1. Tarieven

27 november 2023

1. Tarieven

Nieuwe alinea

Nieuwe alinea

Nieuwe alinea


Hier volgen de gewijzigde tarieven uit het Belastingplan 2023. 1.1 Tarieven box 1 – Inkomen uit werk en woning Het tarief in de 1e schijf wordt iets verlaagd: van 37,07% (2022) naar 36,93% (2023). Ook wordt de eerste tariefschijf verlengd naar € 73.031 (€ 69.398 in 2022). Tarief inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2023 Belastbaar inkomen meer dan (€) maar niet meer dan (€) Tarief 2023 (%) 1e schijf - 73.031 36,93 2e schijf 73.031 49,5 1.1.1 Overzicht gewijzigde heffingskortingen Iedereen heeft recht op de algemene heffingskorting: een korting op de inkomstenbelasting. Deze korting is inkomensafhankelijk: hoe lager het inkomen, hoe hoger de korting. In 2023 wordt de algemene heffingskorting iets verhoogd. De afbouw van de algemene heffingskorting wordt vanaf 2025 afhankelijk van het verzamelinkomen. Dit betekent dat naast het inkomen in box 1 (huidige situatie), dan ook het inkomen in box 2 en box 3 gaat meetellen. Ook de arbeidskorting gaat per 1 januari 2023 omhoog in het kader van koopkrachtverbetering. Heffingskortingen 2022 (€) 2023 (€) Algemene heffingskorting maximaal (< AOW-leeftijd) 2.888 3.070 Arbeidskorting (maximaal) 4.260 5.052 Jonggehandicapten korting 771 820 Maximum inkomensafhankelijke combinatie korting 2.534 2.694 Ouderenkorting (maximaal) 1.726 1.835 Alleenstaandeouderenkorting 449 478 Afbouwpercentage van de arbeidskorting 5,86% 6,51% 3 SPECIAL MILJOENENNOTA 2023 1.1.2 Afschaffen inkomensafhankelijke combinatiekorting per 2025 De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting die wordt toegekend aan alleenstaande ouders of de minstverdienende partner die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineert. Per 1 januari 2025 wordt deze heffingskorting afgeschaft, behalve voor ouders met (één of meer) kinderen die voor 1 januari 2025 zijn geboren. Het vervallen van de IACK wordt gecompenseerd via de herziening van de kinderopvangtoeslag. 1.1.3 Snellere verlaging zelfstandigenaftrek De zelfstandigenaftrek is een bedrag dat ondernemers in de inkomstenbelasting mogen aftrekken van hun winst, mits ze 1.225 uur hebben gewerkt als ondernemer. Met de zelfstandigenaftrek verlaagt u het bedrag waarover u inkomstenbelasting bent verschuldigd. De zelfstandigenaftrek wordt opnieuw verder en sneller afgebouwd. Met de afbouw van de zelfstandigenaftrek wordt beoogd het verschil in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen. De maximale zelfstandigenaftrek bedraagt in 2023 € 5.030 (€ 6.310 in 2022). Voor 2024, 2025 en 2026 wordt de zelfstandigenaftrek respectievelijk € 3.750, € 2.470 en € 1.200. In 2027 zal de zelfstandigenaftrek uiteindelijk € 900 bedragen. 1.1.4 Afschaffen middelingsregeling In het kader van vereenvoudiging en hervorming van het belastingstelsel wordt per 1 januari 2023 de middelingsregeling afgeschaft. De middelingsregeling biedt een tegemoetkoming voor het progressienadeel dat kan ontstaan als u een sterk wisselend inkomen in box 1 heeft in aaneengesloten jaren. Bij toepassing van de middelingsregeling telt u het inkomen uit box 1 van drie aaneengesloten kalenderjaren bij elkaar op en deelt u dit door drie. Daarna berekent u hoeveel belasting u in elk jaar over dit berekende gemiddelde inkomen zou moeten betalen. U vergelijkt dit met de daadwerkelijk door u betaalde belasting over die drie jaren. Blijkt dat het verschil meer dan € 545 is? Dan kunt u belasting terugvragen. Er is overgangsrecht voor de jaren na 2022, mits het aangiftejaar 2022 in het middelingstijdvak wordt betrokken. De laatste tijdvakken waarover nog kan worden gemiddeld, zijn de aangiftejaren 2022, 2023 en 2024. Tip! Houd wel de termijn in de gaten. Een verzoek om middeling moet binnen 36 maanden nadat alle definitieve aanslagen van de kalenderjaren die u wilt middelen onherroepelijk vaststaan. 1.2 Tarieven Box 2 – Aanmerkelijk belang Het tarief in box 2 wordt per 1 januari 2024 verdeeld in twee schijven: 24,5% over de eerste € 67.000 en 31% over het bedrag daarboven. In 2023 blijft het tarief voor box 2 gelijk aan het tarief in 2022, namelijk 26,9%. Tarief aanmerkelijk in 2024   Aanmerkelijk belang meer dan (€) maar niet meer dan (€) Tarief 2024 (%) 1e schijf - 67.000 24,5% 2e schijf 67.000 31% Het tarief van box 2 geldt voor voordelen uit aanmerkelijk belang, zoals het uitkeren van dividend aan de aandeelhouder (dga) in privé. 4 SPECIAL MILJOENENNOTA 2023 Let op! Overweegt u om in 2022 nog een dividenduitkering te doen? Let dan wel goed op als u gebruik heeft gemaakt van steunmaatregelen in verband met corona. Bij bepaalde maatregelen mag u geen dividend uitkeren als u van de maatregel gebruikmaakt. Let op! Heeft u een lening bij uw bv voor consumptieve uitgaven of voor beleggingen van meer dan € 700.000? Dan moet u voor 31 december 2023 deze lening teruggebracht hebben tot € 700.000. Dit kan door middel van een dividenduitkering, die dan in 2022 of 2023 als box 2-inkomen in de heffing wordt betrokken (tarief 26,9%). 1.3 Tarieven Box 3 – Sparen en beleggen Als gevolg van het Kerstarrest van de Hoge Raad en het daardoor noodzakelijke rechtsherstel wordt de heffingsgrondslag in box 3 aangepast. Het tarief van box 3 wordt in 2023 verhoogd naar 32% (31% in 2022). Ook in 2024 en 2025 gaat het tarief van box 3 omhoog met 1%, naar respectievelijk 33% en 34%. Het heffingsvrije vermogen wordt in 2023 verhoogd naar € 57.000 (in 2022: € 50.650). De heffingsgrondslag van het vermogen van box 3 gaat uit van de werkelijke verdeling van uw vermogens over drie vermogensgroepen: ■ Banktegoeden ■ Overige bezittingen (onder meer beleggingen en onroerend goed) ■ Schulden Vervolgens wordt per vermogensgroep het forfaitaire rendement berekend: Banktegoeden (spaargeld) Overige bezittingen Schulden 2021 0,01% 5,69% 2,46% 2022 Nog niet vastgesteld 5,53% Nog niet vastgesteld 2023 Nog niet vastgesteld Nog niet vastgesteld Nog niet vastgesteld Let op! Het heffingsvrije vermogen van box 3 is niet van invloed op het wel of niet krijgen van toeslagen, zoals zorgtoeslag, huurtoeslag of het kindgebonden budget. Daar gelden lagere vermogensgrenzen voor. Tip! Bent u het niet eens met het geboden rechtsherstel voor de jaren 2017 tot en met 2022 omdat uw daadwerkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement? Overleg dan met uw adviseur over de mogelijkheden om bezwaar te maken. 5 SPECIAL MILJOENENNOTA 2023 1.4 Aanpassing tarieven vennootschapsbelasting De tarieven in de vennootschapsbelasting gaan omhoog en de schijflengtes omlaag. Vanaf 1 januari 2023 bedraagt het tarief tot een belastbare winst van € 200.000 19% en daarboven 25,8%. Vennootschapsbelasting 2022 2023 Winst tot € 395.000 in 2022 / € 200.000 in 2023 15,0% 19,0% Winst boven € 395.000 in 2022 / € 200.000 in 2023 25,8% 25,8% Tip! Is de verwachte winst van een fiscale eenheid voor 2023 hoger dan € 200.000? Dan kunt u met het verbreken van de fiscale eenheid een tariefvoordeel behalen. Dit komt doordat u dan meerdere keren gebruik kunt maken van het opstaptarief. Hoewel het tariefvoordeel eenvoudig te berekenen lijkt, kan het verbreken van de fiscale eenheid voor u mogelijk onvoorziene nadelen met zich meebrengen die niet tegen het tariefvoordeel opwegen. Bekijk dus tijdig of dit voor u aantrekkelijk is. Tip! Valt u met uw belastbaar resultaat in de 1e schijf van de vennootschapsbelasting en kunt u het maken van kosten uitstellen tot 2023? Dan kunt u deze kosten aftrekken tegen 19%. Omzet kunt u het beste realiseren in 2022, aangezien deze omzet tegen 15% wordt belast. Het gecombineerde tarief vennootschapsbelasting-inkomstenbelasting is als volgt: Gecombineerd tarief VPB/IB 2022 2023 Winst tot € 395.000 / € 200.000 37,87% 40,79% Winst boven € 395.000 / € 200.000 45,76% 45,76% 1.5 Verhoging algemene tarief overdrachtsbelasting Het algemene tarief voor de overdrachtsbelasting van niet-woningen wordt met ingang van 1 januari 2023 verhoogd naar 10,4% (8% in 2022). (Zie ook paragraaf 5.3) Het tarief voor woningen in eigen gebruik blijft 2%, evenals de drempelvrijstelling overdrachtsbelasting tot € 440.000 (vrijstelling 2023) voor kopers met een leeftijd tot 35 jaar. Let op! Voor de startersvrijstelling gelden specifieke voorwaarden

 

 



3 juni 2025
Een kantoor dat werkt: hoe MatchBouw het pand van WEA Naaldwijk transformeerde
16 mei 2025
1. Toelatingsstelsel uitzendbureaus per 1 januari 2027 De Tweede Kamer heeft ingestemd met een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus vanaf (beoogd) 2027. Het voorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Een Toelatende Instantie (TI) van het Ministerie van SZW bepaalt straks wie toegelaten wordt. Voor toelating is nodig: een VOG, een waarborgsom van € 100.000 (€ 50.000 voor starters) en aantoonbaar voldoen aan relevante wetgeving. Bedrijven die vanaf 1 januari 2027 onder het overgangsrecht vallen, mogen personeel blijven uitlenen zolang de TI de aanvraag voor een vergunning nog niet heeft beoordeeld. Voor toepassing van het overgangsrecht moeten zij zich tussen 1 november 2026 en 1 januari 2027 melden bij de TI en daarna vóór 1 juli 2027 een toelatingsaanvraag doen. Vanaf 2028 beboet de Arbeidsinspectie uitleners én inleners die zich niet aan het nieuwe toelatingsstelsel houden. 2. Fiscale regeling aandelenopties bij start-ups en scale-ups Het kabinet is van plan om met ingang van 2027 een belastingkorting in de loonbelasting te introduceren voor voordelen uit aandelenopties voor werknemers van start-ups en scale-ups. De belastingkorting wordt vormgegeven door de grondslag van de voordelen uit aandelenopties te beperken tot 65%, zodat over een lager voordeel belasting wordt geheven. Het voorstel is om ook het moment van belastingheffing uit te stellen naar uiterlijk het moment waarop de aandelen – die verkregen zijn na uitoefening van de aandelenopties – worden verkocht. Op die manier hoeft er nog geen belasting betaald te worden als er nog geen geld beschikbaar is. Doel van de fiscale regeling is om de toegang tot talentvolle werknemers voor start-ups en scale-ups te verbeteren. De regeling wordt op dit moment nog uitgewerkt en is dus nog niet definitief. 3. Samenwerkingsverband dga met eigen bv fiscaal aangepakt Een dga kan als IB-ondernemer een samenwerkingsverband aangaan met de eigen bv, bijvoorbeeld in de vorm van een vof, cv of maatschap tussen de dga en de bv. De bv brengt in het samenwerkingsverband dan de onderneming in en/of het gebruik/genot van bepaalde activa. De dga brengt zijn arbeid in. Het kabinet bekijkt momenteel hoe ze deze in hun ogen ongewenste belastingconstructie kunnen aanpakken. Daarbij wordt gedacht aan het niet kunnen toepassen van de fiscale ondernemersfaciliteiten in de IB in dit soort situaties. 4. Hogere korting mrb emissievrije auto’s Eigenaren van elektrische auto’s en andere auto’s zonder CO 2 -uitstoot krijgen in 2025 een tariefskorting van 75% op de mrb. In plaats van 100% betalen zij dus 25%. Voor de jaren 2026 tot en met 2028 was een tariefskorting afgesproken van 25%. In de Voorjaarsnota 2025 is deze tariefskorting verhoogd naar 30%. In plaats van 100% wordt dan dus niet 75% maar 70% verschuldigd. Voor het jaar 2029 blijft de tariefskorting wel gehandhaafd op 25%. Vanaf het jaar 2030 geldt geen tariefskorting meer. De verhoging van de tariefskorting wordt opgenomen in het op Prinsjesdag 2025 aangeboden Belastingplanpakket 2026 en is dus nog niet definitief. 5. Introductie vereenvoudigde inlenersaansprakelijkstelling Het kabinet wil dat de Belastingdienst eenvoudiger een inlener en doorlener aansprakelijk kan stellen door de introductie van twee bewijsvermoedens. Zo wil het kabinet het mogelijk maken dat de Belastingdienst de inlener en doorlener aansprakelijk kan stellen voor maximaal 35% van de factuursom, zonder verder onderzoek te doen naar de daadwerkelijke omvang van de aansprakelijkheidsschuld. Het tweede bewijsvermoeden dat geïntroduceerd wordt, is dat een onderneming die ingeschreven is in het openbaar register als toegelaten uitzendonderneming, een uitlener is. Voor beide bewijsvermoedens komt voor de inlener en doorlener wel een tegenbewijsmogelijkheid. Het voorstel voor de bewijsvermoedens moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen. Inwerkingtreding vindt plaats gelijktijdig met het toelatingsstelsel voor uitzendbureaus (beoogd 2027). 6. Versoepeling pseudo-eindheffing RVU verlengd tot en met 2028 Als een werkgever een uitkering doet, zodat een oudere werknemer eerder kan stoppen met werken, kan de werkgever hierover een pseudo-eindheffing verschuldigd zijn van 52%. Vanaf 2021 is deze pseudo-eindheffing niet verschuldigd als een werknemer maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd een bedrag krijgt dat niet hoger is dan de drempelvrijstelling (bedrag in 2025 € 2.273 bruto per maand). Deze versoepeling zou eind 2025 stoppen, maar wordt verlengd tot en met 2028. Daarnaast wordt de drempelvrijstelling verhoogd. Er is ook budget gereserveerd voor een mogelijke verlenging van de regeling vanaf 2029. Om dit allemaal te dekken, wordt de pseudo-eindheffing vanaf 2026 in stappen verhoogd, tot deze in 2028 65% bedraagt. De verlenging en verhogingen worden opgenomen in het Belastingplanpakket 2026 dat op Prinsjesdag 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. De precieze details worden dan ook bekend.
16 mei 2025
De Hoge Raad heeft bepaald dat schoonmakers die via het inmiddels failliete onlineplatform Helpling hun diensten aanboden, kwalificeerden als uitzendkracht. Er was geen sprake van een reguliere arbeidsovereenkomst met Helpling of de particuliere huishoudens. Feiten Helpling was een onlineplatform voor schoonmaakwerkzaamheden. De FNV had samen met een schoonmaker die via Helpling diensten aanbood, een procedure aangespannen tegen Helpling. In deze procedure werd de rechter verzocht te bepalen dat sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Mocht de rechter daar niet in meegaan, dan werd verzocht te bepalen dat sprake was van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Helpling daarentegen was van mening dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de huishoudens en de schoonmakers. Hoe werkte het platform? Een schoonmaker kon zich via de website van Helpling aanmelden voor schoonmaakwerkzaamheden. De schoonmaker kon daarbij zelf aangeven tegen welk uurtarief hij wilde werken. Helpling liet vervolgens aan huishoudens die op zoek waren naar een schoonmaker via het platform zien welke schoonmakers beschikbaar waren. Het huishouden deed vervolgens een boekingsverzoek, waarna bij acceptatie hiervan door de schoonmaker de boeking feitelijk tot stand kwam. Helpling verzorgde via een speciale betaaldienst de betalingen aan de schoonmakers en rekende een provisie van minimaal 23% en maximaal 32%. Er golden voor de huishoudens en voor de schoonmakers verschillende door Helpling opgestelde algemene voorwaarden, waarmee ze akkoord moesten gaan. Oordeel gerechtshof Eerder oordeelde het gerechtshof al dat er tussen Helpling en de schoonmakers een uitzendovereenkomst bestond, en er geen sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst. De huishoudens waren daarbij de inleners. Tegen deze uitspraak stelden zowel Helpling als de FNV beroep in cassatie in bij de Hoge Raad, omdat ze het niet eens waren met de kwalificatie uitzendovereenkomst. Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad heeft – in afwijking van het advies van de advocaat-generaal – geoordeeld dat er inderdaad sprake was van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. De advocaat-generaal oordeelde nog dat tussen Helpling en de schoonmakers een reguliere arbeidsovereenkomst bestond, omdat particuliere huishoudens niet zouden kunnen optreden als inlener. De Hoge Raad is het daar niet mee eens. Noch uit de wetsgeschiedenis, noch uit het stelsel van de wet volgt dat de terbeschikkingstelling van een uitzendkracht uitsluitend kan plaatsvinden in het kader van het beroep of bedrijf van de inlener. Er is verder voldaan aan de criteria van een uitzendovereenkomst, namelijk dat de huishoudens als inlenende partij het toezicht en de leiding uitoefenden en dat Helpling de formele gezagsrelatie had en de betalingen beheerde. Dit laatste maakt dat er ook geen sprake was van een reguliere arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en de huishoudens.
Meer posts