4 Tips voor werkgevers

duda-wsm • 21 november 2023

4       Tips voor werkgevers


46.     Rapportageplicht werkgebonden personenmobiliteit voor grote werkgevers

Werkgevers met meer dan 100 werknemers worden per 1 januari 2024 verplicht om de CO2-uitstoot van hun personeel bij te houden. Het doel van deze verplichting is een reductie van 1,5 megaton CO2 in 2030.

 

Alle zakelijke reizen van het personeel moeten worden bijgehouden, zowel het woon-werkverkeer als alle overige zakelijke reizen. Op basis van de ingediende gegevens berekent de RVO de CO2-emissie. Voldoet u aan de criteria? Dan heeft u tot uiterlijk 1 januari 2024 de tijd om uw administratie hierop aan te passen.

 

Let op!

In diverse media wordt gesproken over het feit dat de startdatum van de verplichte registratie doorgeschoven wordt van 1 januari 2024 naar 1 juli 2024 vanwege problemen rondom de uitvoerbaarheid van de maatregel. De overheid heeft dit tot op heden nog niet officieel bevestigd. Wij adviseren u daarom de registratie per 1 januari 2024 zekerheidshalve te starten.

 

Voorlopig geldt alleen de verplichting tot rapportering. Vanaf 2026 kan er aanvullende regelgeving komen als blijkt dat uw werknemers samen te veel CO2 uitstoten. Deze rapportageverplichting is onderdeel van het ‘Besluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit’, een maatregel in het Klimaatakkoord.

 

U heeft als werkgever onder meer de volgende gegevens nodig:

§ Het totaalaantal kilometers dat uw werknemers in een kalenderjaar hebben afgelegd voor zakelijk en woon-werkverkeer.

§ Jaartotaal aan kilometers verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype.

Via een digitaal formulier levert u de gevraagde gegevens bij RVO aan. Ook de CO2-berekening wordt via dit digitale formulier gedaan. De rapportage over 2024 moet uiterlijk 30 juni 2025 zijn ingediend. Voor het digitale formulier heeft u minimaal eHerkenning niveau eH2+ met machtiging RVO-diensten nodig.

 

47.      Verhoging belastingvrije reiskostenvergoeding

Stelt u geen vervoersmiddel ter beschikking aan uw werknemer, dan kunt u de werknemer in 2023 een belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,21/km geven. Het maakt daarbij niet uit op welke wijze de werknemer reist. Dit geldt voor zowel woon-werkverkeer als voor zakelijke kilometers. Bij reizen per openbaar vervoer mag u ook de werkelijke kosten vergoeden.

 

Het bedrag van de belastingvrije vergoeding stijgt in 2024 naar € 0,23/km.

 

Ga tijdig na of u verplicht bent om hierin mee te gaan. Dan kunt u daarmee in uw begroting voor volgend jaar rekening houden. Want 2 cent per kilometer lijkt niet veel, bij veel kilometers kan het toch hard doortellen.

 

Let op!

U bent als werkgever arbeidsrechtelijk in beginsel niet verplicht dit verhoogde bedrag ook aan uw werknemers te betalen. Dit is anders indien in een arbeidsovereenkomst, de arbeidsvoorwaarden en de cao is bepaald dat de maximale fiscale vergoeding moet worden vergoed. In dat geval heeft u geen keuze en moet u mee met de verhoging.

 

48.      Verruiming vrijstelling ov-abonnement en voordeelurenkaarten

De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van ov-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling binnen de werkkostenregeling. Enige voorwaarde is dat de werknemer het abonnement ook gebruikt (in welke mate dan ook) voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer). De verruiming betekent dat u uw werknemers in 2024 eerder een onbelast ov-abonnement kunt verstrekken. U hoeft dit namelijk niet meer onder te brengen in de werkkostenregeling of te bruteren als u wilt voorkomen dat uw werknemer een deel van de kosten zelf dient te betalen. Als de werknemer het ov-abonnement ook privé gebruikt, levert dat geen belastingheffing op.

 

49.      Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2024 wilt vergoeden dan wel verstrekken nog in 2023 kunnen worden vergoed of verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaalt u hem terug, bij ‘verstrekken’ koopt u de zaak en geeft u deze aan de werknemer. Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2023 over is door te schuiven naar 2024.

 

Houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2023 is verruimd. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte dit jaar 3% en volgend jaar (2024) nog slechts 1,92%. Over het meerdere blijft de vrije ruimte 1,18%. Dreigt u dit jaar de vrije ruimte te overschrijden, overweeg dan het verschaffen van vergoedingen en verstrekkingen uit te stellen tot 2024. Dit is uiteraard alleen voordelig als u in 2024 naar verwachting binnen de vrije ruimte blijft.

 

Houd rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit betekent dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Het betekent echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht.

 

Tip!

Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als u die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.

 

Tip!

Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Dit is niet mogelijk als u gebruikmaakt van een betalingsregeling in het kader van het bijzonder uitstel van betaling voor coronaschulden. De extra betaling kan dan worden aangemerkt als bonus waarvoor een verbod geldt.

 

50.      Heroverweeg gebruik concernregeling binnen werkkostenregeling

Heeft u meerdere bv’s, dan kunt u binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte bij een loonsom tot € 400.000 is het gebruik van de concernregeling echter niet altijd voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 3% die dit jaar geldt over de eerste € 400.000 van de loonsom. Vanaf 2024 is dit nog1,92%. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2023 te bepalen.

 

 

Tip!

Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.

 

51.      Vier kerst dit jaar ‘WKR-optimaal’ met uw personeel

Geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. En een bedrijfsfeestje is begin 2024 misschien net zo gezellig als eind 2023. Omdat deze verstrekkingen dan in 2024 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2024.

 

Let op!

Bedenk wel dat schuiven alleen zin heeft als u in 2024 niet met dezelfde dreigende overschrijding van de vrije ruimte te maken krijgt. Houd er daarbij rekening mee dat de vrije ruimte in 2024 lager is dan in 2023. Over de eerste € 400.000 van uw loonsom bedraagt de vrije ruimte in 2024 namelijk nog maar 1,92% in plaats van 3% in 2023.

 

Let op!

Het kan aantrekkelijk zijn om de kerstborrel op de eigen werkvloer te houden, omdat er dan sprake is van een nihilwaardering die geen gevolgen voor de vrije ruimte heeft. Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van € 3,55 per werknemer ten laste van de vrije ruimte (mits u dat aanwijst als eindheffingsbestanddeel). Dit is echter altijd aanmerkelijk minder dan de werkelijke waarde van een maaltijd buiten de deur, die anders ten laste van uw vrije ruimte was gekomen. Nodigt u ook de partners van de werknemers uit voor het kerstdiner? Dan moet u voor die partners ook € 3,55 rekenen.

 

52.      Loonkostenvoordeel voor lage lonen

Werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100 en 125% van het wettelijk minimumloon (WML), krijgen een tegemoetkoming in de vorm van het lage-inkomensvoordeel (LIV). U krijgt het LIV alleen voor werknemers met minimaal 1.248 verloonde uren per jaar. Het gaat daarbij om alle uitbetaalde uren, dus ook uren waarvoor niet gewerkt wordt. Denk aan betaald verlof, ziekte, overwerk en uitbetaalde verlofuren.

 

Tip!

Ga na voor welke werknemers u op grond van het uurloon het loonkostenvoordeel zou kunnen ontvangen. Ga vervolgens na of zij het minimaal vereiste aantal uren werken. Zitten ze net onder de grens, dan kan het lonend zijn het aantal uren te verhogen. Zelfs als u uw werknemer extra betaald verlof zou geven, tellen de uren mee en kunt u het loonkostenvoordeel wellicht toch binnenhalen.

 

Tip!

Is het uurloon te hoog, dan kunt u in plaats van loon wellicht gebruikmaken van alternatieven. Denk daarbij aan onbelaste kostenvergoedingen en het onderbrengen van belast loon in de werkkostenregeling. Dit loon telt namelijk niet mee voor de bepaling van het LIV.

 

Jeugd-LIV 

Voor jongeren van 18 t/m 20 jaar geldt een lagere tegemoetkoming in de vorm van het jeugd-LIV. De bedragen voor 2023 vindt u in onderstaande tabel. De eis van minstens 1.248 verloonde uren geldt niet voor het jeugd-LIV.

 

 

  Leeftijd op 31-12-2022 

 Jeugd-LIV per uur 

 Maximum jeugd-LIV per jaar 

   18 jaar 

 € 0,07 

 € 135,20 

   19 jaar 

 € 0,08 

 € 166,40 

   20 jaar 

 € 0,30 

 € 613,60 

   

53.      Vorm een voorziening voor een transitievergoeding

Bij onvrijwillig ontslag van een werknemer bent u in beginsel een transitievergoeding verschuldigd. De hoogte ervan is afhankelijk van het aantal jaren dat de werknemer bij u in dienst is geweest en de hoogte van het salaris. De transitievergoeding bedraagt in 2023 maximaal € 89.000 of een bruto jaarsalaris als dit meer is.

 

Zijn er voldoende aanwijzingen dat u op niet al te lange termijn een of meer werknemers moet ontslaan, dan kunt u een voorziening vormen voor een transitievergoeding. Ook moeten de uitgaven hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden die zich in de periode voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan en moeten ze ook aan die periode kunnen worden toegerekend. Op deze manier kunt u nu al rekening houden met de kosten van een transitievergoeding die zich pas in de toekomst zullen voordoen. De hoogte van de voorziening moet u afstemmen op de te verwachten kosten en de te verwachten termijn waarop deze kosten zich zullen voordoen.

 

Let op!

Er moet een redelijke mate van zekerheid bestaan dat de transitievergoeding betaald moet worden. U zult dit dus aannemelijk moeten kunnen maken, bijvoorbeeld door aan te tonen dat een reorganisatie – bijvoorbeeld vanwege de coronacrisis – op termijn niet is te voorkomen.

 

54.      Vraag tijdig de WBSO aan

Werkgevers die innovatieve activiteiten verrichten, kunnen via de WBSO een fiscale tegemoetkoming krijgen in de vorm van een percentage van de gemaakte kosten. Deze kosten bestaan uit de direct toerekenbare salariskosten plus de overige toerekenbare kosten van innovatie.

 

Als u innovatieve activiteiten gaat uitvoeren, kunt u de WBSO vooraf online aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Aanvragen kan in vier periodes per jaar.

 

Let op!

Aanvragen voor de eerste periode van 2024 moeten uiterlijk 20 december 2023 bij RVO binnen zijn.

 

55.      Beperken 30%-regeling vanaf 2024

Werknemers die van buiten Nederland worden aangeworven om in Nederland te komen werken, maken veel dubbele kosten (zogenaamde extraterritoriale kosten). Onder voorwaarden mag een werkgever deze kosten onbelast vergoeden. Dat mag op declaratiebasis, waarbij dus de werkelijke (kwalificerende) kosten worden vergoed. Makkelijker (en vaak voordeliger) is het om standaard 30% van de totale beloning onbelast te vergoeden (zonder nader bewijs). De afgelopen jaren zijn veel buitenlandse werknemers in Nederland aan de slag gegaan met deze 30%-regeling.

 

Vanaf 2024 wordt de maatregel afgebouwd. Dit betekent dat de regeling vanaf 1 januari 2024 de eerste 20 maanden ongewijzigd mag worden toegepast, dus dat u 30% van het salaris onbelast als kostenvergoeding mag uitbetalen. De daaropvolgende 20 maanden mag u nog maar 20% van het salaris onbelast uitbetalen en de daaropvolgende 20 maanden nog maar 10%. Ook komt de partiële belastingplicht voor deze werknemers te vervallen. Werknemers die van de 30%-regeling gebruik maken, hoeven nu namelijk geen belasting in box 2 en box 3 te betalen over buitenlands kapitaalinkomen. Ook deze faciliteit komt per 2024 te vervallen, maar er komt voor bestaande gevallen wel overgangsrecht. Daarnaast mag vanaf 2024 de 30%-regeling alleen nog maar worden toegepast over de zogenaamde balkenendenorm (2024: € 233.000). Over het meerdere mag dat dan niet meer. Wel kan er nog altijd voor worden gekozen om de werkelijke kosten te vergoeden. Voor zowel de 30%-regeling als de vergoeding van de werkelijke kosten geldt een totale maximale termijn van vijf jaar (periodes van eerder verblijf in Nederland komen hierop mogelijk in mindering). Ook mogen naast de 30%-regeling altijd nog de werkelijke gelden van een internationale school worden vergoed.

 

Let op!

Vraag de 30% aan binnen vier maanden na indiensttreding, zodat de regeling met terugwerkende kracht tot de start van de dienstbetrekking mag worden toegepast. Vraagt u de regeling later aan, dan bestaat geen recht op terugwerkende kracht en mag de regeling pas worden toegepast vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin de aanvraag is gedaan.

 

Tip!

Bij wisseling van werkgever bestaat recht op continuering van de 30%-regeling. Tussen beide dienstbetrekkingen moet dan minder dan drie maanden zitten. Tevens kan continuering binnen vier maanden na de start van de nieuwe dienstbetrekking worden aangevraagd.

 

56.      Handhaving op schijnzelfstandigheid

Op 1 januari 2016 is de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie (Wet DBA) ingevoerd. De handhaving van de Wet DBA blijft in principe vooralsnog achterwege, maar dat gaat veranderen. De Belastingdienst gaat vanaf 1 januari 2025 weer handhaven op schijnzelfstandigheid. Er is sprake van schijnzelfstandigheid als een zelfstandige (zzp’er) in de praktijk verkapt in dienst is bij een opdrachtgever.

 

Let op!

De modelovereenkomst op basis van vrije vervanging wordt per 1 januari 2024 ingetrokken. Controleer of u nog werkt met dergelijke modelovereenkomsten.

 

Let op!

Handhaving is al mogelijk bij situaties waarin sprake is van kwade trouw of een aanwijzing hiertoe.

 

57.      Verbetering SLIM-regeling per 1 januari 2024

De Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM-regeling) is een subsidie die erop is gericht om leren en ontwikkelen in het mkb te bevorderen. Om de regeling verder te verbeteren, is het vanaf 1 januari 2024 mogelijk de subsidie te gebruiken voor individuele scholing. Hiermee wordt de regeling uitgebreid, aangezien de subsidie tot nu toe alleen beschikbaar was voor mkb-ondernemingen, samenwerkingsverbanden in het mkb en grootbedrijven uit de sectoren landbouw, horeca en recreatie.
 

2 september 2025
Mest: extra maatregelen en doelsturing In het onlangs gepubliceerde ‘concept 8e Actieprogramma’ zijn, voor de periode 2026-2029, extra mestmaatregelen opgenomen. In gebieden waar de waterkwaliteit in orde is kunnen versoepelingen gaan gelden. Ook wordt waarschijnlijk een start gemaakt met doelsturing. Actieprogramma Nitraatrichtlijn Iedere lidstaat moet ieder vier jaar een ‘Actieprogramma Nitraatrichtlijn’ (AP) indienen bij de Europese Commissie. In het AP worden (extra) maatregelen opgenomen, die ertoe moeten leiden dat de doelen vanuit de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water worden behaald. Het 8 e AP loopt over de periode 2026-2029. De overheid wil de genoemde maatregelen in de loop van deze periode invoeren, veelal vanaf 2027. Waterkwaliteit vaak in orde, niet in alle gebieden De regio’s met klei- en veengrond voldoen aan de nitraatnorm voor grondwater (50 mg/l). Dit geldt ook voor regio zand-noord. De verwachting is dat met de huidige maatregelen ook de regio zand midden aan de nitraatnorm gaat voldoen. Heeft u percelen in de regio zand-zuid of löss? Deze gebieden voldoen nog niet. U krijgt u vanuit het 8 e AP waarschijnlijk te maken met extra maatregelen. Kwaliteit oppervlaktewater: verbetering nodig Naar verwachting voldoet in 2027 circa 60% van het oppervlaktewater aan de normen voor stikstof en/of fosfaat. Voor percelen rondom oppervlaktewateren, die nog niet voldoen, gaan extra maatregelen gelden. Maatregelen: aanscherpingen, soms versoepelingen De huidige NV-gebieden komen te vervallen en worden vervangen door ‘aandachtsgebieden’. Een aandachtsgebied kan betrekking hebben op stikstof of fosfor of beide. Afhankelijk van de waterkwaliteit worden, volgens het concept 8 e AP, aanvullende maatregelen genomen of vinden versoepelingen plaats. Verwachte maatregelen volgens concept 8 e AP · De rustgewasverplichting voor zand en lössgrond blijft bestaan. Heeft u percelen in de zandregio’s noord en midden? Dan blijft de rotatieverplichting ‘1 op 4’. Voor de regio’s zand zuid en löss gaat de rotatie naar verwachting naar 1 op 3, met een optie op 2 op 6. · De stimuleringsregeling vanggewas op zand- en lössgrond blijft van kracht. Het vanggewas mag u niet bemesten. Wel mag u het vanggewas vanaf 1 januari vernietigen (nu 1 februari). · De verplichting van het telen van een vanggewas na mais gaat ook gelden als u mais teelt op klei- of veengrond. · Het vanggewas na mais mag op alle grondsoorten vanaf 1 januari worden vernietigd (nu 1 februari). · De stikstofgebruiksnormen op zand- en lössgrond kunnen, afhankelijk van de opgave, worden aangescherpt of verruimd. Ligt uw perceel in een (nieuw) ‘aandachtsgebied stikstof’? Dan kan de stikstofnorm worden gekort tot maximaal 20% van de (nieuwe) ‘generieke norm’. · De verplichte bufferstroken blijven van kracht. Is de waterkwaliteit op klei- en veengrond goed? Dan kan de bufferstrook smaller worden (standaard 1 meter i.p.v. 3 meter). · In ‘aandachtsgebieden fosfor’ moet u, volgens planning, op een verplichte bufferstrook van 3 meter en op bufferstroken langs KRW-waterlichamen en ecologisch kwetsbare beken een bezinkgreppel aanleggen. · Op zand- en lössgrond moet u, na graslandvernietiging, rekening houden met een korting van 65 kg op de stikstofnorm. Dit geldt voor alle gewassen na gras. · Eventuele maatregelen voor ‘behoud grasland’ zijn nog niet nader uitgewerkt. Start doelsturing Het is de bedoeling dat binnen het 8 e AP een start wordt gemaakt met doelsturing gericht op grondwaterkwaliteit. U kunt hier vrijwillig aan deelnemen. Binnen deze doelsturing ligt de focus op de indicatoren N-mineraal en N-bodemoverschot. Behaalt u goede resultaten? Dan gelden voor u vanaf 2029 mogelijk versoepelingen op bepaalde generieke maatregelen. Waarschijnlijk worden nagenoeg alle voorgestelde maatregelen doorgevoerd. Als de maatregelen definitief zijn informeren we u hier tijdig over. Voorstel pacht: stimuleren langlopende pacht Staatssecretaris Rummenie van LVVN heeft een voorstel voor een herziening van de pachtregelgeving bekend gemaakt. De insteek is om langlopende pacht te stimuleren en kortlopende pacht te ontmoedigen. Procedure herziening pachtregelgeving De voorstellen van de staatssecretaris moeten nog verder worden uitgewerkt in een wetsvoorstel. Daarna moeten de Tweede Kamer en de Eerste Kamer hier hun goedkeuring over geven. Het zal daardoor nog enige tijd duren voordat de herziene pachtregelgeving definitief is. Meer nadruk op duurzaamheidsafspraken In pachtovereenkomsten kunnen voorwaarden opgenomen worden waardoor de pachter duurzamer met de grond om zal gaan. De staatssecretaris wil, vooruitlopende op de herziening, het opnemen van duurzaamheidsafspraken in bestaande reguliere pachtovereenkomsten vergemakkelijken. Bedrijfsmatigheidstoets AOW-leeftijd Bij alle bestaande en nieuwe pachtvormen, behalve teeltpacht, kunt u op verzoek van de verpachter, te maken krijgen met een ‘toets op agrarische bedrijfsmatigheid’. De verpachter mag dit verzoek aan u doen, als u als pachter, de AOW-leeftijd bereikt en daarna per zes jaar herhalen. In tegenstelling tot nu moet u dan (als pachter) bewijzen dat u het gepachte bedrijfsmatig agrarisch gebruikt. (Nieuwe) pachtvormen Bij de voorgestelde herziening wil de staatssecretaris bestaande pachtvormen aanpassen of vervangen door nieuwe pachtvormen. Ook kunt u straks gebruik maken van een nieuwe langlopende pachtvorm. Reguliere pacht De huidige reguliere pacht blijft bestaan. Wel gaat de ‘toets op agrarische bedrijfsmatigheid’ gelden, ook voor bestaande pachtcontracten. Bij nieuwe reguliere pachtcontracten kunt u de pachtprijs zelf bepalen. Vervolgens wordt de pachtprijs jaarlijks aangepast, op basis van een (nog te ontwikkelen) ‘agrarische prijsindexatie’. Nieuw: Duurzame langlopende pacht De looptijd van deze nieuwe pachtvorm is volgens het voorstel minimaal 24 jaar voor de pacht van een hoeve, grond en/of gebouwen. U kunt ook hier, samen met de (ver)pachter, de pachtprijs zelf bepalen. Eveneens geldt daarna de agrarische prijsindexatie. Anders dan bij reguliere pacht bestaat bij deze nieuwe pachtvorm geen continuatierecht. Kortlopende pacht Deze kortlopende pacht vervangt de geliberaliseerde pacht. De maximale pachtduur wordt 12 jaar. Er geldt geen verplichte minimale pachtduur. De maximaal toegestane pachtprijs wordt afhankelijk van de duur van de pachtovereenkomst: bij een kortere duur geldt een lagere maximum pachtprijs dan bij een langere pachtduur. Teeltpacht Deze pachtvorm zal, naar verwachting, vergelijkbaar zijn met de huidige teeltpacht. Natuurpacht Deze nieuwe pachtvorm vervangt de huidige reservaatpacht. Voor los land gaat een minimale looptijd van 6 jaar gelden. Het blijft mogelijk om het, in de pachtovereenkomst opgenomen, beheerplan tussentijds te wijzigen. Bij een significante wijziging van het natuurdoel, een functiewijziging en/of een wijziging van het waterpeil kan de terreinbeherende organisatie de overeenkomst eenzijdig opzeggen. Als pachter moet u dan hiervoor gecompenseerd worden. Heeft u vragen over de voorgestelde herziening van de pachtregelgeving? Informeer dan bij uw adviseur. Schatting hoogte basis- en ecopremie 2025 Dit jaar is geen extra nationaal budget beschikbaar voor de basis- en ecopremie. Hierdoor moet u rekening houden met een lager bedrag aan basispremie. Mogelijk dat ook een korting op de ecopremie volgt. Verwachte basis- en ecopremie Op basis van de ingediende Gecombineerde opgaven 2025 wordt het budget voor de ecoregeling ruim overschreden. Om de ecopremie toch maximaal uit te kunnen keren wordt een deel van het budget voor de basispremie gebruikt voor de ecopremie. Minimaal bedrag basispremie De verwachting is dat u in 2025 voor de basispremie minimaal de volgende bedragen ontvangt: · € 202 per ha, voor eerste 40 hectare. · € 158 per ha, boven 40 ha. Standaardbedragen ecopremie De bedoeling is dat u, door de genoemde herverdeling van het budget, de standaardbedragen voor de ecopremie kunt ontvangen: ‘Brons’ € 60/ha, ‘Zilver’€ 100/ha, ‘Goud’ € 200/ha. Hogere basispremie en/of lagere ecopremie mogelijk Komen uiteindelijk minder bedrijven voor de ecopremie in aanmerking? Of komen veel bedrijven in een lagere klasse dan aangevraagd? Dan is minder budget voor de ecopremie nodig. In deze situatie kunt u een hogere basispremie verwachten. Blijft de deelname aan ecoregeling vergelijkbaar met de aanvraag? Dan is er, ondanks de herverdeling te weinig budget en zal, tot maximaal 10%, gekort worden op de ecopremie. Na 15 oktober is de definitieve deelname aan de ecoregeling bekend. Dan kan RVO de definitieve basis- en ecopremie bepalen. Percelen soms afknippen op kadastrale grens Geeft u grond of landschapselementen op waarover u geen schriftelijke toestemming krijgt van de eigenaar? Dan kunt u een waarschuwing of korting op uw GLB-subsidies krijgen. Dit kan ook spelen als (een deel) van uw opgegeven perceel buiten de kadastrale grens ligt. Toestemming voor gebruik Bent u niet de eigenaar van percelen of landschapselementen waarvoor u GLB-subsidie aanvraagt? Dan moet u bij controle een schriftelijke toestemming van de eigenaar kunnen overleggen. Dit geldt ook als u delen van topografische percelen opgeeft, die buiten de kadastrale grens liggen, zoals bijvoorbeeld bermen en schouwpaden. Waarschuwing of korting Heeft u een landschapselement (incl. sloot) of een deel van een topografisch perceel ten onrechte opgegeven? En constateert RVO dit? Dan ontvangt u over dit deel geen basis- en ecopremie. Daarnaast volgt allereerst een waarschuwing. Constateert RVO in één van de opvolgende twee jaar dezelfde soort overtreding (herhaling), dan worden uw GLB-subsidies (basis- en ecopremie) met 5% of 10% gekort. Bij een volgende herhaling is de korting 10% of 20%. Geeft u ten onrechte een geheel topografisch perceel op, dan volgt direct een korting van 10% (bij herhaling 20%). Voorkom waarschuwing dit jaar Een waarschuwing heeft geen gevolgen voor de uitbetaling. Maar dit kan wel leiden tot een korting in 2026 of 2027 als RVO deze ‘fout’ opnieuw constateert op hetzelfde of een ander perceel (er is dan sprake van herhaling). Speelt bovenstaande mogelijk op uw bedrijf? Overleg dan met uw adviseur of het verstandig is om correcties in uw Gecombineerde opgave door te voeren. Voorstel fors lager budget nieuw GLB De Europese Commissie heeft een voorstel voor de Meerjarenbegroting 2028-2034 bekend gemaakt. Ondanks dat veel zaken en details nog niet bekend of definitief zijn, lijkt het GLB-budget met circa 25% te dalen. Meerjarig Financieel Kader De Meerjarenbegroting van de EU wordt ook wel het ‘Meerjarig Financieel Kader’ (MFK) genoemd. In het voorgestelde MFK voor de jaren 2028 t/m 2034 wordt het totale Europese budget fors verhoogd naar € 2.000 miljard (huidige periode € 1.200 miljard). Er is extra budget nodig voor o.a. concurrentievermogen, defensie, veiligheid en ruimtevaart, crisisbeheersing en steun voor Oekraïne. Daarnaast wordt een budget gereserveerd als ‘Landbouwreserve’ voor bijvoorbeeld klimaatrampen en grote marktverstoringen. Fors lager budget voor GLB In de voorstellen is voor het GLB een totaalbedrag voor alle lidstaten van € 300 miljard opgenomen (huidige periode € 386 miljard). Dit betekent een daling van circa 25%. Eén plan en budget voor diverse onderwerpen Het voorstel is om lidstaten meer flexibiliteit te bieden in de verdeling van hun EU-budget voor o.a. het GLB, het visserij- en maritiem beleid, het sociaal beleid, migratie en interne veiligheid. Wel moet per lidstaat een minimaal bedrag besteed worden aan het GLB. Verdeling GLB-budget Het GLB-budget voor de afzonderlijk lidstaten is nog niet bekend. Wel is bekend dat het GLB-budget besteed moet worden aan inkomenssteun voor boeren en vissers. Dit is inclusief steun voor milieumaatregelen (o.a. ecoregeling en ANLb), investeringen, steun aan jonge landbouwers en risicobeheersinstrumenten. Onderscheid Pijler I en Pijler II vervalt Hierbij komt het onderscheid tussen Pijler I (rechtstreekse betalingen) en Pijler II (plattelandsontwikkeling) te vervallen. Dit geeft lidstaten meer flexibiliteit waaraan, o.a. het GLB-budget, wordt besteed. Wel moet iedere lidstaat aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo wordt bijvoorbeeld een minimaal en maximaal bedrag voor de basispremie voor alle lidstaten vastgesteld. Jonge landbouwers, aftopping ontvangers Gelijktijdig met het voorstel MFK zijn ook de eerste voorstellen voor uitbetaling van het GLB gepubliceerd. Het voorstel is de uitbetaling met name te richten op jonge landbouwers en kleine en middelgrote bedrijven. Om dit te bewerkstellingen wordt voor aanvragers een gestaffelde aftopping van de te ontvangen GLB-steun voorgesteld: · Geen aftopping voor bedragen tot maximaal € 20.000. · 25 % voor het bedrag tussen € 20.000 t/m € 50.000. · 50 % voor het bedrag tussen € 50.000 t/m € 75.000. · 75 % voor het bedrag tussen € 75.000 t/m € 100.000. · 100% voor het bedrag boven de € 100.000. Vervolgprocedure Het voorstel van de Europese Commissie moet nog besproken worden in de Europese Raad en het Europese Parlement. Op een later moment starten onderhandelingen tussen deze drie partijen. Over de voorstellen zullen flinke discussies volgen. Zeker over het extra budget dat de afzonderlijke lidstaten beschikbaar moeten stellen. Het zal dus nog enige tijd duren voordat het MFK definitief vastgesteld wordt. De nieuwe EU-budgetten zijn nog niet definitief. Maar waarschijnlijk ontvangt u vanaf 2028 minder GLB-steun door een lager budget en de voorgestelde aftopping. Kort nieuws Wijzigingen ecoregeling 2026 De ecoregeling 2026 wordt, naar verwachting, vergelijkbaar met de ecoregeling van dit jaar. Wel worden de waarden voor de eco-activiteit ‘Stikstofbindend gewas’ fors verlaagd: · Regio 1: € 415/ha (nu € 1.995/ha). · Regio 2: € 585/ha (nu € 2.308/ha). Uw rustgewas zal alleen als eco-activiteit meetellen als u in tenminste één van de drie voorgaande jaren ook een rustgewas teelde. Daarnaast is de planning om enkele wijzigingen in gewassenlijsten door te voeren. Aanvraag SABE-subsidies in oktober De planning is om de SABE-subsidies ‘Adviesvoucher’ en ‘Bedrijfsplanvoucher’ open te stellen in de periode van 7 oktober t/m 18 november 2025. Beide vouchers kunt u alleen besteden via een erkende BAS-adviseur. Afgelopen jaren was de belangstelling voor deze vouchers zeer groot. Tot nu toe werden de aanvragen afgehandeld op volgorde van binnenkomst. Bereid u dus tijdig voor. Controle wijziging SBI-code bij KVK KVK wil in de periode van 5 t/m 7 september de SBI-codes aanpassen. Daarnaast worden uw SBI-codes opnieuw vastgesteld op basis van uw, bij KVK, geregistreerde bedrijfsactiviteiten. De wijzigingen voor ‘landbouw’ lijken beperkt te zijn. Desondanks is het verstandig om na 7 september uw SBI-codes te controleren bij KVK. Voor het GLB is met name de SBI-code van uw hoofdactiviteit van belang. Indien nodig kunt u vooraf de beschreven bedrijfsactiviteiten nakijken en zo nodig aanpassen. De kans dat KVK de juiste SBI-code toekent is dan groter. Agenda T/m 1 oktober • Inzaai verplicht vanggewas direct na snijmais (zand/löss). Vanaf 2 oktober • Start ‘stikstofkorting’ volgens ‘Stimuleringsregeling vanggewas’ (zand/löss). o Inzaai 2 okt t/m 14 okt: korting 5 kg N/ha. o Inzaai 15 okt t/m 31 okt: korting 10 kg N/ha. o Geen inzaai of vanaf 1 nov: korting 20 kg N/ha. T/m 15 oktober • Actualiseren Gecombineerde opgave. Bepaalde wijzigingen eerder doorgeven, zodra dit bekend is. Zoals bijvoorbeeld intrekken eco-activiteit bij niet (meer) voldoen aan de voorwaarden. T/m 31 oktober • Inzaai verplicht vanggewas na snijmais (zand/löss). Vanggewas is wintergraan dat volgend jaar als hoofdteelt wordt geteeld. • Inzaai verplicht vanggewas na biologische snijmais en overige mais (zand/löss). Over ons Wij verzorgen boekhouding, belastingaangifte en financieel advies voor ondernemers in het MKB en de agrarische sector, maar ook voor particulieren. Heeft u behoefte aan een persoonlijke adviseur die dicht bij u staat, uw behoeften begrijpt en met u meedenkt? Kijk hieronder voor de contactgegevens van een WEA vestiging bij u in de buurt. Onze kantoor/adviseurs: WEA Accountants & Adviseurs Stokdijkkade 19 Naaldwijk Tel.0174 – 63 02 41 info@weanaaldwijk.nl WEA Accountants & Adviseurs kan niet garanderen dat deze informatie te allen tijde actueel en compleet is. WEA aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade welke ontstaat naar aanleiding van het raadplegen van deze nieuwsbrief. Raadpleeg altijd eerst uw adviseur voordat u tot actie overgaat.
25 juli 2025
1. Wet plan van aanpak witwassen aangenomen De Wet plan van aanpak witwassen is op 10 juni 2025 door de Eerste Kamer aangenomen. De wet regelt dat contante betalingen van meer dan € 3.000 door en aan handelaren niet meer zijn toegestaan. Deze beperking geldt niet voor particulieren onderling. Die kunnen dus wel meer dan € 3.000 contant aan elkaar blijven betalen. De beperking geldt ook (nog) niet voor contante betaling van diensten. Mogelijk komt er in 2027 wel een Europese verplichting om voor diensten ook een limiet in te voeren. De grens voor contante betalingen is niet in elk EU-land gelijk. Dit kan bij internationale handelaren voor moeilijkheden zorgen. Zo bedraagt de grens in Frankrijk slechts € 1.000, maar in Duitsland weer € 10.000. Het is nog niet bekend wanneer de wet ingaat. Het streven van het inmiddels demissionaire kabinet was om het verbod op contante betalingen van meer dan € 3.000 vóór 1 januari 2026 in te voeren. 2. Zo vindt u uw fiscale betalingskenmerk Bij het betalen van belastingen moet u het juiste betalingskenmerk vermelden. Weet u dit betalingskenmerk niet meer, dan zijn er verschillende manieren om dit te achterhalen. Zo kunt u met uw aangifte-, aanslag- of beschikkingsnummer op de website van de Belastingdienst zoeken via ‘ zoekhulp betalingskenmerk ’. Voor de loon- of omzetbelasting kunt u ook uw omzetbelasting- of loonheffingennummer gebruiken. Ook kunt u na het inloggen op de website van de Belastingdienst uw betalingskenmerk vinden in het ‘Overzicht betalen en ontvangen’. 3. Eerste uitspraak in massaalbezwaarplusprocedure box 3 Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de forfaitaire box 3-heffing vanaf 2017 in strijd is met het Europees recht. Het kabinet besloot echter geen rechtsherstel te bieden aan belastingplichtigen van wie de aanslag op 24 december 2021 al onherroepelijk vaststond (hierna: de groep niet-bezwaarmakers). Voor deze groep is de massaalbezwaarplusprocedure ingericht. Door middel van vier proefprocedures wordt de vraag voorgelegd of het terecht is dat de groep niet-bezwaarmakers niet in aanmerking komt voor rechtsherstel. Rechtbank Den Haag heeft als eerste een uitspraak gedaan en geoordeeld dat de proefpersoon niet in aanmerking komt voor rechtsherstel. Deze uitspraak zal aan een hogere rechter worden voorgelegd: ofwel een gerechtshof, ofwel – in overleg met de Belastingdienst – meteen al de Hoge Raad. Op dit moment is er daarom nog geen definitief uitsluitsel over de vraag of de groep niet-bezwaarmakers misschien toch recht heeft op rechtsherstel. 4. Fiscale regeling rond carpoolen Welke gericht vrijgestelde vergoeding kunt u geven bij carpoolen? Gebeurt het carpoolen op eigen initiatief én met een eigen auto van een werknemer, dan mag u iedere deelnemer (bestuurder én meerijders) een vergoeding van maximaal € 0,23/km geven voor zijn eigen afstand woon-werkverkeer. Is er in deze situatie sprake van een auto van de zaak, dan mag u alleen aan de meerijders maximaal € 0,23/km gericht vrijgesteld vergoeden voor hun afstand woon-werkverkeer. Organiseert u het carpoolen met een eigen auto van een werknemer, dan mag u alleen aan de bestuurder maximaal € 0,23/km gericht vrijgesteld vergoeden, maar dan wel voor alle kilometers (eigen afstand woon-werkverkeer plus omrijkilometers voor het oppikken van de meerijders). Is er in deze situatie sprake van een auto van de zaak, dan mag u aan niemand een gericht vrijgestelde kilometervergoeding geven. 5. Controleer uw beschikking Wtl 2024 Werkgevers die recht hadden op het lage-inkomensvoordeel (LIV) of een loonkostenvoordeel (LKV) over 2024 ontvangen vóór 1 augustus 2025 de beschikking Wtl 2024. De Belastingdienst betaalt het bedrag binnen zes weken na dagtekening van de beschikking. Controleer de beschikking wel goed en maak waar nodig bezwaar binnen zes weken na dagtekening van de beschikking. Is bijvoorbeeld sprake geweest van overgang van een onderneming of van contractovernames waarbij de arbeidsovereenkomsten door de nieuwe werkgever ongewijzigd worden voortgezet? Dan heeft u mogelijk – door een arrest van de Hoge Raad en een uitspraak van een gerechtshof – toch recht op een LKV of LIV. 6. Langere tijdelijke bescherming gevluchte Oekraïners Door de Richtlijn Tijdelijke Bescherming kunnen gevluchte Oekraïners in de Europese Unie verblijven zonder dat zij asiel hoeven aan te vragen. Op de website van de IND is te vinden voor wie de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geldt. Als de Oekraïner een arbeidsovereenkomst, een bsn, een geldig paspoort, identiteitsbewijs of reisdocument én een bewijs van verblijf (sticker in paspoort, los papier of pasje) heeft, kan hij ook werken zonder tewerkstellingsvergunning. Op 13 juni 2025 stemden de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken in met het voorstel van de Europese Commissie om de richtlijn te verlengen tot en met 4 maart 2027. De formele besluitvorming in de Raad van de Europese Unie is voorzien op 15 juli 2025. Voor mensen die niet de Oekraïense nationaliteit hebben, maar in Oekraïne verbleven met een tijdelijke verblijfsvergunning, stopt de tijdelijke bescherming overigens definitief op 4 september 2025.
25 juli 2025
De Belastingdienst heeft nadere uitleg gegeven over hoe de doelmatigheidsgrens van € 2.400 in de werkkostenregeling (WKR) in de praktijk wordt toegepast. Gebruikelijkheidstoets WKR In beginsel is alles wat een werkgever vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt aan een werknemer als loon belast bij de werknemer. Hiervoor geldt een aantal uitzonderingen, gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen, waar in dit artikel verder niet op ingegaan wordt. Een werkgever kan in beginsel de vergoeding, verstrekking of ter beschikkingstelling ook aanwijzen als eindheffingsloon. De gebruikelijkheidstoets legt hier een beperking op: vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen die voor meer dan 30% afwijken van hetgeen normaal vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld wordt, mag een werkgever niet aanwijzen als eindheffingsloon. Let op: Tot het bedrag van de vrije ruimte (in 2025 2% van de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom en 1,18% daarboven) betaalt een werkgever geen belasting over de aangewezen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen. Daarboven komt ten laste van de werkgever een eindheffing 80%. Doelmatigheidsgrens € 2.400 De Belastingdienst hanteert bij het beoordelen van de gebruikelijkheidstoets een doelmatigheidsgrens van € 2.400 per werknemer per jaar. Over de toepassing van deze grens bestonden in de praktijk nog vragen. De Belastingdienst heeft daarover onlangs nadere uitleg gegeven. Veilige haven De aanwijzing van vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen tot een bedrag van in totaal € 2.400 per werknemer per jaar beschouwt de Belastingdienst altijd als gebruikelijk. Tot dit bedrag is sprake van een ‘veilige haven’. De Belastingdienst onderneemt dan geen actie. Het is daarbij niet van belang om welk soort kosten of beloningsbestanddeel het gaat. Zo kan bijvoorbeeld ook een bonus of eindejaarsuitkering tot een bedrag van € 2.400 binnen deze veilige haven als eindheffingsloon worden aangewezen. Wat telt mee binnen de € 2.400? Als er geen twijfel is dat de aanwijzing van een vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling voldoet aan de gebruikelijkheidstoets, telt deze niet mee voor de € 2.400-grens. Dat geldt bijvoorbeeld voor een vergoeding waarvoor een gerichte vrijstelling geldt. Denk bijvoorbeeld aan een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer tot maximaal € 0,23 per kilometer. Maar ook van overige (niet gericht vrijgestelde) vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen kan de aanwijzing zonder twijfel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. Bijvoorbeeld omdat de gebruikelijkheid hiervan vooraf is afgestemd met de Belastingdienst. Voorbeeld Een werkgever geeft aan een werknemer een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer van € 1.500 (tegen de gerichte vrijstelling van maximaal € 0,23 per kilometer). Daarnaast heeft de Belastingdienst aan de werkgever bevestigd dat de aanwijzing van de door de werkgever geïmplementeerde fietsregeling voor € 2.000 per fiets gebruikelijk is. In dat jaar geeft de werkgever geen andere vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen. In december wil de werkgever een eindejaarsuitkering van € 2.400 aanwijzen als eindheffingsloon. De werkgever overschrijdt daarmee de grens van € 2.400 niet, omdat de reiskostenvergoeding en de fiets voor die grens niet meetellen. Beoordeling bij overschrijding van € 2.400-grens Wijst de werkgever voor meer dan € 2.400 per werknemer per jaar als eindheffingsloon aan, dan kan tot een bedrag van € 2.400 een beroep gedaan worden op de doelmatigheidsgrens. Boven dit bedrag kan de Belastingdienst de gebruikelijkheid echter wel toetsen. Voorbeeld Een werkgever geeft een bonus van € 4.000 en wil deze aanwijzen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de WKR. In dit voorbeeld geeft de werkgever geen andere vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen. Dit betekent dat de werkgever voor € 2.400 gebruik kan maken van de doelmatigheidsgrens, maar dat voor een bedrag van € 1.600 de gebruikelijkheid ter discussie staat. Houd er rekening mee dat de Belastingdienst deze € 1.600 over het algemeen niet gebruikelijk zal vinden.