3 Tips voor de bv en de dga

29 november 2024

20.      In 2024 nog dividend uitkeren of juist niet?

Per 1 januari 2025 wordt het tarief in box 2, waaronder dus ook inkomen uit dividend, gewijzigd. Het tarief van 24,5% dat van toepassing is op inkomsten tot € 67.000 (2024) en € 67.804 (2025) blijft ongewijzigd, maar het hoge tarief van 33% over het meerdere wordt per 1 januari 2025 verlaagd naar 31%.

 

Heeft u een fiscale partner, dan kunt u het uitgekeerde dividend in de aangifte onderling verdelen. U betaalt in 2024 24,5% over € 134.000 en over het meerdere 33% en in 2025 24,5% over € 135.608 en over het meerdere 31%.

 .

Tip!

Overweeg in verband met de verhoging van deze box 2-belasting het uitkeren van dividend uit te stellen tot na 1 januari 2025 als u meer dividend uit wilt keren dan € 67.804, respectievelijk € 135.608 als u een partner heeft. Dit kan in een aantal gevallen voordeliger uitpakken.

 

Let op:

Houd er daarbij rekening mee dat inkomen in box 2 vanaf 2025 ook medebepalend is voor de hoogte van de algemene heffingskorting. Het uitdelen van dividend kan dus minder heffingskorting opleveren. Het lagere tarief van 31% dient dus een groter financieel voordeel op te leveren dan een eventueel verlies aan heffingskorting.

 

Let op:

Dividenduitkeringen hebben ook effect op uw box 3-vermogen en excessief lenen. Heeft u als aanmerkelijkbelanghouder een schuld die meer bedraagt dan € 500.000, dan heeft u namelijk tot 31 december 2024 de tijd om deze terug te brengen. Doet u niets, dan bent u in box 2 belasting verschuldigd over het bedrag boven de € 500.000. Overleg met uw adviseur of het voordelig is om nu dividend uit te keren, of dat het beter is om te wachten tot 2025, of om later in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.   

 

Let op:

Houd er verder rekening mee dat oppotten van winst in uw bv sinds 2024 minder aantrekkelijk is. Bij de uiteindelijke verkoop van uw bv betaalt u dan immers al snel het tarief van 31%.

 

21       Speel in op verkorting tariefschijf

De eerste schijf van de vennootschapsbelasting kent een tarief van 19% en geldt voor een winst tot € 200.000. Dat was in 2022 nog € 395.000. Dat betekent dat u vanaf 2023 sneller het hogere tarief van 25,8% zult betalen in de bv. Valt de winst van uw bv dit jaar lager uit dan € 200.000, dan is het vaak voordeliger om kosten van uw onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen en opbrengsten, indien mogelijk, in de tijd naar voren te halen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven. Op deze manier blijft uw winst dit jaar wellicht slechts belast tegen een tarief van 19% in plaats van 25,8%.

 

Tip!

Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de betaling van belastingrente, terwijl u bij een teruggave voorkomt dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst. Houd er rekening mee dat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting 10% bedraagt.

22.      Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het verschil tussen het lage en het hoge tarief kan het verbreken van de fiscale eenheid nog steeds interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2025 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten. Dit kan maximaal € 13.600 voordeel opleveren per aparte bv.

 

Let op:

Let op dat het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Als verbreking per 2025 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2025 zijn ontvangen door de Belastingdienst.

 

Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.

 

23.      Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2024 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 een rente van 10%! Per 2025 wordt dit waarschijnlijk 9%. Voorkom belastingrente over 2024 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van uw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is om een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.

 

Overigens wordt geen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.

 

Tip!

Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de belastingrente van 10% of, bij een teruggave, voorkomt u dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 

Let op:

Soms eindigt het boekjaar van een vennootschap al eerder dan op 31 december, bijvoorbeeld bij voeging in een fiscale eenheid. De start van de berekening van belastingrente ligt dan op zes maanden na einde van het boekjaar. Om belastingrente te voorkomen, moet u binnen vier maanden na het einde van het boekjaar een (aanvullende) voorlopige aanslag aanvragen. Dat moment kan dus al in 2024 liggen.

 

Let op:

Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 geoordeeld dat de belastingrente die de Belastingdienst vanaf 2022 berekent over aanslagen vennootschapsbelasting in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Overweeg daarom bezwaar of een verzoek om herziening als de Belastingdienst aan u belastingrente berekent over een (voorlopige) aanslag.

 

 

24.      Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek

Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2024 bepaald op € 2.801. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeert u in 2024 in totaal dus minstens voor € 2.801 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA. 

 

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2024 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.800 en € 69.765. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite.

 

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte vennootschapsbelasting 2024 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2024 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2024 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.

 

Let op:

Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

 

Let op:

Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige die op de Milieulijst staan. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald.

 

Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2020 en 2024) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.

 

Let op:

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

 

Tip!

Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.801, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat u toch voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% kleinschaligheidsinvesteringsaftrek opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen. Zit u daarentegen net boven het maximum van € 387.580, dan kan het juist lonend zijn een voorgenomen investering uit te stellen tot 2025.

 

25.      Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft uw bv een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve (HIR). Voorwaarde is dat de bv een vervangingsvoornemen heeft en houdt voor minimaal het bedrag van de verkoopprijs. De bv kan de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin het bedrijfsmiddel is verkocht. Investeert uw bv binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert uw bv niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst.

 

Let op!

Het vormen van een HIR is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over uw winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat de jaarwinst van uw bv € 200.000 bedraagt en u een HIR van € 100.000 kunt vormen. Hiermee bespaart u in 2024 € 100.000 x 19% Vpb = € 19.000. Koopt u in 2025 een bedrijfsmiddel terug waarop u de HIR in de periode 2025 t/m 2029 afboekt en waardoor u ieder jaar € 20.000 minder kunt afschrijven, dan kost u dit over de periode 2025 t/m 2029 in totaal € 100.000 x 25,8% = € 25.800 extra aan belasting, ervan uitgaande dat uw bv in de periode 2025 t/m 2029 over de extra winst vanwege de verminderde afschrijvingen een belastingtarief van 25,8% betaalt. Uw nadeel bedraagt dan per saldo € 19.000 -/- € 25.800 = € 6.800.

 

Voor bedrijfsmiddelen die niet of in meer dan tien jaar worden afgeschreven, zoals vastgoed, geldt een extra voorwaarde. Daarbij moet het vervangende bedrijfsmiddel in de onderneming namelijk dezelfde bedrijfseconomische functie vervullen als het verkochte bedrijfsmiddel. Zo mag u een pand in eigen gebruik niet vervangen door een verhuurd pand en vice versa.

 

 

Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang en moet op de balansdatum duidelijk zijn. Uw bv kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

 

Tip!

Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een HIR vormen.

 

26.      Laat uw HIR niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een HIR die uw bv in 2021 gevormd heeft, moet nog vóór 31 december 2024 benut worden. Doet de bv dat niet, dan valt de HIR vrij en is de bv belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

 

Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen uw bv moet herinvesteren:

1.   De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn.

2.   De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken. Een voorbeeld hiervan is de weigering van een gemeente om een bouwvergunning af te geven, waardoor de geplande investering moest worden uitgesteld.

 

 

Let op!

Vanwege het verschil in tarieven binnen de vennootschapsbelasting kan het verlopen van de HIR ook gunstig uitpakken. Bijvoorbeeld wanneer u nu over de vrijgevallen HIR slechts 19% belasting betaalt, terwijl u vanaf 2025 door hogere afschrijvingen 25,8% belasting bespaart. Neem dit mee in uw overwegingen de HIR al dan niet te laten verlopen.

 

 

Let op!

De coronacrisis kan als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt worden. De Belastingdienst heeft toegezegd hiermee ruimhartig om te gaan. Heeft uw bv de afgelopen jaren een HIR gevormd en is er een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat uw bv, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en uw bv de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kan afboeken. Op deze manier geniet uw bv nog enige tijd van het rente- en liquiditeitsvoordeel.

 

27.      Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2025 wilt vergoeden dan wel verstrekken nog in 2024 kunnen worden vergoed of verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaalt u hem terug, bij ‘verstrekken’ koopt u de zaak en geeft u deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2024 over is door te schuiven naar 2025. Per 1 januari 2025 gaat het percentage over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom omhoog van 1,92 naar 2%. Het plan is om dit percentage per 1 januari 2027 verder op te hogen naar 2,16%. Over de fiscale loonsom vanaf € 400.000 blijft het percentage van de vrije ruimte ongewijzigd, namelijk 1,18%.

 

Tip!

Dreigt u dit jaar de vrije ruimte te overschrijden, overweeg dan het verschaffen van vergoedingen en verstrekkingen uit te stellen tot 2025. Dit is uiteraard alleen voordelig als u in 2025 naar verwachting binnen de vrije ruimte blijft.

 

Houd rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit betekent dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het betekent echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht.

 

Tip!

Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Wel moeten dan alle vergoedingen en verstrekkingen per persoon van het hele jaar bij elkaar worden geteld, voor zover deze in de vrije ruimte vallen (dus ook het kerstpakket en de boterletter tellen mee). Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als u die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.

 

 

 

Tip!

Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Dit is een risico als u gebruikmaakt van een betalingsregeling in het kader van het bijzonder uitstel van betaling voor coronaschulden. De extra betaling kan dan worden aangemerkt als bonus waarvoor een verbod geldt.

 

 

28.      Heroverweeg concernregeling binnen werkkostenregeling

Heeft u meerdere bv’s, dan kunt u binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte bij een loonsom tot € 400.000 is het gebruik van de concernregeling echter niet altijd voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 1,92% die dit jaar geldt over de eerste € 400.000 van de loonsom. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2024 te bepalen. U kunt de keuze voor ieder jaar weer opnieuw maken. Per 1 januari 2025 gaat het percentage over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom omhoog van 1,92 naar 2%. Het plan is om dit percentage per 1 januari 2027 verder op te hogen naar 2,16%. Over de fiscale loonsom vanaf € 400.000 blijft het percentage van de vrije ruimte ongewijzigd, namelijk 1,18%.

 

Tip!

Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.

 

29.      Ken uzelf een lager gebruikelijk loon toe

Als dga dient u zich een gebruikelijk loon toe te kennen. Dit is minimaal het hoogste van de volgende drie bedragen:

§ 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;

§ het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);

§ € 56.000.

 

U kunt dit gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 56.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel. Om het loon lager dan € 56.000 vast te stellen, moet u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 56.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon in beginsel minimaal € 56.000.

 

Uitzonderingen

Starters mogen maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen.

 

Let op!

In bovenstaande situaties kan zelfs een gebruikelijk loon worden toegekend dat lager is dan het minimumloon als hiervoor zakelijke gronden bestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de continuïteit van uw bv in gevaar komt als de bv toch een gebruikelijk loon ter hoogte van het minimumloon zou uitbetalen.

 

30.      Verminder gebruikelijk loon met kostenvergoedingen en auto van de zaak

Kostenvergoedingen tellen, mits deze individualiseerbaar zijn, mee voor het gebruikelijk loon. Daardoor hoeft u minder brutoloon toe te kennen. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld € 60.000 en een bijtelling van 22%, kunt u het brutoloon dus € 60.000 x 22% = € 13.200 lager vaststellen.

 

Door de vermindering van het gebruikelijk loon, dat in 2024 minstens € 56.000 dient te bedragen, betaalt u als dga minder belasting in box 1.

 

31.      Bijtelling delen met uw partner?

Werkt uw partner mee in uw bv en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van uw partner in schijf 1 (35,82%% in 2023), dan behaalt u een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan uw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert. De verdeling is alleen toegestaan indien u kunt aantonen ook echt samen gebruik te maken van de auto.

 

32.       Vraag tax credit aan voor box 2-verliezen

Een verlies in box 2 is verrekenbaar met positieve inkomsten in box 2 in het voorafgaande jaar of in de zes jaren na het verliesjaar. Bij beëindiging van het box 2-bezit met een verlies, zal doorgaans geen verliesverrekening mogelijk zijn. Op z’n vroegst over het tweede jaar waarin geen box 2-bezit meer bestaat, kan daarom op verzoek het box 2-verlies worden omgezet in een zogenaamde tax credit. Die tax credit kan worden verrekend met de inkomstenbelasting die is verschuldigd in box 1.

 

In het verzoek kan worden aangegeven met de box 1-belasting van welk jaar de tax credit moet worden verrekend. Dat kan een jaar zijn waarover de aanslag nog niet is vastgesteld, maar het kan ook via een ambtshalve vermindering over een ouder jaar (maar niet ouder dan 5 jaar). Dit is van belang, omdat het box 2-tarief met ingang van 2024 is gewijzigd. Als verrekening vanaf 2024 plaatsvindt, bedraagt de tax credit 24,5%. Over eerdere jaren bedraagt deze nog 26,9%. Vraag de tax credit daarom tijdig aan.

 

Tip!

De tax credit wordt alleen optimaal benut als er voldoende inkomstenbelasting in box 1 is verschuldigd. Het is zonde als heffingskortingen daardoor verdwijnen. Het is eventueel ook mogelijk de tax credit deels aan te vragen en deels door te schuiven naar de toekomst.

 

33.      Mogelijk in 2024 laatste keer giftenaftrek in de bv tot € 100.000

In de vennootschapsbelasting bestaat een regeling voor giftenaftrek. Die bedraagt maximaal 50% van de winst tot een maximum van € 100.000. In de belastingplannen 2025 was opgenomen dat deze aftrek zou gaan verdwijnen per 2025, maar de Tweede Kamer heeft hier niet mee ingestemd. Ook in 2025 blijft giftenaftrek in de bv dus mogelijk.

 

In beginsel kan een gift door de bv gezien worden als behoeftebevrediging van de aandeelhouder(s) natuurlijke personen. Dit zou dan leiden tot een verkapte dividenduitkering belast met dividendbelasting en inkomstenbelasting. In 2024 worden giften boven het maximale aftrekbare bedrag nog niet belast met dividendbelasting en inkomstenbelasting. Vanaf 2025 gebeurt dat echter weer wel. Voor giften tot het maximale bedrag is goedgekeurd dat dit niet leidt tot een verkapte dividenduitkering. Hierover is dus geen dividend- en inkomstenbelasting verschuldigd. Het lijkt erop dat deze goedkeuring, net als de giftenaftrek in de bv, in 2025 blijft bestaan. 

 

Tip!

Overweegt u een grote gift aan een ANBI te doen vanuit de bv boven het maximaal aftrekbare bedrag? Doe deze gift dan uiterlijk 31 december 2024. Hiermee voorkomt u mogelijk dividend- en inkomstenbelasting. Uiteraard moet de bv in 2024 dan wel voldoende winst maken en mogelijk levert spreiding van de gift over 2024 en 2025 meer voordeel op. Overleg daarover met uw adviseur.

 

 

Tip!

Kosten waar een tegenprestatie tegenover staat, zoals sponsoring of reclame, zijn geen gift en daarom gewoon aftrekbaar. U kunt daarom ook besluiten uw gift te vervangen door een bedrag ten behoeve van sponsoring of voor het maken van reclame. Op die manier is het bedrag in ieder geval aftrekbaar van de winst.

 

34.      Profiteer nog van de bedrijfsopvolgingsregelingen    

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling in het aanmerkelijk belang (box 2 van de inkomstenbelasting) (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR/DSR kent een forse vrijstelling of uitstel van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. Tevens zijn de BOR en DSR alleen van toepassing op ondernemingsvermogen en niet op beleggingsvermogen in de onderneming. De BOR en DSR worden in stappen aangepast, waarbij de eerste wijzigingen al op 1 januari 2024 in werking traden. Dat betrof onder andere de regel dat vastgoed dat wordt verhuurd aan derden per definitie wordt aangemerkt als belegginsvermogen. Per 1 januari 2025 wordt een volgende reeks maatregelen van kracht en vanaf 2026 de laatste serie wijzigingen. 

 

Van alle wijzigingen per 2025 noemen we de belangrijkste:

 

1.        De vrijstelling in de BOR wordt vanaf 2025 verhoogd naar 100% van de waarde van het ondernemingsvermogen tot €(€in 2024). Voor het bedrag daarboven wordt de vrijstelling verlaagd van 83% (2024) naar 75% van het ondernemingsvermogen. Een berekening leert dat het omslagpunt bij een bedrijfswaarde van ongeveer €komt te liggen. Is uw bedrijf minder waard, dan betekent deze wijziging dat het fiscaal voordelig is met schenken te wachten tot na 2024. Is uw bedrijf echter meer waard, dan is het juist voordelig uw bedrijf zo mogelijk nog dit jaar weg te schenken.

 

2.        Een andere belangrijke wijziging betreft het afschaffen van de 5% doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR. Dit houdt in dat bij ondernemingen beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen toch wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. Voor de BOR gaat deze maatregel in per 1 januari 2025. Voor de DSR zal dit later plaatsvinden. De precieze datum hiervoor is nog niet bekend.

 

3.           Ook wordt de termijn van voortzetting van het overgenomen bedrijf gewijzigd. Die termijn bedraagt nu nog vijf jaar, maar wordt per 2025 gesteld op drie jaar. Een bedrijf kan na overname dus sneller worden verkocht, zonder verlies van de faciliteit.

 

 

 

Let op!

Deze verkorte termijn gaat gelden voor overdrachten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2025. Voor overdrachten tot en met 2024 blijft de termijn van vijf jaar gelden.

 

4.        De dienstbetrekkingseis in de DSR wordt afgeschaft. Op dit moment is de DSR alleen van toepassing indien de voortzetter al minimaal drie jaar onafgebroken in dienst is van de onderneming. Deze eis komt per 1 januari 2025 te vervallen.

 

5.        In plaats van de dienstbetrekkingseis komt de voorwaarde dat de verkrijger minimaal 21 jaar moet zijn. Deze maatregel gaat per 1 januari 2025 voor zowel de BOR als de DSR gelden.

 

6.        De BOR en DSR gelden alleen nog maar voor zover bedrijfsmiddelen zakelijk worden gebruikt. Sommige bedrijfsmiddelen worden zowel zakelijk als privé gebruikt. Denk aan de auto van de zaak voor de ondernemer zelf, maar ook voor personeel. Vanaf 1 januari 2025 zijn de BOR en DSR alleen nog van toepassing op het deel dat zakelijk wordt gebruikt. Gelukkig gaat het alleen gelden voor bedrijfsmiddelen die op het moment van de overdracht een waarde van € 100.000 of meer kennen.

 

Naast bovengenoemde wijzigingen is een aantal andere wijzigingen per 2025 en per 2026 aangekondigd voor de BOR en/of DSR. In sommige situaties worden de regelingen aantrekkelijker en soms worden de regelingen juist versoberd. Van de regelingen die in 2026 in werking moeten treden, zijn de exacte voorwaarden soms nog niet bekend. 
Een wijziging per 2026 lichten we er nog uit. Vanaf 2026 zullen de BOR en DSR alleen nog van toepassing zijn op aandelenbelangen die minimaal 5% van de normale aandelen omvatten. Dat betekent onder andere dat kleinere belangen – opties, winstbewijzen etc. – buiten de boot gaan vallen, terwijl die belangen wel in box 2 kunnen vallen. Ook wordt de definitie van preferente aandelen waarschijnlijk aangescherpt. Hierdoor worden structuren met soort- en letteraandelen risicovoller, omdat die aandelen onbedoeld ook als preferente aandelen kunnen worden aangemerkt. Voor preferente aandelen gelden strengere eisen waaraan met soort- of letteraandelen meestal niet is te voldoen. Ten slotte is het voornemen de BOR en DSR ook niet langer van toepassing te laten zijn op zogenaamde tracking stocks. Dat zijn aandelen die statutair recht geven op bepaalde winsten of bepaalde vermogensbestanddelen. Als ergens in de bv-structuur sprake is van dit soort aandelen, dan is de gehele structuur besmet en zijn de BOR en DSR nergens meer van toepassing. Het advies is dan ook om komend jaar kritisch te kijken naar structuren waarin dit soort aandelen voorkomen.

 

Tip!

Overweegt u uw bedrijf op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, bekijk dan of het – gelet op alle wijzigingen – aantrekkelijk is dit nog in 2024 te laten plaatsvinden of juist te wachten tot 2025. Maatwerk is hier noodzakelijk. Wij adviseren u derhalve altijd contact op te nemen met een van onze adviseurs.

 

 

 

 


 


4 juli 2025
Aankondiging maatregelen 8 e Actieprogramma Onlangs zijn de hoofdlijnen van het 8 e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (8 e AP) bekend gemaakt. Het 8 e AP is een belangrijke basis voor de mestregels voor de periode 2026 t/m 2029 en daardoor ook voor u van belang. Doel en procedure 8 e AP Iedere EU-lidstaat moet, met een Actieprogramma Nitraatrichtlijn, aangeven welke maatregelen genomen worden om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Het 8 e AP gaat over de periode 2026 t/m 2029 en moet voor 1 januari 2026 definitief zijn. Niet alle maatregelen zullen direct ingaan. De aangekondigde maatregelen zijn pas van toepassing als deze in Nederlandse wet- en regelgeving zijn opgenomen. Insteek minister van LVVN De minister wil de huidige maatregelen uit het 7 e AP en de derogatiebeschikking voortzetten. Dit betekent voor u dat de meeste huidige ‘mestregels’ van toepassing blijven. De minister geeft daarnaast aan dat aanvullende (generieke) maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Is de waterkwaliteit in uw gebied in orde? Dan kunt u te maken krijgen met versoepelingen. Echter, dit zal vooralsnog beperkt zijn. Voorgestelde (generieke) maatregelen Zoals aangegeven blijven de meeste (generieke) maatregelen voor u van toepassing. De minister heeft onlangs enkele specifieke maatregelen benoemd. Bufferstroken De verplichte bufferstroken blijven van toepassing. Ligt uw bedrijf in een gebied met klei of veen? En is de waterkwaliteit goed? Dan wordt de verplichte bufferstrook mogelijk 1 meter (i.p.v. standaard 3 meter). Rustgewassen Op de zandgronden ‘noord’ en ‘midden’ blijft, vanuit de mestregels, de 1:4-teelt van rustgewassen gelden. Heeft u een bedrijf in het zuidelijk zandgebied of op löss? Dan moet u waarschijnlijk rustgewassen telen volgens een 1:3-teelt. Misschien dat u ook kunt kiezen voor een 2:6-teelt. Waarschijnlijk mag u dan, binnen een periode van 6 jaar, zelf kiezen in welke twee jaar u het rustgewas teelt. De regel is dan iets soepeler, maar nog steeds een flinke aanscherping van de 1:4-eis. Stikstofgebruiksnorm Bepaalde stikstofgebruiksnormen worden verlaagd. De aanpassingen worden afhankelijk van de grondsoort, het gewas en de waterkwaliteit. Heeft u een bedrijf in het zuidelijk zandgebied of op löss? En past u graslandvernietiging toe? Dat wordt de stikstofnorm van het opvolgende gewas waarschijnlijk afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid stikstof in de bodem. Fosfaatgebruiksnorm U kunt met een aanscherping van de fosfaatnorm te maken krijgen als uw bedrijf in een gebied ligt waar de fosfaatnorm van het oppervlaktewater nog niet gehaald wordt. Ook kan het zijn dat u infiltratiegreppels aan moet leggen om afspoeling van fosfaat te voorkomen. Dit laatste geldt dan waarschijnlijk bij de teelt van bepaalde gewassen op bouwland. Vanggewas na mais op alle klei- een veengrond Het plan is om de verplichting voor de teelt van een vanggewas na mais verder uit te breiden naar alle klei- en veengronden. Op klei/veen geldt deze verplichting op dit moment alleen als u derogatie heeft en het perceel in een NV-gebied ligt. Behoud grasland Grasland heeft t.o.v. bouwland een positief effect op de waterkwaliteit. Het voornemen is dan ook om maatregelen te nemen om het areaal grasland te behouden. Op dit moment is nog niet bekend hoe dit wordt uitgewerkt. Ongetwijfeld bent u benieuwd welke maatregelen voor u gaan gelden. Houdt de berichtgeving goed in de gaten. Start doelsturing in 8 e Actieprogramma De minister en de sector willen op termijn naar een systeem op basis van doelsturing. Het is de bedoeling dat in het 8 e AP de eerste stappen worden gezet voor doelsturing op het gebied van de waterkwaliteit. Systeem doelsturing Met doelsturing is het de bedoeling dat u op uw bedrijf aan (bedrijfsspecifieke) doelen voldoet op het gebied van bijvoorbeeld mineralenverliezen, waterkwaliteit en/of ammoniakemissie. U bepaalt, binnen kaders, zelf welke maatregelen u neemt om deze doelen te bereiken. Bij een goed werkend systeem en goede resultaten kunnen (generieke) maatregelen verminderen. Doelsturing binnen het 8 e AP Binnen het 8 e AP is het de bedoeling dat een aantal bedrijven vrijwillig kunnen deelnemen aan doelsturing op bedrijfsniveau, dat gericht is op het verbeteren van de waterkwaliteit van het grondwater. Het gaat hierbij om doelsturing bij de teelt van gewassen. Alternatief systeem kan leiden tot minder generieke maatregelen Met dit alternatieve systeem moet u uw keuzes, bijvoorbeeld het bemestingsniveau, onder andere baseren op N-mineraalmetingen en het stikstofbodemoverschot. Als u hiermee bepaalde resultaten haalt, kunnen in 2029 enkele generieke maatregelen voor u wellicht vervallen. Dit systeem van doelsturing moet nog verder worden uitgewerkt. Heeft u interesse in doelsturing? Houd de verdere ontwikkelingen in de gaten. Eerste uitwerking ‘van het stikstofslot af’ De stikstofproblematiek in Nederland is al jaren enorm groot. Onlangs heeft de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel haar eerste plannen, om Nederland van het stikstofstofslot te halen, bekend gemaakt. Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel Het kabinet heeft begin dit jaar deze commissie aangesteld. De commissie bestaat uit diverse ministers en staatssecretarissen van het huidige kabinet. Aanpak via vier sporen De commissie heeft in haar eerste plannen gekozen voor een ‘viersporenaanpak’. De aanpak, en de maatregelen die hieruit volgen, moeten nog verder worden uitgewerkt. De vier sporen zijn: · Spoor 1: aanpassing van het vergunningenstelsel. · Spoor 2: maatregelenpakket natuurbehoud en -herstel. · Spoor 3: impact van uitspraken (intern salderen). · Spoor 4: inzet op Europees niveau. Maatregelen landbouwsector Vooral binnen ‘spoor 2’ worden maatregelen voor de landbouwsector genoemd, zoals: · Vrijwillige extensiveringsregeling melkveehouderij. · Nieuwe vrijwillige beëindigingsregeling. · Verdere ontwikkeling doelsturing. · Regionale aanpak, zoals het instellen van een zone (250 meter) rondom de natuurgebieden de Veluwe en de Peel, waarvoor extra opgaven gaan gelden. · Extra budget voor Agrarisch natuurbeheer voor gebieden ‘met de hoogste prioriteit’. Nadere besluitvorming in augustus 2025 De commissie werkt de komende maanden de vergunningssystematiek en de maatregelen verder uit. In augustus worden vervolgbesluiten genomen. Ook komt er dan meer duidelijkheid over de financiering van de maatregelen. Daarnaast worden dan de benodigde wijzigingen in wet- en regelgeving in gang gezet. Wilt u eens sparren over ‘stikstof’ en de eventuele gevolgen/mogelijkheden voor uw bedrijf? Neem dan contact met ons op. Vanaf 2026 controle gewasrotatie-eis GLMC 7 Vanaf 2026 zullen veel bedrijven te maken hebben met de gewasrotatie-eis uit het GLB. Dit geldt ook voor huidige derogatiebedrijven die vanaf 2026 grasland omzetten in bouwland en daardoor onder de 75% gras komen. Gewasrotatie-eis GLMC 7 Als u GLB-subsidies wilt ontvangen moet u aan de conditionaliteiten voldoen, zoals de gewasrotatie-eis vanuit GLMC 7. Hiervoor moet u aan de volgende voorwaarden voldoen: · Op minimaal 1/3 van uw bouwland moet u, op bedrijfsniveau, jaarlijks een ander gewas (andere gewascode) telen dan in het voorgaande jaar. Dit mag u ook invullen met een volgteelt na de hoofdteelt, mits u de volgteelt laat staan tot de hoofdteelt in het opvolgende jaar. · Op ieder perceel bouwland moet u ieder vierde jaar een ander gewas (andere gewascode) als hoofdteelt telen. Heeft u meer dan ‘75% gras’? Dan bent u vrijgesteld van bovenstaande twee voorwaarden. Rustgewas op zand- en lössgrond blijft verplicht Heeft u percelen op zand- of lössgrond? Dan moet u ook voldoen aan de rustgewasverplichting vanuit de ‘mestwetgeving’. Vanaf 2026 controle op andere hoofdteelt Voor de voorwaarde ‘op ieder perceel bouwland ieder vierde jaar een ander gewas (gewascode) als hoofdteelt’ kijkt RVO naar de afgelopen drie jaar. Of u in die drie jaar een vrijstelling heeft gehad of het perceel uit gebruik heeft gegeven maakt geen verschil. Gewascode is ander gewas Als in 2023 t/m 2025 op een perceel altijd hetzelfde gewas is geteeld, dan moet u in 2026 een ander gewas (gewascode) telen. De gewascode is leidend. Hierdoor kunt u bijvoorbeeld i.p.v. snijmais (gewascode 259) MKS (gewascode 1935) telen. Let op dat de uitgevoerde teelt en de registratie aansluiten op de daadwerkelijke situatie. Aantal gewassen vrijgesteld De volgende gewassen zijn vrijgesteld van de rotatieplicht: gras, kruidachtige voedergewassen, bepaalde meerjarige teelten en braak. Deze gewassen mag u wel vier jaar achter elkaar telen. Aandachtspunt derogatiebedrijven In 2026 is derogatie niet meer van toepassing. Heeft u nu derogatie en wilt u vanaf 2026 grasland omzetten naar bouwland en komt u hierdoor onder de 75% grasland? Dan is de vrijstelling voor GLMC 7 niet meer van toepassing. Door de gewasrotatie-eis is continuteelt van bijvoorbeeld snijmais niet meer mogelijk. Heeft u nu derogatie? Let op uw vrijstelling als u in 2026 grasland wil omzetten. Ondersteuning schapensector De schapensector heeft het financieel zwaar. Aangezien de schapenhouderij een belangrijke publieke waarde heeft wil de minister de schapenhouders ondersteunen. Actieplan Schaap Voor de korte termijnondersteuning worden over de jaren 2024 en 2025 geen I&R-heffingen geïnd voor ‘UBN schaap’ en bijbehorende geboorte- en aanvoermeldingen. Voor de langere termijn is de inzet om de vergoeding voor publieke diensten in het kader van natuur- en landschapsbeheer te verhogen. Daarnaast wil de minister de sector ondersteunen bij de marktontwikkeling voor duurzame producten, zodat de schapenhouders (op termijn) een betere prijs ontvangen. Over 2024 en 2025 hoeft u geen I&R-heffingen te betalen voor ‘UBN schaap’. Het bedrag per bedrijf is vaak niet hoog, maar het geeft wel aan dat de minister de sector wil ondersteunen. Doorgeven wijzigingen GO De indieningsperiode voor de Gecombineerde opgave 2025 (GO) is voorbij. Welke wijzigingen kunt of moet u doorgeven en wat zijn eventuele gevolgen? Doorgeven wijzigingen U kunt t/m 15 oktober wijzigingen doorgeven door de GO aan te passen en opnieuw in te dienen. Andere gewascode als hoofdteelt Heeft u per abuis voor de hoofdteelt het verkeerde gewas opgegeven? Dan moet u de juiste gewascode doorgeven. Dit kan gevolgen hebben voor de stikstofgebruiksnorm. Het aanpassen van de gewascode heeft geen gevolgen voor de basispremie. Een ander gewascode kan wel gevolgen hebben voor de ecopremie, als voor het perceel een eco-activiteit is opgegeven die niet kan in combinatie met het aangepaste gewas. Vanggewas: wijziging gewas en/of andere zaaidatum of -periode Ook een wijziging in vanggewas (gewas en/of zaaidatum/-periode) moet u tijdig doorgeven. Een wijziging leidt niet tot een boete of korting voor ‘mest’ en het GLB, mits u aan alle voorwaarden blijft voldoen. Vergeten perceel opgeven Had u een perceel op 15 mei in gebruik en bent u dit vergeten op te geven? Dan moet u dit perceel alsnog opgeven. Voor ‘mest’ telt het perceel mee. Op het perceel kunt u geen GLB-subsidies meer aanvragen. Let op: het perceel telt wel mee voor het benodigd aantal punten en waarde binnen de ecoregeling. Intrekken eco-activiteit Voert u een eco-activiteit niet uit? Of voldoet u niet (meer) aan de voorwaarden? Dan moet u de eco-activiteit zo snel mogelijk en uiterlijk 15 oktober intrekken. Voldoet u op een deel van een perceel niet aan de voorwaarden? Dan kunt u het perceel splitsen en de eco-activiteit niet meer opgeven bij dat deel dat niet voldoet. Intrekken GLB-subsidie Voldoet een perceel of uw bedrijf niet (meer) aan bepaalde subsidievoorwaarden? Bijvoorbeeld omdat het perceel (tijdelijk) uit de landbouw wordt onttrokken? Dan moet u de aangevraagde GLB-subsidie intrekken. U haalt dan het vinkje voor de basispremie weg. Uiterlijk 15 oktober wijzigingen doorgeven RVO beoordeelt uw aangevraagde GLB-subsidies op basis van uw laatst ingediende GO. De aanvraag die u uiterlijk 15 mei hebt ingediend bepaalt wel de maximale hoogte van uw subsidies. Geef wijzigingen zo snel mogelijk en uiterlijk 15 oktober door. Heeft u vragen over eventuele gevolgen? Neem dan contact op met uw adviseur. Bedrijfsoverdracht en GLB Heeft u te maken met een bedrijfsoverdracht na 15 mei? Stel dan uw bedrijfstoeslag veilig. GLB-subsidies naar overnemer Om de subsidies door de overnemer te laten ontvangen moeten enkele zaken worden geregeld, zoals: · De overnemer is actief landbouwer op moment van overdracht. · De overdrager moet op 15 mei actief landbouwer zijn en blijven. · De GLB-aanvraag wordt overgedragen. Overzetten GO door RVO Bij een juridische wijziging, overdracht na overlijden of een overdracht naar eigen Burgerservicenummer kan RVO de GO-gegevens van de oorspronkelijke indiener overzetten. Hiervoor geldt wel een specifieke procedure van RVO. Heeft u te maken met een bedrijfsoverdracht? Neem dan contact met ons op. Naast het veiligstellen van GLB-subsidies spelen ook veel andere zaken. Kort nieuws Onderzaai bij mais telt niet als rustgewas Op zand- en lössgrond moet u eens in de vier jaar een rustgewas telen. U kunt hiervoor als hoofdteelt een aangewezen rustgewas telen. Als rustgewas telt ook: ‘een kort, vroeg geoogst gewas, gevolgd door een voor 1 september en na de oogst van de vorige teelt ingezaaid onbemest vanggewas’. Zaait u een vanggewas in als onderzaai bij de teelt van mais? Dan telt dit niet mee als rustgewas, ongeacht of u de mais vroeg oogst. De reden is dat het onbemeste vanggewas na de oogst van de hoofdteelt ingezaaid moet worden. Bij onderzaai voldoet u hier niet aan. Eco-activiteit rustgewas vanaf 2026 Teelt u een toegestaan rustgewas? Dan kunt u t/m 2025 voor het betreffende perceel in aanmerking komen voor de eco-activiteit ‘rustgewas’. Vanaf 2026 kunt u alleen voor deze eco-activiteit in aanmerking komen als u in minimaal één van de drie voorgaande jaren ook een rustgewas heeft geteeld. Dit betekent dat als u in 2026 een rustgewas teelt, dat u de eco-activiteit rustgewas alleen kunt toepassen als u in de jaren 2023, 2024 en/of 2025, op het perceel al een rustgewas hebt geteeld. Deze 1:3-eis gaat gelden voor alle grondsoorten. Handreiking BEX 2025 Past u BEX toe bij uw melkvee? Dan geldt dit jaar de ‘Handreiking BEX 2025’. Eén van de aanpassingen is dat de BEX vanaf dit jaar rekent met een hogere ammoniakemissie voor uw melkvee. Het gevolg is dat de stikstofexcretie (stikstofproductie) lager wordt. U hoeft dus minder stikstof te verantwoorden binnen uw mestbalans. Agenda T/m 30 juni • Zichtbare bedekking gras en klaver bij eco-activiteit ‘grasklaver’. T/m 31 augustus • Minimaal 80% bedekking met een toegestaan gewas bij eco-activiteit ‘groene braak’. T/m 30 september • Zichtbare bedekking gras, kruiden en vlinderbloemigen bij eco-activiteiten ‘kruidenrijk grasland’. • Zichtbare bedekking kruiden en vlinderbloemigen bij eco-activiteiten ‘kruidenrijke bufferstrook’. Voor deze eco-activiteiten geldt, t.a.v. de bedekking, een uitzondering als u op het perceel het ANLb-beheerpakket ‘plasdras voor weidevogels’ uitvoert. Uiterlijk 15 oktober • Wijzigingen GO doorgeven. Bepaalde wijzigingen doorgeven zodra dit bekend is, zoals bijvoorbeeld het intrekken van een eco-activiteit bij niet voldoen aan de voorwaarden. Over ons Wij verzorgen boekhouding, belastingaangifte en financieel advies voor ondernemers in het MKB en de agrarische sector, maar ook voor particulieren. Heeft u behoefte aan een persoonlijke adviseur die dicht bij u staat, uw behoeften begrijpt en met u meedenkt? Kijk hieronder voor de contactgegevens van een WEA vestiging bij u in de buurt. Onze kantoor: Naaldwijk Tel.0174 – 63 02 41 info@weanaaldwijk.nl WEA Accountants & Adviseurs kan niet garanderen dat deze informatie te allen tijde actueel en compleet is. WEA aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade welke ontstaat naar aanleiding van het raadplegen van deze nieuwsbrief. Raadpleeg altijd eerst uw adviseur voordat u tot actie overgaat.
1 juli 2025
The body content of your post goes here. To edit this text, click on it and delete this default text and start typing your own or paste your own from a different source.
1 juli 2025
1. Vanaf 2026 afbouw inhouding huisvesting op minimumloon Werkgevers mogen in 2025 voor de kosten van huisvesting van een werknemer nog maximaal 25% van het minimumloon inhouden op het wettelijke minimumloon van die werknemer. Het voorstel is om dit percentage vanaf 2026 tot en met 2029 jaarlijks met 5% te verlagen. De maximum inhouding bedraagt dan in 2026 20%, in 2027 15%, in 2028 10% en in 2029 5%. Vanaf 2030 mogen dan geen kosten van huisvesting meer ingehouden worden op het wettelijk minimumloon. Het voorstel moet nog in een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden worden. Nu het kabinet inmiddels demissionair is, is echter onduidelijk of dit voorstel daadwerkelijk wordt ingevoerd. 2. Controle lage Awf-premie door Belastingdienst De Belastingdienst heeft met dagtekening 5 juni 2025 brieven verzonden over het herzien van de lage Awf-premie naar de hoge Awf-premie. Heeft u zo’n brief ontvangen, controleer dan of u de lage Awf-premie moet herzien. Dit is het geval als de dienstbetrekking van een werknemer binnen twee maanden na de start al eindigt. Maar ook als voor een werknemer meer dan 30% meer uren verloond zijn dan zijn contracturen, tenzij de contracturen van de werknemer 35 of meer (tot en met 2024) of meer dan 30 (vanaf 2025) uren per week zijn. Heeft u al herzien, dan hoeft u niet te reageren op de brief. Moet u herzien, dan doet u dat door de aangiftetijdvakken te corrigeren. Vindt u dat u niet hoeft te herzien, dan moet u dat per mail of brief uitleggen aan de Belastingdienst. Neem voor meer informatie en advies contact op met onze adviseurs. 3. Brief Belastingdienst voortzettingseis bij schenking onderneming De Belastingdienst stuurde in de week van 11 juni 2025 een brief aan iedereen die in 2021 een onderneming geschonken kreeg en daarbij gebruikmaakte van vrijstelling in de schenkbelasting (BOR). Deze vrijstelling is voorwaardelijk en vervalt als de voortzetter de onderneming niet minimaal vijf jaar voortzet. Dit is bijvoorbeeld het geval bij verkoop of beëindiging van de onderneming of de aandelen, wijziging van de activiteiten of een faillissement binnen de voortzettingstermijn. Over de geschonken onderneming wordt dan alsnog schenkbelasting verschuldigd. Voor schenkingen vanaf 1 januari 2025 bedraagt de voortzettingstermijn overigens drie jaar. De Belastingdienst wijst er in de brief op dat u binnen acht maanden na het niet meer voldoen aan het voortzettingsvereiste een aangifte hiervan moet doen. Dit geldt overigens niet alleen voor schenkingen. Ook bij schending van het voortzettingsvereiste na een geërfde onderneming moet een aangifte gedaan worden. 4. Aanvraag subsidie praktijkleren tot 17 september Vanaf maandag 2 juni 2025 tot dinsdag 17 september 2025 17.00 uur is het voor het studiejaar 2024/2025 mogelijk om subsidie praktijkleren aan te vragen. Om in aanmerking te komen voor de subsidie moet een bedrijf of instelling een praktijk- of werkleerplaats aanbieden voor het vmbo, mbo of hbo, promovendi en toio’s, praktijkonderwijs en VSO. Per onderwijscategorie gelden andere voorwaarden. De subsidie bedraagt maximaal € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. Zijn er meer goedgekeurde aanvragen dan het beschikbare budget, dan kan de subsidie lager zijn dan € 2.700. In het studiejaar 2024-2025 geldt er voor praktijkplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie geen aanvullende subsidie meer. 5. Aanvraag SLIM voor samenwerkingsverband tot 30 juni 2025 Voor samenwerkingsverbanden is het mogelijk om van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 juni 2025 17.00 uur een aanvraag te doen voor de SLIM-subsidie. Het subsidiepercentage voor een samenwerkingsverband bedraagt 60% van de subsidiabele kosten. Per aanvraag kan maximaal € 500.000 subsidie worden aangevraagd (maximaal € 200.000 per samenwerkingspartner). Voor landbouwbedrijven bedraagt dit maximum € 20.000, voor visserijbedrijven € 30.000 en voor goederenvervoer over de weg € 100.000. De subsidiabele kosten moeten minimaal € 210.000 bedragen. Vanaf 2025 is er een aantal wijzigingen. Zo kunnen samenwerkingsverbanden onder meer een voorschot krijgen van 25% van het verleende subsidiebedrag, wordt voor het opstellen van een controleverklaring door een accountant een vaste vergoeding van € 3.000 verstrekt en kan een subsidieaanvrager maximaal drie maanden uitstel aanvragen als de subsidiabele activiteiten niet op tijd zijn afgerond door omstandigheden die hem niet zijn aan te rekenen. 6. Subsidie Ondersteuning Werkgevers Inzet Statushouders (SOWIS) Werkgevers met statushouders die nog niet langer dan zes maanden in dienst zijn, kunnen van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 17.00 uur weer de Subsidie Ondersteuning Werkgevers Inzet Statushouders (SOWIS) aanvragen. De statushouders moeten een arbeidsovereenkomst van minimaal twintig uur per week voor de duur van ten minste twaalf maanden hebben. Het Ministerie van SZW heeft een handreiking ontwikkeld voor een te hanteren activiteitenplan. Werkgevers kunnen voor maximaal vier statushouders subsidie krijgen. De SOWIS bedraagt voor de eerste statushouder € 8.000, voor de tweede € 6.000 en voor de derde en vierde ieder € 5.000.
Meer posts