5 Tips voor de automobilist

duda-wsm • 1 december 2024

43.      Vraag als particulier voor laatste keer subsidie aan voor elektrische auto

Particulieren die een elektrische auto aanschaffen, kunnen hiervoor in 2024 voor de laatste keer subsidie krijgen. De subsidie bedraagt in 2024 € 2.950 voor nieuwe elektrische auto’s en € 2.000 voor occasions. Er is meer subsidie beschikbaar gesteld voor occasions, omdat het budget ontoereikend was. Door de extra subsidie is er waarschijnlijk voldoende voor alle aanvragen, maar gezien de grote belangstelling is het verstandig niet tot het laatste moment met een aanvraag te wachten. Voor de subsidie geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de auto liggen tussen € 12.000 en € 45.000 en moet de actieradius minstens 120 kilometer zijn.

 

De subsidie is alleen bestemd voor particulieren, wat betekent dat de auto niet tot het ondernemingsvermogen mag behoren. Ondernemers kunnen de subsidie dus alleen krijgen als ze de auto in privé aanschaffen. In dat geval kan men voor woon-werk- en zakelijke kilometers € 0,23/km (2024) ten laste van de winst brengen.

 

De subsidie kan online worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (www.rvo.nl). Dit kan pas nadat u de koop- of leaseovereenkomst heeft gesloten. U kunt de subsidie alleen verkrijgen indien de elektrische auto bij een erkend bedrijf wordt aangeschaft. Dit om fraude bij handel tussen particulieren te voorkomen.

 

44.      Koop nog in 2024 een nieuwe bestelauto

Btw-ondernemers die een bestelauto minstens 10% zakelijk gebruiken, hebben bij aanschaf van een bestelauto recht op vrijstelling van bpm. Dat scheelt fors qua investering. Dit voordeel verdwijnt met ingang van 2025.

 

Voor bestelauto’s geldt in 2025 geen vast basisbedrag, maar alleen een tarief van € 66,91 vermenigvuldigd met het aantal gram/km CO2-uitstoot. Voor een bestelauto zonder CO2-uitstoot betekent dit dus dat de bpm nul bedraagt.

 

Tip!

Voor veel ondernemers is de aanschaf van een bestelauto een grote uitgave. In de financiële planning kan het daarom raadzaam zijn de aanschaf niet in 2025 of later te doen, maar naar voren te halen en nog in 2024 te plannen.

 

45.      Koop nog in 2024 een nieuwe plug-inhybride auto

Vanaf 1 januari 2025 wordt de aparte bpm-tariefstructuur voor plug-inhybride voertuigen (PHEV’s) afgeschaft. PHEV’s vallen dan onder de reguliere bpm-tabel, met lagere tarieven per gram CO2-uitstoot. Dit komt doordat de CO2-uitstoot van PHEV’s door nieuwe Europese richtlijnen realistischer gemeten wordt. Hoewel dit in eerste instantie kan leiden tot een lagere bpm voor sommige PHEV’s, stijgt dit juist (fors) wanneer nieuwe voertuigen met een hogere CO2-uitstoot worden ingevoerd.

 

Deze wijziging leidt tot een stijging van de bpm met ongeveer € 1.300 tot € 7.600 per 
voertuig. In 2027 wordt een verdere CO2-uitstootstijging verwacht, wat kan leiden tot een bpm van ongeveer € 15.000 per voertuig. Was u dus toch al van plan op korte termijn een plug-inhybride auto aan te schaffen, doe dit dan zo mogelijk nog in 2024.

 

46.      Vraag in 2024 nog SEBA aan

U kunt alleen dit jaar nog gebruikmaken van de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). De subsidie geldt bij aanschaf van een nieuwe, emissieloze elektrische bedrijfsauto. Dit zijn bestelauto’s met een gewicht tot 3.500 kilo (categorie N1) of kleine vrachtauto’s tot 4.250 kilo (categorie N2).

 

De subsidie is afhankelijk van uw bedrijfsgrootte. Voor kleine ondernemingen en non-profit-instellingen bedraagt het percentage SEBA 12, voor middelgrote ondernemingen 10 en voor grote ondernemingen 7. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000 per auto.

 

Let op!

Een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van de SEBA is dat u op het moment van aanvragen van de SEBA nog geen definitieve koop- of financial leaseovereenkomst mag hebben afgesloten. U vraagt dus eerst de SEBA aan.

 

Wilt u geen emissieloze bedrijfsauto aanschaffen als u geen SEBA krijgt, neem dan in het koopcontract op dat de order pas definitief wordt nadat de SEBA is toegewezen. U kunt de SEBA digitaal aanvragen bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Hiervoor heeft u eHerkenning op minimaal niveau 2+ nodig.

 

47.      SPRILA subsidies op onderdelen nog mogelijk

 

Ondernemers die op eigen terrein of op gehuurd terrein een infrastructuur aanleggen voor het laden van elektrische voertuigen, konden vanaf 24 september 2024 SPRILA subsidie aanvragen. De budgetten voor de onderdelen advies voor en aanleg van laadinfrastructuur voor DC-laadstations en investeringen in een stationaire batterij zijn al overtekend.

 

De budgetten voor de onderdelen advies voor en aanleg van laadinfrastructuur voor DC-laadstations en investeringen in een stationaire batterij zijn al overtekend.

 

Tip!

Voor OV-concessiehouders of touringcarbedrijven zijn deze onderdelen nog niet overtekend. Het lijkt wel verstandig om zo snel mogelijk een aanvraag te doen. Ook voor advies voor en aanleg van laadinfrastructuur voor AC-laadstations zijn er nog mogelijkheden. Op 4 oktober 2024 was er van het budget van €tot een bedrag van €subsidie aangevraagd.

 

Komt u in aanmerking voor minder dan € 25.000 subsidie voor aanschaf, dan laat u eerst de laadinfrastructuur aanleggen en vraagt u daarna binnen 13 weken de subsidie aan. Aanvragen kan nog tot 31 decemberuur. Vraagt u subsidie aan voor een onderdeel wat al is overtekend, dan schuift uw aanvraag door en krijgt deze als datum van aanvraag de eerste dag van de aanvraagperiode van 2025.

 

Is het subsidiebedrag € 25.000 of hoger, dan moet u subsidie aanvragen met een offerte. Maar let op, u mag dan nog geen opdracht gegeven hebben en de offerte dus nog niet getekend hebben.

 

Let op!

De subsidie voor advieskosten kunt u pas aanvragen nadat u het advies heeft ontvangen.

 

Het aanvragen van de subsidie is mogelijk tot en met 31 december 2024, 12.00 uur. Het beschikbare bedrag wordt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen verdeeld. Wacht daarom niet te lang met het aanvragen van de subsidie.

 

48.      Houd rekening met verval lage bijtelling na 60 maanden

Het percentage aan bijtelling voor de auto van de zaak geldt gedurende een termijn van maximaal 60 volle kalendermaanden. Daarna is het dan geldende percentage van toepassing (bij auto’s van vóór 2017 kunt u zelfs uitgaan van 25% in plaats van 22%). Heeft u een elektrische auto van de zaak die in 2020 op kenteken is gezet, houd er dan rekening mee dat de lage bijtelling van 8% tot een cataloguswaarde van € 45.000 in 2025 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 17% tot een cataloguswaarde van € 30.000 en 22% over het meerdere.

 

Tip!

Krijgt de auto een (fors) hogere bijtelling, dan is het wellicht voordeliger deze in privé te gaan rijden. Deze optie bestaat voor dga’s en overige werknemers, maar in beginsel niet voor de ondernemer in de inkomstenbelasting. Indien u ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet u namelijk een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen. Gebruikt u de auto vanaf 2025 echter minder dan 10% zakelijk, dan bent u zelfs verplicht de auto als privé aan te merken. Op deze manier kunt u de bijtelling dus wel ontgaan.

Bij overname van de auto in privé vervalt de bijtelling, moeten alle autokosten privé betaald worden en kan voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkverkeer, een belastingvrije vergoeding van € 0,23/km worden gegeven.

 

Tip!

Wordt de bijtelling voor u in 2025 fors hoger, dan kunt u ook overwegen de auto vanaf 1 januari 2025 aantoonbaar nog maximaal 500 kilometer privé te gebruiken en zo de bijtelling voorkomen.

           


 



16 mei 2025
1. Toelatingsstelsel uitzendbureaus per 1 januari 2027 De Tweede Kamer heeft ingestemd met een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus vanaf (beoogd) 2027. Het voorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Een Toelatende Instantie (TI) van het Ministerie van SZW bepaalt straks wie toegelaten wordt. Voor toelating is nodig: een VOG, een waarborgsom van € 100.000 (€ 50.000 voor starters) en aantoonbaar voldoen aan relevante wetgeving. Bedrijven die vanaf 1 januari 2027 onder het overgangsrecht vallen, mogen personeel blijven uitlenen zolang de TI de aanvraag voor een vergunning nog niet heeft beoordeeld. Voor toepassing van het overgangsrecht moeten zij zich tussen 1 november 2026 en 1 januari 2027 melden bij de TI en daarna vóór 1 juli 2027 een toelatingsaanvraag doen. Vanaf 2028 beboet de Arbeidsinspectie uitleners én inleners die zich niet aan het nieuwe toelatingsstelsel houden. 2. Fiscale regeling aandelenopties bij start-ups en scale-ups Het kabinet is van plan om met ingang van 2027 een belastingkorting in de loonbelasting te introduceren voor voordelen uit aandelenopties voor werknemers van start-ups en scale-ups. De belastingkorting wordt vormgegeven door de grondslag van de voordelen uit aandelenopties te beperken tot 65%, zodat over een lager voordeel belasting wordt geheven. Het voorstel is om ook het moment van belastingheffing uit te stellen naar uiterlijk het moment waarop de aandelen – die verkregen zijn na uitoefening van de aandelenopties – worden verkocht. Op die manier hoeft er nog geen belasting betaald te worden als er nog geen geld beschikbaar is. Doel van de fiscale regeling is om de toegang tot talentvolle werknemers voor start-ups en scale-ups te verbeteren. De regeling wordt op dit moment nog uitgewerkt en is dus nog niet definitief. 3. Samenwerkingsverband dga met eigen bv fiscaal aangepakt Een dga kan als IB-ondernemer een samenwerkingsverband aangaan met de eigen bv, bijvoorbeeld in de vorm van een vof, cv of maatschap tussen de dga en de bv. De bv brengt in het samenwerkingsverband dan de onderneming in en/of het gebruik/genot van bepaalde activa. De dga brengt zijn arbeid in. Het kabinet bekijkt momenteel hoe ze deze in hun ogen ongewenste belastingconstructie kunnen aanpakken. Daarbij wordt gedacht aan het niet kunnen toepassen van de fiscale ondernemersfaciliteiten in de IB in dit soort situaties. 4. Hogere korting mrb emissievrije auto’s Eigenaren van elektrische auto’s en andere auto’s zonder CO 2 -uitstoot krijgen in 2025 een tariefskorting van 75% op de mrb. In plaats van 100% betalen zij dus 25%. Voor de jaren 2026 tot en met 2028 was een tariefskorting afgesproken van 25%. In de Voorjaarsnota 2025 is deze tariefskorting verhoogd naar 30%. In plaats van 100% wordt dan dus niet 75% maar 70% verschuldigd. Voor het jaar 2029 blijft de tariefskorting wel gehandhaafd op 25%. Vanaf het jaar 2030 geldt geen tariefskorting meer. De verhoging van de tariefskorting wordt opgenomen in het op Prinsjesdag 2025 aangeboden Belastingplanpakket 2026 en is dus nog niet definitief. 5. Introductie vereenvoudigde inlenersaansprakelijkstelling Het kabinet wil dat de Belastingdienst eenvoudiger een inlener en doorlener aansprakelijk kan stellen door de introductie van twee bewijsvermoedens. Zo wil het kabinet het mogelijk maken dat de Belastingdienst de inlener en doorlener aansprakelijk kan stellen voor maximaal 35% van de factuursom, zonder verder onderzoek te doen naar de daadwerkelijke omvang van de aansprakelijkheidsschuld. Het tweede bewijsvermoeden dat geïntroduceerd wordt, is dat een onderneming die ingeschreven is in het openbaar register als toegelaten uitzendonderneming, een uitlener is. Voor beide bewijsvermoedens komt voor de inlener en doorlener wel een tegenbewijsmogelijkheid. Het voorstel voor de bewijsvermoedens moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Inwerkingtreding vindt plaats gelijktijdig met het toelatingsstelsel voor uitzendbureaus (beoogd 2027). 6. Versoepeling pseudo-eindheffing RVU verlengd tot en met 2028 Als een werkgever een uitkering doet, zodat een oudere werknemer eerder kan stoppen met werken, kan de werkgever hierover een pseudo-eindheffing verschuldigd zijn van 52%. Vanaf 2021 is deze pseudo-eindheffing niet verschuldigd als een werknemer maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd een bedrag krijgt dat niet hoger is dan de drempelvrijstelling (bedrag in 2025 € 2.273 bruto per maand). Deze versoepeling zou eind 2025 stoppen, maar wordt verlengd tot en met 2028. Daarnaast wordt de drempelvrijstelling verhoogd. Er is ook budget gereserveerd voor een mogelijke verlenging van de regeling vanaf 2029. Om dit allemaal te dekken, wordt de pseudo-eindheffing vanaf 2026 in stappen verhoogd, tot deze in 2028 65% bedraagt. De verlenging en verhogingen worden opgenomen in het Belastingplanpakket 2026 dat op Prinsjesdag 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. De precieze details worden dan ook bekend.
16 mei 2025
De Hoge Raad heeft bepaald dat schoonmakers die via het inmiddels failliete onlineplatform Helpling hun diensten aanboden, kwalificeerden als uitzendkracht. Er was geen sprake van een reguliere arbeidsovereenkomst met Helpling of de particuliere huishoudens. Feiten Helpling was een onlineplatform voor schoonmaakwerkzaamheden. De FNV had samen met een schoonmaker die via Helpling diensten aanbood, een procedure aangespannen tegen Helpling. In deze procedure werd de rechter verzocht te bepalen dat sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Mocht de rechter daar niet in meegaan, dan werd verzocht te bepalen dat sprake was van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Helpling daarentegen was van mening dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de huishoudens en de schoonmakers. Hoe werkte het platform? Een schoonmaker kon zich via de website van Helpling aanmelden voor schoonmaakwerkzaamheden. De schoonmaker kon daarbij zelf aangeven tegen welk uurtarief hij wilde werken. Helpling liet vervolgens aan huishoudens die op zoek waren naar een schoonmaker via het platform zien welke schoonmakers beschikbaar waren. Het huishouden deed vervolgens een boekingsverzoek, waarna bij acceptatie hiervan door de schoonmaker de boeking feitelijk tot stand kwam. Helpling verzorgde via een speciale betaaldienst de betalingen aan de schoonmakers en rekende een provisie van minimaal 23% en maximaal 32%. Er golden voor de huishoudens en voor de schoonmakers verschillende door Helpling opgestelde algemene voorwaarden, waarmee ze akkoord moesten gaan. Oordeel gerechtshof Eerder oordeelde het gerechtshof al dat er tussen Helpling en de schoonmakers een uitzendovereenkomst bestond, en er geen sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst. De huishoudens waren daarbij de inleners. Tegen deze uitspraak stelden zowel Helpling als de FNV beroep in cassatie in bij de Hoge Raad, omdat ze het niet eens waren met de kwalificatie uitzendovereenkomst. Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad heeft – in afwijking van het advies van de advocaat-generaal – geoordeeld dat er inderdaad sprake was van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. De advocaat-generaal oordeelde nog dat tussen Helpling en de schoonmakers een reguliere arbeidsovereenkomst bestond, omdat particuliere huishoudens niet zouden kunnen optreden als inlener. De Hoge Raad is het daar niet mee eens. Noch uit de wetsgeschiedenis, noch uit het stelsel van de wet volgt dat de terbeschikkingstelling van een uitzendkracht uitsluitend kan plaatsvinden in het kader van het beroep of bedrijf van de inlener. Er is verder voldaan aan de criteria van een uitzendovereenkomst, namelijk dat de huishoudens als inlenende partij het toezicht en de leiding uitoefenden en dat Helpling de formele gezagsrelatie had en de betalingen beheerde. Dit laatste maakt dat er ook geen sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en de huishoudens.
16 mei 2025
Het kabinet gaat ongelijke verdelingen van een huwelijksgemeenschap en ongelijke verdelingen bij een verrekenbeding fiscaal aanpakken. Een wetswijziging heeft ter consultatie gelegen. Aanleiding Aanleiding is de uitkomst van een arrest van de Hoge Raad van begin 2024 waarbij twee echtgenoten huwelijksvoorwaarden aangingen in het zicht van overlijden van een van hen. De Hoge Raad oordeelde dat de ongelijke verdeling – waarbij de langstlevende 90% kreeg toebedeeld – niet in strijd was met de wet. Het kabinet wil dit aanpakken en kiest er daarom voor om de wet te wijzigen. Internetconsultatie De voorgenomen wetswijziging wordt opgenomen in het Belastingplan 2026 dat op Prinsjesdag 2025 zal worden gepresenteerd. Over deze wetswijziging was een internetconsultatie. Constructie De constructie komt erop neer dat partners in het zicht van overlijden, bijvoorbeeld bij een ongeneeslijke ziekte, in hun huwelijksvoorwaarden de gerechtigdheid tot de huwelijksgoederengemeenschap aanpassen ten gunste van de partner die hoogstwaarschijnlijk het langst leeft. Het wijzigen van een verrekenbeding ten gunste van de partner die hoogstwaarschijnlijk het langst leeft, heeft hetzelfde effect. De achterblijvende partner erft minder en er hoeft minder erfbelasting te worden betaald dan bij een gelijke verdeling (50%-50%). Voorstel wetswijziging Het kabinet wil genoemde constructie bestrijden. Het voorstel van het kabinet gaat echter veel verder dan het bestrijden van de aanpassingen van de huwelijksvoorwaarden inzake de huwelijksgoederengemeenschap of de verrekenbedingen in het zicht van overlijden van een van de partners. Het kabinet stelt namelijk voor om schenk- of erfbelasting te heffen bij elke ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap of bij elk toegepast verrekenbeding waarbij aan een partner meer toekomt dan de helft van de gemeenschap of de te verrekenen som. Hiermee worden dus niet alleen huwelijkse voorwaarden getroffen die gewijzigd zijn in het zicht van overlijden, maar alle huwelijksvoorwaarden waarvan het effect is dat er een ongelijke verdeling ontstaat. Wat betekent de wetswijziging? Als het voorstel ongewijzigd in de wet wordt opgenomen, betekent dit het volgende: § Als bij een overlijden een partner bij ontbinding van de huwelijksgemeenschap of bij uitvoering van een verrekenbeding meer krijgt toebedeeld dan de helft, wordt het meerdere gezien als verkrijging op grond van erfrecht. Afhankelijk van de hoogte en andere verkrijgingen, is de langstlevende partner hierover erfbelasting verschuldigd. § Als een partner bij een echtscheiding door ontbinding van de huwelijksgemeenschap of uitvoering van een verrekenbeding meer krijgt toebedeeld dan de helft, wordt het meerdere gezien als schenking. Afhankelijk van de hoogte en andere schenkingen is hierover schenkbelasting verschuldigd. Terugwerkende kracht 18 april 2025 Hoewel het voorstel nog in een wetsvoorstel moet worden opgenomen en door de Tweede en Eerste Kamer moet worden goedgekeurd, wordt in het voorstel al wel rekening gehouden met onmiddellijke inwerkingtreding vanaf 18 april 2025. Dit is de datum waarop in de Voorjaarsnota 2025 de maatregel bekend werd. Uitzonderingen Alleen de volgende huwelijksvoorwaarden worden niet getroffen door de voorgestelde wetswijziging: - huwelijksvoorwaarden waarin al een ongelijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is overeengekomen vóór 18 april 2025, en - huwelijksvoorwaarden waarin al een finaal verrekenbeding met ongelijke breukdelen is overeengekomen vóór 18 april 2025. Let op: Alle huwelijksvoorwaarden die vanaf 18 april 2025 zijn aangegaan of gewijzigd, worden wel volledig door de maatregel getroffen. Dit is ook het geval als de huwelijksvoorwaarden vanaf 18 april 2025 op andere onderdelen dan de ongelijke verdeling worden aangepast. Door elke aanpassing van huwelijksvoorwaarden vanaf 18 april 2025 wordt dus de uitzonderingspositie opgeheven!
Meer posts