ook deel van uitmaakt en zeggenschap heeft.


Bij een bedrijfsoverdracht van of naar een BV wordt ook naar de bloed- en aanverwantschap en echtgenoot/geregistreerd partner gekeken.


Heeft u te maken met een bepaalde (complexe) bedrijfsoverdracht? Laat u dan informeren over de ‘afromingsregels’.



Derogatie uiterlijk 28 februari aanvragen



Wil u dit jaar derogatie toepassen? Dan moet u uiterlijk 28 februari uw derogatievergunning aanvragen bij RVO. Derogatie is nodig voor de subsidie ‘Behoud grasland’.


Derogatienormen verder verlaagd

De derogatienormen (stikstofnormen) voor dierlijke mest zijn verder verlaagd:

·        190 kg stikstof per hectare in NV-gebieden.

·        200 kg stikstof per hectare in alle overige gebieden.



Aanvragen derogatievergunning en andere zaken

Dit jaar kunt u uw derogatievergunning aanvragen t/m 28 februari. Naast het aanvragen van derogatie moet u uiterlijk 28 februari:

·        Geldige grondmonsters voor derogatie hebben, waarbij de monsternamedatum ligt in de periode van 1 februari 2021 t/m 28 februari 2025.

·        Uw bemestingsplan gereed hebben.


Aanvraag subsidie ‘Behoud grasland’

Wilt u later dit jaar de subsidie ‘Behoud grasland’ aanvragen? Dan is het hebben van derogatie nagenoeg altijd een vereiste.




Provinciale subsidie productieve investeringen



In diverse provincies is nu een subsidieregeling op basis van een investeringslijst opengesteld. Voor een dergelijke subsidie is vaak veel belangstelling.


Subsidie voor diverse investeringen

Op basis van uitgebreide provinciale investeringslijsten kunnen (jonge) landbouwers subsidie aanvragen. De subsidie bedraagt:

·        40% voor landbouwers.

·        55% voor jonge landbouwers.



Provincies met openstelling

Op dit moment hebben de volgende provincies deze subsidie opengesteld: Flevoland (t/m 10 april), Noord-Holland (t/m 28 februari), Overijssel (t/m 14 maart), Utrecht (t/m 31 maart), Zeeland (t/m 28 februari) en Zuid-Holland (t/m 17 maart). De overige provincies hebben deze subsidie in 2024 al opengesteld. Mogelijk komt er dit jaar een nieuwe openstelling.


Heeft u interesse? Overleg dan met ons voor welke investeringen u in uw provincie subsidie kunt aanvragen en wat de exacte voorwaarden zijn.



Stikstof…



De afgelopen tijd zijn diverse ingrijpende uitspraken gedaan t.a.v. stikstof. De uitspraak in december over intern salderen en de recente uitspraak in de zaak van Greenpeace, waarbij de rechter stelt dat Nederland onvoldoende doet om de stikstofdoelen te halen. Het gevolg is dat zo ongeveer alles weer op ‘losse schroeven’ staat en het kabinet koortsachtig op zoek is naar mogelijke oplossingen.


Intern salderen

Bij intern salderen kunt u, bij een aanpassing of uitbreiding, gebruik maken van stikstofruimte die op uw bedrijf beschikbaar is. Stikstofruimte kan ontstaan door bijvoorbeeld een emissiearm systeem toe te passen. Voorheen had u geen natuurvergunning nodig als u, op basis van intern salderen, niet méér stikstofdepositie veroorzaakte. 


Nu wel vergunning

Met de uitspraak in december heeft de rechter bepaald dat ook voor ‘intern salderen’ een vergunning nodig is. Dit geldt zelfs met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020! Dit geldt ook voor bedrijven met een ‘positieve weigering’. Daarnaast is vergunningverlening op basis van intern salderen ingewikkelder geworden. Voor veel bedrijven heeft dit een enorme impact.


Bij wijziging of uitbreiding altijd natuurvergunning

Wijzigt u uw bedrijf? Of breidt u uit in dieraantallen? Dan heeft u ‘altijd’ een natuurvergunning nodig. Vervolgens kan, onder andere op basis van intern salderen, bepaald worden of u een vergunning kunt krijgen. Deze regel geldt nu dus ook als u in het verleden op deze manier bent uitgebreid!


Regels aangescherpt

Bij het aanvragen van een natuurvergunning op basis van intern salderen zijn de regels verder aangescherpt. Zo wordt uw latente ruimte, als u geen eerdere natuurvergunning heeft, in bepaalde situaties geschrapt. Dit geldt als u bijvoorbeeld een stal (met milieuvergunning) structureel niet meer in gebruik heeft. Daarnaast kan het voorkomen dat u uw stikstofruimte (deels) niet kunt inzetten voor intern salderen als uw provincie deze stikstof nodig heeft voor behoud en herstel van natuur. Dit moet de provincie beoordelen.


Beleidsregels provincies

Voor deze beoordeling zullen de provincies (eigen) beleidsregels voor intern salderen moeten opstellen. De grote vraag is nu echter wel wie het eerst aan zet is. De provincie of het kabinet?


Kort nieuws



Bemestingsplan ook voor bedrijven zonder derogatie

Voor derogatiebedrijven is het al langer verplicht om een bemestingsplan op te stellen. Vanaf 2023 geldt dit ook voor niet-derogatiebedrijven, dus ook voor u als tuinder of akkerbouwer. Heeft u geen derogatie? Dan moet u uiterlijk 14 maart uw bemestingsplan opstellen en in uw administratie bewaren.


Milieulijst voor Vamil en MIA

Onlangs is de ‘Milieulijst 2025’ gepubliceerd. Investeert u in bedrijfsmiddelen die op de ‘Milieulijst 2025’ staan? Dan kunt u fiscaal voordeel behalen middels Vamil en/of MIA. In de Milieulijst zijn ook ‘Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV)-stallen’ opgenomen.


Lagere stikstofexcretie melkkoeien

De stikstofexcretie (uitscheiding stikstof) bij zowel drijfmest als vaste mest is verlaagd bij bijna alle melkproductieniveaus. Houdt u melkkoeien op drijfmest, dan is de verlaging meestal 2-5%. Alleen bij de laagste melkproductieklasse (< 5.625 kg melk) en een lager ureumgehalte stijgt de stikstofexcretie bij drijfmest. Heeft u een systeem met vaste mest, dan is de verlaging zelfs 17-22%.


Verlenging ‘vrijstelling bovengronds uitrijden’

De ‘Vrijstellingsregeling voor bovengronds aanwenden van rundveedrijfmest’ is verlengd t/m 2025. Er gelden diverse voorwaarden. Heeft u interesse? Meld u zich dan uiterlijk 28 februari bij RVO.

 



 

Agenda


Vanaf 16 februari

•     Uitrijden drijfmest op grasland

•     Uitrijden drijfmest op bouwland bij vroege teelt (vooraf ‘vroege teelt’ opnemen in ‘Mijn percelen’)

•     Bovengronds aanwenden rundveedrijfmest        (vooraf melden voor vrijstelling bij RVO)

Uiterlijk 28 februari

•      Aanvragen derogatievergunning

•      Opstellen bemestingsplan ‘derogatie’

•      Bemonstering grondmonsters voor derogatie

Uiterlijk 14 maart

•     Bemestingsplan niet-derogatiebedrijven

Vanaf 16 maart

Uitrijden drijfmest op bouwland bij ‘overige teelten’

16 mei 2025
1. Toelatingsstelsel uitzendbureaus per 1 januari 2027 De Tweede Kamer heeft ingestemd met een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus vanaf (beoogd) 2027. Het voorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Een Toelatende Instantie (TI) van het Ministerie van SZW bepaalt straks wie toegelaten wordt. Voor toelating is nodig: een VOG, een waarborgsom van € 100.000 (€ 50.000 voor starters) en aantoonbaar voldoen aan relevante wetgeving. Bedrijven die vanaf 1 januari 2027 onder het overgangsrecht vallen, mogen personeel blijven uitlenen zolang de TI de aanvraag voor een vergunning nog niet heeft beoordeeld. Voor toepassing van het overgangsrecht moeten zij zich tussen 1 november 2026 en 1 januari 2027 melden bij de TI en daarna vóór 1 juli 2027 een toelatingsaanvraag doen. Vanaf 2028 beboet de Arbeidsinspectie uitleners én inleners die zich niet aan het nieuwe toelatingsstelsel houden. 2. Fiscale regeling aandelenopties bij start-ups en scale-ups Het kabinet is van plan om met ingang van 2027 een belastingkorting in de loonbelasting te introduceren voor voordelen uit aandelenopties voor werknemers van start-ups en scale-ups. De belastingkorting wordt vormgegeven door de grondslag van de voordelen uit aandelenopties te beperken tot 65%, zodat over een lager voordeel belasting wordt geheven. Het voorstel is om ook het moment van belastingheffing uit te stellen naar uiterlijk het moment waarop de aandelen – die verkregen zijn na uitoefening van de aandelenopties – worden verkocht. Op die manier hoeft er nog geen belasting betaald te worden als er nog geen geld beschikbaar is. Doel van de fiscale regeling is om de toegang tot talentvolle werknemers voor start-ups en scale-ups te verbeteren. De regeling wordt op dit moment nog uitgewerkt en is dus nog niet definitief. 3. Samenwerkingsverband dga met eigen bv fiscaal aangepakt Een dga kan als IB-ondernemer een samenwerkingsverband aangaan met de eigen bv, bijvoorbeeld in de vorm van een vof, cv of maatschap tussen de dga en de bv. De bv brengt in het samenwerkingsverband dan de onderneming in en/of het gebruik/genot van bepaalde activa. De dga brengt zijn arbeid in. Het kabinet bekijkt momenteel hoe ze deze in hun ogen ongewenste belastingconstructie kunnen aanpakken. Daarbij wordt gedacht aan het niet kunnen toepassen van de fiscale ondernemersfaciliteiten in de IB in dit soort situaties. 4. Hogere korting mrb emissievrije auto’s Eigenaren van elektrische auto’s en andere auto’s zonder CO 2 -uitstoot krijgen in 2025 een tariefskorting van 75% op de mrb. In plaats van 100% betalen zij dus 25%. Voor de jaren 2026 tot en met 2028 was een tariefskorting afgesproken van 25%. In de Voorjaarsnota 2025 is deze tariefskorting verhoogd naar 30%. In plaats van 100% wordt dan dus niet 75% maar 70% verschuldigd. Voor het jaar 2029 blijft de tariefskorting wel gehandhaafd op 25%. Vanaf het jaar 2030 geldt geen tariefskorting meer. De verhoging van de tariefskorting wordt opgenomen in het op Prinsjesdag 2025 aangeboden Belastingplanpakket 2026 en is dus nog niet definitief. 5. Introductie vereenvoudigde inlenersaansprakelijkstelling Het kabinet wil dat de Belastingdienst eenvoudiger een inlener en doorlener aansprakelijk kan stellen door de introductie van twee bewijsvermoedens. Zo wil het kabinet het mogelijk maken dat de Belastingdienst de inlener en doorlener aansprakelijk kan stellen voor maximaal 35% van de factuursom, zonder verder onderzoek te doen naar de daadwerkelijke omvang van de aansprakelijkheidsschuld. Het tweede bewijsvermoeden dat geïntroduceerd wordt, is dat een onderneming die ingeschreven is in het openbaar register als toegelaten uitzendonderneming, een uitlener is. Voor beide bewijsvermoedens komt voor de inlener en doorlener wel een tegenbewijsmogelijkheid. Het voorstel voor de bewijsvermoedens moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Inwerkingtreding vindt plaats gelijktijdig met het toelatingsstelsel voor uitzendbureaus (beoogd 2027). 6. Versoepeling pseudo-eindheffing RVU verlengd tot en met 2028 Als een werkgever een uitkering doet, zodat een oudere werknemer eerder kan stoppen met werken, kan de werkgever hierover een pseudo-eindheffing verschuldigd zijn van 52%. Vanaf 2021 is deze pseudo-eindheffing niet verschuldigd als een werknemer maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd een bedrag krijgt dat niet hoger is dan de drempelvrijstelling (bedrag in 2025 € 2.273 bruto per maand). Deze versoepeling zou eind 2025 stoppen, maar wordt verlengd tot en met 2028. Daarnaast wordt de drempelvrijstelling verhoogd. Er is ook budget gereserveerd voor een mogelijke verlenging van de regeling vanaf 2029. Om dit allemaal te dekken, wordt de pseudo-eindheffing vanaf 2026 in stappen verhoogd, tot deze in 2028 65% bedraagt. De verlenging en verhogingen worden opgenomen in het Belastingplanpakket 2026 dat op Prinsjesdag 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. De precieze details worden dan ook bekend.
16 mei 2025
De Hoge Raad heeft bepaald dat schoonmakers die via het inmiddels failliete onlineplatform Helpling hun diensten aanboden, kwalificeerden als uitzendkracht. Er was geen sprake van een reguliere arbeidsovereenkomst met Helpling of de particuliere huishoudens. Feiten Helpling was een onlineplatform voor schoonmaakwerkzaamheden. De FNV had samen met een schoonmaker die via Helpling diensten aanbood, een procedure aangespannen tegen Helpling. In deze procedure werd de rechter verzocht te bepalen dat sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Mocht de rechter daar niet in meegaan, dan werd verzocht te bepalen dat sprake was van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Helpling daarentegen was van mening dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de huishoudens en de schoonmakers. Hoe werkte het platform? Een schoonmaker kon zich via de website van Helpling aanmelden voor schoonmaakwerkzaamheden. De schoonmaker kon daarbij zelf aangeven tegen welk uurtarief hij wilde werken. Helpling liet vervolgens aan huishoudens die op zoek waren naar een schoonmaker via het platform zien welke schoonmakers beschikbaar waren. Het huishouden deed vervolgens een boekingsverzoek, waarna bij acceptatie hiervan door de schoonmaker de boeking feitelijk tot stand kwam. Helpling verzorgde via een speciale betaaldienst de betalingen aan de schoonmakers en rekende een provisie van minimaal 23% en maximaal 32%. Er golden voor de huishoudens en voor de schoonmakers verschillende door Helpling opgestelde algemene voorwaarden, waarmee ze akkoord moesten gaan. Oordeel gerechtshof Eerder oordeelde het gerechtshof al dat er tussen Helpling en de schoonmakers een uitzendovereenkomst bestond, en er geen sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst. De huishoudens waren daarbij de inleners. Tegen deze uitspraak stelden zowel Helpling als de FNV beroep in cassatie in bij de Hoge Raad, omdat ze het niet eens waren met de kwalificatie uitzendovereenkomst. Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad heeft – in afwijking van het advies van de advocaat-generaal – geoordeeld dat er inderdaad sprake was van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. De advocaat-generaal oordeelde nog dat tussen Helpling en de schoonmakers een reguliere arbeidsovereenkomst bestond, omdat particuliere huishoudens niet zouden kunnen optreden als inlener. De Hoge Raad is het daar niet mee eens. Noch uit de wetsgeschiedenis, noch uit het stelsel van de wet volgt dat de terbeschikkingstelling van een uitzendkracht uitsluitend kan plaatsvinden in het kader van het beroep of bedrijf van de inlener. Er is verder voldaan aan de criteria van een uitzendovereenkomst, namelijk dat de huishoudens als inlenende partij het toezicht en de leiding uitoefenden en dat Helpling de formele gezagsrelatie had en de betalingen beheerde. Dit laatste maakt dat er ook geen sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en de huishoudens.
16 mei 2025
Het kabinet gaat ongelijke verdelingen van een huwelijksgemeenschap en ongelijke verdelingen bij een verrekenbeding fiscaal aanpakken. Een wetswijziging heeft ter consultatie gelegen. Aanleiding Aanleiding is de uitkomst van een arrest van de Hoge Raad van begin 2024 waarbij twee echtgenoten huwelijksvoorwaarden aangingen in het zicht van overlijden van een van hen. De Hoge Raad oordeelde dat de ongelijke verdeling – waarbij de langstlevende 90% kreeg toebedeeld – niet in strijd was met de wet. Het kabinet wil dit aanpakken en kiest er daarom voor om de wet te wijzigen. Internetconsultatie De voorgenomen wetswijziging wordt opgenomen in het Belastingplan 2026 dat op Prinsjesdag 2025 zal worden gepresenteerd. Over deze wetswijziging was een internetconsultatie. Constructie De constructie komt erop neer dat partners in het zicht van overlijden, bijvoorbeeld bij een ongeneeslijke ziekte, in hun huwelijksvoorwaarden de gerechtigdheid tot de huwelijksgoederengemeenschap aanpassen ten gunste van de partner die hoogstwaarschijnlijk het langst leeft. Het wijzigen van een verrekenbeding ten gunste van de partner die hoogstwaarschijnlijk het langst leeft, heeft hetzelfde effect. De achterblijvende partner erft minder en er hoeft minder erfbelasting te worden betaald dan bij een gelijke verdeling (50%-50%). Voorstel wetswijziging Het kabinet wil genoemde constructie bestrijden. Het voorstel van het kabinet gaat echter veel verder dan het bestrijden van de aanpassingen van de huwelijksvoorwaarden inzake de huwelijksgoederengemeenschap of de verrekenbedingen in het zicht van overlijden van een van de partners. Het kabinet stelt namelijk voor om schenk- of erfbelasting te heffen bij elke ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap of bij elk toegepast verrekenbeding waarbij aan een partner meer toekomt dan de helft van de gemeenschap of de te verrekenen som. Hiermee worden dus niet alleen huwelijkse voorwaarden getroffen die gewijzigd zijn in het zicht van overlijden, maar alle huwelijksvoorwaarden waarvan het effect is dat er een ongelijke verdeling ontstaat. Wat betekent de wetswijziging? Als het voorstel ongewijzigd in de wet wordt opgenomen, betekent dit het volgende: § Als bij een overlijden een partner bij ontbinding van de huwelijksgemeenschap of bij uitvoering van een verrekenbeding meer krijgt toebedeeld dan de helft, wordt het meerdere gezien als verkrijging op grond van erfrecht. Afhankelijk van de hoogte en andere verkrijgingen, is de langstlevende partner hierover erfbelasting verschuldigd. § Als een partner bij een echtscheiding door ontbinding van de huwelijksgemeenschap of uitvoering van een verrekenbeding meer krijgt toebedeeld dan de helft, wordt het meerdere gezien als schenking. Afhankelijk van de hoogte en andere schenkingen is hierover schenkbelasting verschuldigd. Terugwerkende kracht 18 april 2025 Hoewel het voorstel nog in een wetsvoorstel moet worden opgenomen en door de Tweede en Eerste Kamer moet worden goedgekeurd, wordt in het voorstel al wel rekening gehouden met onmiddellijke inwerkingtreding vanaf 18 april 2025. Dit is de datum waarop in de Voorjaarsnota 2025 de maatregel bekend werd. Uitzonderingen Alleen de volgende huwelijksvoorwaarden worden niet getroffen door de voorgestelde wetswijziging: - huwelijksvoorwaarden waarin al een ongelijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is overeengekomen vóór 18 april 2025, en - huwelijksvoorwaarden waarin al een finaal verrekenbeding met ongelijke breukdelen is overeengekomen vóór 18 april 2025. Let op: Alle huwelijksvoorwaarden die vanaf 18 april 2025 zijn aangegaan of gewijzigd, worden wel volledig door de maatregel getroffen. Dit is ook het geval als de huwelijksvoorwaarden vanaf 18 april 2025 op andere onderdelen dan de ongelijke verdeling worden aangepast. Door elke aanpassing van huwelijksvoorwaarden vanaf 18 april 2025 wordt dus de uitzonderingspositie opgeheven!
Meer posts