4. Internationaal

20 september 2024

Van de intrekking van de afschaffing van de inkoopfaciliteit dividendbelasting tot de invoering van een wereldwijde minimumbelasting. Ook op internationaal gebied verandert er veel in het Belastingplan 2025. Wij zetten de belangrijkste wijzigingen voor u als internationaal opererende ondernemer op een rij.

 

4.1     Afschaffing inkoopfaciliteit dividendbelasting teruggedraaid


Beursgenoteerde bedrijven hoeven geen dividendbelasting te betalen wanneer zij hun eigen aandelen terugkopen. Deze vrijstelling geldt onder bepaalde voorwaarden en grenzen.

 

Oorspronkelijk zou deze vrijstelling vervallen per 1 januari 2025, maar dit besluit is teruggedraaid.

 

4.2     Fiscale kwalificatie van rechtspersonen


Vanaf 1 januari 2025 treden er belangrijke wijzigingen in de fiscale kwalificatie van rechtsvormen in Nederland in werking. Deze veranderingen zijn een belangrijke stap in de harmonisatie van het Nederlandse belastingstelsel met internationale normen. Ze moeten de verschillen in de fiscale behandeling van binnen- en buitenlandse entiteiten verminderen, waardoor een eerlijker en transparanter belastinglandschap ontstaat. De introductie van de rechtsvormvergelijkingsmethode, samen met de vaste en symmetrische methoden, zorgen voor een consistente benadering van de fiscale kwalificatie van entiteiten, ongeacht hun oorsprong. Naar verwachting vermindert dit mismatches in belastingheffing en bevordert het de fiscale rechtvaardigheid voor alle bedrijfsstructuren.

 

4.3     Verplichte toepassing van de inhoudingsvrijstelling


In Nederland kunnen bedrijven er in bepaalde situaties voor kiezen om geen dividendbelasting in te houden en af te dragen. Deze keuze vervalt, zodat de ontvanger – indien nodig – bezwaar kan aantekenen.

 

4.4     Nieuw groepsbegrip bronbelasting


De Nederlandse Wet bronbelasting 2021 is gewijzigd met een nieuwe belasting op rente- en royaltybetalingen. Deze belasting geldt voor betalingen van Nederlandse bedrijven aan bedrijven in landen met lage belastingen. Vanaf 2024 geldt deze belasting ook voor specifieke vormen van dividendbetalingen. Omdat de regels voor groepen bedrijven onduidelijk waren, heeft de overheid een nieuw begrip geïntroduceerd: de ‘kwalificerende eenheid’. Dit nieuwe begrip zorgt ervoor dat bedrijven die samenwerken om belasting te ontwijken, samen worden belast.

 

4.5     Onderworpenheidstoets en minimumbelasting


De onderworpenheidstoets binnen de Nederlandse vennootschapsbelasting voorkomt dubbele belasting. Hierbij wordt beoordeeld of een buitenlandse vennootschap onderworpen is aan een winstbelasting die naar Nederlandse maatstaven als reëel wordt beschouwd. De invoering van de minimumbelasting zorgt wereldwijd voor een eerlijker speelveld. Deze belasting geldt sinds 2024 voor multinationals met een wereldwijde jaaromzet van € 750 miljoen of meer, die effectief minder dan 15% belasting betalen over hun winst. De minimumbelasting is gebaseerd op de modelregels van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De OESO-regels over de minimumbelasting werken niet direct door in de Nederlandse rechtsorde.

 

In de regeling minimumbelasting zijn wijzigingen doorgevoerd die in lijn zijn met de OESO-regels. Zo is de definitie voor ‘kwalificerend belang’ aangepast, zodat investeerders gelijk worden behandeld, ongeacht de verslaggevingsstandaard. Daarnaast zijn de verlengde termijnen opgenomen voor aangifte, betaling en naheffing voor verslagjaren die eindigen vóór 31 maart 2025.

6 mei 2025
The body content of your post goes here. To edit this text, click on it and delete this default text and start typing your own or paste your own from a different source.
6 mei 2025
The body content of your post goes here. To edit this text, click on it and delete this default text and start typing your own or paste your own from a different source.
6 mei 2025
Als een bv gelden onderbrengt bij een dga onder voorbehoud van de economische eigendom, tellen deze gelden naar de mening van de Belastingdienst als schuld mee voor de Wet excessief lenen. Wet excessief lenen Sinds 2023 wordt fors lenen bij de eigen bv ontmoedigd door de Wet excessief lenen. Kort samengevat betekent dit dat dga’s die meer dan € 500.000 lenen bij hun eigen bv(’s), over het meerdere (dus boven de € 500.000) belasting moeten betalen. Let op! Lenen partners of bloed- en aanverwanten in de rechte lijn ook van de bv(’s) van de dga, dan tellen die leningen (deels) ook mee voor de grens van € 500.000. Stallen van gelden bij dga De Belastingdienst heeft een standpunt naar buiten gebracht over het stallen van gelden door een bv bij de dga. Dit gebeurt in de praktijk bijvoorbeeld als de dga een hogere rente ontvangt dan de bv, of als de bv optimaal gebruik wil maken van het depositogarantiestelsel. Door het stallen van gelden bij de dga worden de gelden over meerdere banken verdeeld. Op die manier kan meerdere keren geprofiteerd worden van het depositogarantiestelsel. Dit stelsel garandeert dat bij betalingsmoeilijkheden van een bank, per bank een bedrag van maximaal € 100.000 is gegarandeerd. Bij het stallen van gelden door een bv bij de dga blijft de bv over het algemeen economisch de eigenaar van de gelden. Alleen de juridische eigendom ligt bij de dga. Telt mee voor excessief lenen De Belastingdienst is van mening dat de gestalde gelden worden aangemerkt als leningen van de bv aan de dga die meetellen voor de Wet excessief lenen, omdat de gelden ook daadwerkelijk gestort zijn op de bankrekening(en) van de dga. Ook zonder economische eigendom Het maakt daarbij niet uit dat de dga niet de economische eigendom van de gelden heeft. Ook zonder die economische eigendom worden de gestalde gelden aangemerkt als leningen van de bv aan de dga die meetellen voor de grens van € 500.000 volgens de Belastingdienst. Wanneer door de gestalde gelden het totaal aan schulden van de dga aan de bv dus boven de € 500.000 uitkomt, moet de dga hierover belasting betalen.
Meer posts